Goena-goena in de liefde 8 8 Piekerans deel 1 8 uitverkocht! Saucisse de Boulogne oooooooooooooooooooooooooooo O Het eerste deel van de „Piekerans O O van een Straatslijper" door Tjalie 0 Robinson, is geheel uitverkocht. 3 O Gek, dat je feitelijk kunt volstaan 0 O met te zeggen: „Piekerans I" en O O dan weet iedereen wat je bedoelt. O 0 Het beste bewijs hoe populair het 0 boekje is. Iedereen geniet nog 0 O steeds van de Betawie'se jeugd- 0 O herinneringen van Tjalie. Koste- O O lijke verhalen, met vaart en hu- o 0 mor geschreven, getuigend van 0 een scherp oog voor het anecdo- 0 O tische detail. O 0 En nu is de voorraad öp. Habis 0 perkara. Schluss. Vindt U niet 0 O dat het boekje nu opeens voor U 0 O nog waardevoller is geworden O 0 Wees er zuinig op! RED. 0 8 Doerian eten een nieuwe sensatie Neef Ed was de Don Juan van de familie. Hij kwam dagelijks met ellenlange verhalen over zijn nieuwste veroveringen. Op een dag vertrouwde hij mij in het diepste geheim toe, dat hij een „bewerkt" lefzakdoekje bezat en dat hij aan dit stuk textiel zijn „suc cessen" te danken had. Immers, de drager van deze „g.g."-zakdoek was voor het vrouwelijke geslacht onweerstaanbaar Ik was enkele jaren jonger dan hij en liep liever met een katapult, dan met een meisje. Vermoedelijk uit medelijden, omdat hij het zich niet kon indenken, dat ik nog geen meisje had, bood hij me in een opwelling van edel moedigheid aan op de eerstvolgende fuif het zakdoekje te lenen. Hij was ervan overtuigd, dat succes niet zou uitblijven. En op een avond was het zo ver. Er werd een fuif gegeven in de Stadstuin. Veel zin om te gaan had ik niet, maar Ed wist me over te halen. „De kans van je leven, joh", zei hij. Ik was er zelf nieuwsgierig naar. Ik had veel over goena- goena en „di-bikin" horen spreken, maar me er nooit in verdiept. Aldus in mijn beste jas en broek gestoken, met das, begaf ik me naar Ed. Die was ook al klaar, kompleet met parfum en minjak babi om de stijve haren plat op het hoofd te krijgen. Ook ik kreeg een scheut parfum over mijn revers, omdat hij vond, dat ik nog niet accep tabel genoeg rook. Hij scheen de zakdoek ver geten te zijn en hem er aan herinneren wilde ik niet, ik schaamde me er wel een beetje voor. Toen we reeds in de taxi zaten en de chauffeur al aanstalten maakte te vertrekken, zei hij op eens: „Je hebt die zakdoek nog niet. Haal 'm maar even zelf, hij ligt in mijn kast, achter die blauwe doos". Ik was toch wel blij, dat hij het zich nog herinnerde, al was het op het laatste moment. Ik vlug de taxi uit, zijn kamer in en de zak doek gehaald. Onder het weer naar de taxi lopen stopte ik hem in mijn borstzak, slechts een klein tipje stak er uit. „Tanggoeng kenak. De eerste de beste, die je ten dans vraagt is niet van je af te slaan", zei Ed triomfantelijk, overtuigd van de „kracht" van zijn zakdoek. Ik was in de dans kunst toen nog helemaal niet bedreven en dacht meer aan het dansen op zich, dan met wie dat dansen volbracht moest worden. Eerlijk gezegd zat ik 'm een beetje te rijen. Het was per slot van rekening mijn eerste bal. Gelukkig voor mij waren er twee bands :een echte jazz band binnen en de militaire kapel buiten. Tot mijn grote opluchting gingen we buiten zitten. Het dansen op de muziek van de militaire icapel was veel eenvoudiger: de maat werd er gewoon ingedreund. We zaten in een vrij grote bring, allemaal kennissen van Ed. Ik kende er niemand van. Wel zag ik, dat er precies even veel jongens als meisjes waien, als ware het uitgekiend De muziek begon te spelen, gelukkig geen wals of tango. Ik bleef zitten, totdat ze allen dansten, op één meisje na. Toen moest ik wel Het volgende toneeltje speelde zich af in ons goede, oude Betawi. Een jonge baboe kwam heupwiegend naar de toonbank van een delicatessen-toko. Op de vraag van de winkelbediende „wat ze gehad zou willen hebben", antwoordde ze: „Njonja- saja soeroeh belih setenga pon sosis jang ada boeloe-nja". De bediende keek eerst stomverbaasd en pijnig de zijn hersens. Weldra trok echter een brede grijns over zijn gezicht. Hij liep naar achter in de winkel en kwam met een dikke rook worst terug. A. f. C. H. opstaan en haar ten dans vragen. Het was voor mij een hele geruststelling, toen ze me toe fluisterde, dat ze het niet zo goed kon. Toch ging het heel aardig. Telkens wanneer we Ed passeerden, knipoogde hij naar me en zijn hoofd maakte een beweging alsof hij zeggen wilde: „Alloh vooruit". Ik heb de hele avond met dit ene meisje ge danst. De andere meisjes durfde ik niet te vragen, omdat ze zo goed dansten. Ed legde het echter verkeerd uit. Vele malen fluisterde hij me toe: „Zie je wel, heb ik gelijk of niet?" of niet?" „Och", dacht ik, „Kan het arme wicht anders. We zijn steeds de enige die overblijven. Zij is wel op mij aangewezen". Laat in de avond, of vroeg in de morgen, zoals het met de fuifjes in Indië was, gingen we naar huis. Ik zou Ed later op de dag de zakdoek terugbrengen. Hij was echter eerder bij mij, dan ik bij hem. Hij vloog mijn kamer binnen. „Zeg, je hebt een verkeerde zakdoek beetge pakt. Deze moest je hebben" en hij toonde me een heel andere zakdoek dan ik nog in mijn bezit had. Ik zag aan zijn gezicht, dat hij het niet zo leuk vond. Wankelde zijn vertrouwen in de „gg-kunst", of was het de spijt over het geld, dat hij voor de „bewerking" betaald had? Kwaad griste hij me zijn zakdoek uit de hand en liep de deur uit, toen ik zei: „En toch kenak". T. W O O O O O O DOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO Veel, heel veel, is er over de doerian" gezegd, maar hieronder geven wij eerst wat Prof. Haberlandt er over te zeggen heeft. Wanneer men de reuk van een geit mengt met die van ranzige boter en van verrotte uien, kan men enigszins de indruk benaderen welke een doerian op ons reuk-orgaan uitoefent" Nemen wij nu Wallace, dan luidt zijn oordeel anders. „Een kostelijke boterachtige vla, met een sterk aroma van amandelen geeft de beste beschrijving, maar daarmede verwoven komt een geur welke ons doet denken aan room-kaas, uien-sauce, bruine sherry en andere tegenstrijdige geuren. Het vruchtvlees is een kostelijke, kleverige massa, dat geen enkel andere vrucht bezit, maar de delicate smaak verhoogt. Het is noch zuur, noch zoet ,noch sappig, maar men voelt niet het ont breken van deze kwaliteiten, want zoals het is is het perfekt. Men wordt er niet misselijk van, noch heeft het andere slechte invloeden en te meer men er van eet, te moeilijker men er mede kan ophouden. Doerian eten is in feite een nieuwe sensatie, waard om er een reis naar Oost-lndi'ê voor te maken" Hier heeft men dus een vrucht, waarvoor het onmogelijk is om over de smaak te argumenteren. C. H. 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 15