SEMARANG-SALITAGA v.v. Omstreeks 1920 openden liefst 2 busonderne mingen de dienst Semarang-Salitaga vv. Het waren de T.O.M. (Transport Onderneming Midden-Java) en de T.O.S. (Transport Onder neming Semarang). Als jongen van zes jaar was ik in de wolken, toen mijn oom op het idee kwam me mee te nemen naar Oengaran, om het graf van zijn zuster te bezoeken. We zouden met de bus gaanIn die tijd een evenement, dat ik me natuurlijk niet liet ontgaan. Wat kon ik over deze bustocht opscheppen bij mijn vriendjes. Met toestemming heb ik die dag gebolost van school (er bestond in Indië toch geen leer plicht). Trots stapte ik naast oom voort. Op de brug van Djomblang hielden we de bus aan. Het was er een van de T.O.S. Ik had graag met de T.O.M. willen gaan, het was per slot van rekening mijn voornaam. Maar het wach ten op de T.O.M.-bus zou een half uur duren. Elke onderneming had n.l. een uur-dienst inge steld. We reden eerste klas, dat was vóórin, vlak achter de chauffeur en ik meen, dat het toen een gulden per persoon kostte. De „bus" was een omgebouwde vrachtwagen, zo een met een recht stuur en massieve banden. De Tanah-Poetih helling (12%) werd met een slakkengangetje gehaald. De motor hoorde en voelde je zwoegen: het denderde in je oren en je lichaam trilde, of je wou of niet. Het was eigenlijk een voortdurend getril en gedreun. De Gombel (14%) bezorgde ons een angstig moment. Op de laatste steile klim deed de motor het plotseling niet meer. „Gandjel, gandjelschreeuwde de chauffeur. De ,,ker- net" sprong van de bus af, met een groot stuk hout in zijn handen en plaatste dat tegen een achterwiel. Daarna nog een blok tegen het andere wiel. We voelden ons daardoor heel wat veiliger. „Aer masak" riep de chauffeur weer. Haastig liep de karnet met zijn kaleng water naar de voorzijde van de bus. Wolken stoom ontsnap ten, toen de radiator geopend werd. Ik vond het een machtig gezicht, de hele voorruit was beslagen Toen de motor afgekoeld was gingen we ver der. Ter hoogte van Poedak-Pajong begon het te regenen. „Hoedjan-hoedjan" werd er geroepen. Chauf feur, conducteur en kernet trokken en rukten aan de raampjes: linnen in een houten raam werk, met een haast ondoorzichtig stuk mica in het midden. Het werd nogal duister in de bus. Omdat wij achter de chauffeur zaten, konden we door de voorruit nog iets van de omgeving zien. De passagiers achter ons, en kele Javanen en Chinezen konden niet naar buiten kijken en begonnen toen maar een gesprek met elkaar. Plotseling schoot mijn raampje omlaag. Een zee van licht schoot naar binnen, maar tevens een puts water, boven op de Chinees achter me. „Toetoep njo toetoep, talik, talik" krijste hij achter mij. Het leek wel of het met opzet was gebeurd. Ik deed verwoede pogingen het raam omhoog te krij gen. Iedereen hielp mee; oom, de conducteur, de Chinees; iedereen was plotseling actief, be halve het raam, dat niet wilde blijven zitten. „Wah, soedah letjek" zei de Chinees. Ik be sloot het raam dan maar zo lang vast te houden. Het was echter geen pretje om zo met je ene arm steeds omhoog te zitten; ik was per slot van rekening pas zes/jaar. Zo af en toe zakte mijn arm wel eens, wat weer een „Toetoep, toetoep njo" achter me tot gevolg had. Ik meen me niet te herinneren, dat er bij mij op zet in het spel was. Wel weet ik, dat ik blij was, toen het vlak voor Oengaran ophield met regenen. Op het kerkhof voelde ik nog het trillen van de bus terwijl het me toescheen, dat oom's stem van heel ver klonk. Zo verstond ik hem ternauwernood, toen hij mij voorstelde door te rijden naar Salatiga. Daar was ik nooit geweest, dat was dus nog een buitenkansje We gingen met een andere bus dan we gekomen waren. Het was echter ook een T.O.S. De rit naar Salatiga was niet zo spectaculair als die naar Oengaran. We kwamen vrij laat in Semarang terug, doof en moe. T. W. De sfeer van een koempoelan rond de bittertafel in de Sociëteit van Blora in 1895. Naar alle waarschijnlijkheid houtvesters, planters en B.B.- ambtenaren. Men lette op de Engelse helmhoed, de schommelstoelen en vooral op de foto's aan de wand van de Koningin-Regentes en het nog hele jonge Willemijntje. En dan vooral niet te vergeten de petroleumlampen! Ach, dat oude Indië, van Tempo doeloe, dat grijpt je nog altijd aan wanneer je daarmede geconfronteerd wordt in goed gepreserveerde fotos. Men hoeft slechts de uitroepen op de redactie te horen, om te weten hoe dergelijke fotos zullen inslaan bij onze lezers. Wij ontvingen er een zevental, van iemand die onbekend wenst te blijven. Dit is dan de eerste. Misschien herkennen onze lezers er nog enkelen! In ieder geval, hartelijk dank voor de zeer welkome attentie.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 6