Opa's Kerstmis Nee, die drie jaren en zes maanden in krijgsgevangenschap doorgebracht, zijn echt niet „de beste jaren van mijn leven" geweest. En toch viel er veel in te leren over de mens en van zijn dwaalwegen naar een uiteindelijk heilMaar die tijd leverde zo akelig weinig humor op. Ach ja, je had wel eens innig plezier, wanneer b.v. de Japanse generaal, die ons kamp kwam inspecteren, statig in de kamp-auto binnenreed gezeten boven een stapel in de achterbank binnengesmokkelde brieven, waarvoor, naar wij wisten, weer gezorgd zou zijn door één der onzen die, als chauffeur van de kampcommandant schijnbaar met de vijand collaborerend, zich geregeld met allerlei smokkel-activiteiten verdienstelijk maakte. Of je lachte eens lekker in je vuistje, als een ploeg buiten het kamp te werk gestelde cor- veeërs, bij binnenkomst grondig gefouilleerd, nochtans met fantastische toepassing van een doorgeef-systeem) kans had gezien om zóveel suiker en hele flessen met essences bin nen „de kawat" te brengen, dat de volgende dag (tot onmachtige verbazing van de Jap-zelf) borstplaat in vier smaken rondgevent kon wordenMaar, al misten wij dan wel wat hu mor en zelfs de zin ervoor, wij hebben in Tjilatjap in het kust-kamp naast Noesa-Kcm- bangan toch een korte periode gekend van een verrassende verademing en opvrolijking en wel toen de maanzieke sergeant Sonei, onze kamp commandant, meer tekenend „Alva" genoemd, vervangen werd door... een heuse groot-majoor; wiens naam wij allen wel vergeten zullen zijn, omdat hij al binnen een paar dagen gezellig „Opa" heette. In 't begin bepaald verdacht- welwillend, bleek Opa weldra waarachtig een geschikte vent; een toffe ouwe. Hij meende het écht goed met ons! Allerhande vrijheden stond hij toe, verleende gunsten, schafte zelfs het vlotte Japse klappen afEen dergelijke humaniteit hadden wij eerst wel móéten wan trouwen. Daar zat wat „achter", dachten we; op z'n best misschien dit; dat na het leed van 8 maanden voor ons de overwinning en de vrede al in 't zicht waren. Maar nee, dat vond geen bevestiging. Later is uit geruchten geble ken, dat er niets anders „achter" zat, d.w.z. „achterna" voor Opa-zelf, dan dat hij om zijn menselijkheid van Japanse zijde een fors „kat je" kreeg en, uit ons kamp weggehaald, aange steld werd tot baas van een vrouwen-kamp; waar hij toen (denkelijk plichtmatig)... zó de beest heeft uitgehangen, dat hij na de Japanse capitulatie, door de overwinnaars ter dood gebracht heet te zijn! Arme Opa... Ja, dit over hem gevelde vonnis vind ik, naar ónze ervaringen met hem, ongezien de motieven, gewoon on-recht-vaardig gewezen. Zelfs als machthebber in oorlogstijd had Opa zich bij ons een „goed mens" betoond. Zonder over macht kon hij toch niet zó veranderd zijn. Hij was in Tjilatjap een heel redelijk-streng com mandant zonder sadistisch gedonder of erger niswekkende voorschriften en verboden; een kampkoning, die juist door zijn beschaving de zaak van zijn land niet béter had kunnen dienen. Eén van de dingen, waarmee hij in het bijzonder ons hart veroverde, was de bekend making, dat hij ons toestond ...Kerstmis te vieren! Dat was wat! De komende Kerstdagen hadden ons al zo speciaal de hele rotzooi van oorlog en gevangenschap doen beseffen; en nu werd niet alleen een Kerst-viering toegestaan, maar Opa zegde ons zelf de middelen daarvoor toe! Vooreerst (dat was toen natuurlijk het belangrijkst) zouden wij extra-voeding en ook versnaperingen krijgen! Maar al direct een hoogst welkome verrassing. De hele, lommer rijke kuststrook, een verwaarloosde klapper tuin, die ons kale kamp nog scheidde van de Kinderzee, waarnaar wij, (als Odysseus in gevangenschap bij Kalypso) dagelijks met ver langen hadden staan kijken... die heerlijke, groene strandtuin (door Sonei, alias „Alva", aan onze hunkering onthouden), liet Opa bij het kamp trekkenEn daar moesten we dan maar Kerstmis vieren, zei hij. „Ajo, waarde krijgsgevangenen .vertellen jullie nu zelf maar aan Opa, wat je voor je Kerstmis nog méér nodig meent te hebben. V.z.v. de omstandig heden het toelaten, zal aan jullie wensen worden voldaanSakkerloot, lui, lust je nog peultjes, dachten we. Maar het was nog niet zo eenvoudig om direct te bedenken, wat je als stakkers achter prikkeldraad voor een open lucht-kerstfeest in de tropen nodig hebt. Opa zou ons toch wel niet dennebomen met schitter- ballen, engelenhaar en sneeuw-belazer willen bezorgen; noch gevulde kalkoen met een smeuïg wijntje er bij, een brandende rum- plum-pudding, okkernoten, bonbons, pistaches, of wat gewoonlijk onmisbaar is voor het tra ditionele feest. Wat bedóélde Opa eigenlijk met dat „vieren" van Kerstmis in de klapper kebon? Toen onze wensen zeer bescheiden bleven bij het verzoek, of wij van klappermelk en klapperolie, als wij van Opa dan meel en suiker mochten krijgen, oliebollen mochten bakken, keurde Opa dit dadelijk goed met een royaal en waarderend gebaar van: „Nou ja, dat mag natuurlijk!" En verder kwam hij ons dan maar zelf te hulp met suggesties: „Jullie moeten een grote keet bouwen de bamboe krijg je er voor waarin je bij een muziekje een mok bier kunt genieten; ja! ik zorg voor bier! En dan maak je b.v. een ballenwerp-tent, met koek-prijzen en een kraampje voor lekker nijen. Houd worstelwedstrijden. Enfin, er moet flink pret gemaakt worden! En jullie moeten voordrachten, muziek, liedjes en grappen be denken, mannen Vooruit! Timmer daarbuiten maar een mooie komedie; een toneel met banken er vóór! Bamboe is er genoeg; anders vraag je maar méér. Het zal een Kerstmis worden als in Holland!" Aldus Opa gulhartig, blijkgevend voldoende kosmopolitisch ontwikkeld te zijn, om wel eens gehoord of gelezen te hebben, hoe Nederlanders Kerstmis... eh, nee „kermis" vieren. Och, what is in a word, niet? Kermis, kerkmis, kerstmis; nee, zóveel Hollands kende Opa niet. Dus wij aan de slag voor Opa's ker(st!)mis. We hebben een lól gehad! Vrede was er toch niet op aarde; wat kan je dan beter doen, dan je een-beetje-rottig maar vermaken! Denk eens: we kregen voor 't éérst weer dragelijk te eten. En bier er bijSterke drank voor de krijgs gevangenen! Soedah, 't was (op een bon) éné beker bier de man, maar je proefde tenminste weer eens wat van de cultuur! O zo! En het cabaret? Ja, dat liep ook best! Hier en daar een tikkie schunnig; maar dames waren er toch niet bij. Het stopte (gelukkig al voorbij de pauze) wel erg abrupt in een patent-ge slaagde vluchtpaniek Een prachtpaniek als slot, inclusief één vent met een gebroken achterpoot en een stuk of tien met louter lichte verwondingen; plus een stelletje banken aan diggelen. En dat alles doordat opeens ergens op de linkervleugel van het publiek luid-waarschuwend „iets" geroepen werd; nie mand wist aanvankelijk wat; maar na afloop van het massale sauve-qui-peut bleek de kreet attentie gevraagd te hebben voor een... slang, die zich letterlijk „onder' de toeschouwers begeven had; weliswaar een ongevaarlijke, maar zo'n lange, dikke slang, weet je. Het serpent was denkelijk eens komen kijken, omdat het daar stellig óók nog nooit zó'n Kerstmis had meegemaakt. Of was het op een kippe- boutje afgekomen? Want ik meen waarachtig, lezer, dat Opa ons toen ook op kip getrak teerd heeft! Deze „kippige" herinnering van mij kan wel een atavistische nawerking zijn van een toen malige wensdroom... Hoe dan ook, het passend panisch slot van het Kerstfeest, was onder tal van andere verrassingen heus het enige, dat wij niet aan Opa te danken hebben gehad. MR. Af. A. OOSTWOUD WIJDENES Westdeutsche Rundfunk Door de Westdeutsche Rundfunk werden voor een programma in een reeks van documentaires over emigrerende volken, die weer naar het stamland terugkeerden, ook hier in Nederland, opnamen gemaakt over het leven van ons gerepatriëerden. Voor de activiteiten die in tegenstelling tot de staatsbemoeienis van de groep zelf uitgaan, wendde men zich tot Tong-Tong. Wij konden toen in grote haast een program- ma'tje in elkaar zetten waarvan opnamen ge maakt werden. Onze lezers die in het Oosten van het land wonen en de West Duitse televisie kunnen opvangen, kunnen op 11 januari te 20.20 uur in het 2e programma deze documentaire zien. Wie brengt ons daarvan verslag uit? 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 8