De stilte van het niets Mooie bijdrage voor NASSI Vervolg van pag. 6) TWEEDE HOUDING As men deze woorden zegt, dan toont men dit ook door de houding die men aanneemt. Men staat stil, handen boven elkaar tegen de borst, en is afgesneden van de wereld. De biddende kan geroepen worden, maar hij geeft geen antwoord, omdat hij nu voor de hoogste auto riteit staat en wat buiten Hem is, kan zijn aandacht niet trekken. Deze houding heet Qiaam. Men zegt nu de volgende woorden in alle ootmoed: 1. Sobhanakallahomma wabihamdika wa- tabarakasmoka wa ta ,ala djaddoka wa la ilaha gbairoka, Aoezo, billahi minasj- sjaitanirradjiem „Glorie zij U o Heer, U is de lof gezegend is Uw naam en hoog ver heven is U-w Majesteit; er is geen God buiten U; daarom zoek ik mijn toe vlucht bij U voor de vervloekte Satan" 2. Bismillahir-Rahmanir-Rahim. In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadige. Alhamdo lillahi rabbilalamien. Lof zij Allah de Schepper en Onder houder der Werelden. A r-Rahmanir-Rahim De Barmhartige, de Genadige. Maliki Jaumiddin Meester van de dag des Oordeels Ijjaka nabodo wa U alléén aanbidden wij en ijjaka nastaien. U alléén smeken wij om hulp. lhdinassiratal-mostaquiem Leid ons op het rechte pad, siratallazien anamta alaihim. het pad van hen op wie gunsten zijn nedergedaald. Ghairil magdhoebi alaihim wa ladhdhaallien. Niet van hen die Uw toorn hebben opgewekt, noch op dat der dwalenden. 3. Bismillahir-Rahmanir-Rahim Zeg Allah is één; In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadige. Qol howallaho Ahad Allabossamad Allah is de steun van alles, Lam jalid wa lam joelad Hij is Vader noch Zoon. wa lamja konlahoe kojwan ahad. Er is niemand Hem in enig opzicht gelijk. Het was ijzig koud en het stormde en erg aanlokkelijk was het niet, maar wie kan nu rustig bij de kachel blijven zitten met het idee, dat er een doos vol voedsel, voor hongerige dieren, ongebruikt in de keuken blijft staan? We keken kritisch naar de stuifsneeuw, de hevige windvlagen die de vogels bij het voer- plaatsje opwarrelden of zij dorre bladeren waren, dan weer naar de doos. Niemand van de kinderen dacht er over mee te gaan. We kleedden ons alsof we naar de Noord Pool vertrokken en gingen dus alleen. De auto slipte over niet geruimde wegen, nu en dan stoppend voor een argeloze voetganger met lege oliekan, die het zo druk had met lopen dat hij niet uitkeek. Een laatste sneeuw- wal glijdend doorkruisend ging de tocht vrij gemakkelijk verder over geruimde bospaden. Voor wie het hier zo keurig geveegd is werd ons niet duidelijk. Wel vielen voetsporen op die kris kras door de diepe sneeuw liepen. Vreemd, wie loopt er met dit weer dwars door dichte bossen en struiken? We wandelden door absoluut verlaten lanen; langs paadjes tussen dik besneeuwde bomen en struiken; lachten om kleine dennen, met op iedere opwaartsgerichte tak een dot sneeuw. Wanneer wij weg waren zouden zij misschien sneeuwballen gaan gooien. Nu en dan wakkerde de wind aan en wolken glinsterende stuifsneeuw warrelden tussen bo men door of langs donkere bosranden op een afstand. De buitenste takken, met zware toeven rulle sneeuw bedekt, vormden een rithmisch patroon dat deed denken aan rijen drievinge- rige handen die onverbiddelijk naar de be sneeuwde aarde wezen. Achter die handen duisternis, achter de boomsilhouetten pastel- kleurige wolken en een glimp laat zonlicht. Plotseling vielen enkele witte handen af, tak ken bogen uiteen en een sjofel geklede jongen stapte naar buiten, stond in de besneeuwde weide. Even bleef hij staan, stopte een slap konijnelichaam in een tas. Het hoofd heffend keek hij spiedend rond. Een eind verder ver dween hij weer in het struikgewas. Zwijgend en luisterend stonden we te kijken naar een besneeuwd hek, een paaltje onder een sneeuwhoedje ,een spoor in de sneeuw. Nu was er geen mens meer te zien, geen geluid te horen. Alleen het geruis van de wind, het kraken van takken, vallende sneeuwbrokken. Stilte. Oergeluiden. Het riep een lang gemist gevoel wakker. Eindelijk een soort contact met de natuur gevoeld te hebben, voor het eerst in al die lange Hollandse jaren. Dat maakt de felste koude goed. Waren wij in Indië zo verwend door een uitbundige natuur, dat we hier de veel sub tielere nuances niet voelen en niet zien kun nen? Of zijn we die stilte vergeten en beginnen we nu pas te leren zien en luisteren, hier? Misschien is het alleen onder de barste omstandigheden mogelijk er iets van te be speuren, als er werkelijk geen mens en geen auto, geen trein en geen hond buiten zijn? Alleen als er werkelijk NIETS is? R. C. A. Met grote erkentelijkheid maakt het NASSI- COMITÉ melding van een bijzondere bijdrage van de ex-Vereniging van Huisvrouwen te Merauke (Zuid-Nieuw-Guinea), die het saldo van de Vereniging, zijnde een bedrag van 1470.(veertien honderd zeventig gulden) in de kas van NASSI heeft gestort. Voor deze geste betuigt het NASSI-COMITÉ niet alleen het bestuur van genoemde Vereni ging, maar ook alle ex-huisvrouwen van Me rauke, zijn hartelijke dank. Zij kunnen ervan verzekerd zijn, dat dit bedrag uitsluitend zal worden besteed om de resteren de spijtoptanten in Indonesië zo veel en zo spoedig mogelijk uit de ellende te halen. DERDE HOUDING (rakoe) Als men bewust deze woorden herhaalt wordt men vol van liefde en ontzag voor de Schepper en zeggende: Alloha Akbar. Men buigt zich zodat de handen op de knieën zijn, en zegt: Sobhana Rabbijal Aziem, Heilig is mijn Heer, de Grote. Men kan cleze woorden telkens weer herhalen en indien men daartoe behoefte voelt andere woorden aan deze toevoegen. VIERDE HOUDING Van rakoe staat men rechtop terwijl men de volgende woorden zegt: Samiallaho liman hamidah Rabbana walakal ha?nd Hamdan Kasiran Tajjiban Mobarakan fiehe Allah verhoort hem, die Hem prijst. U is de lof, o, onze Heer. Ontelbaar lof, heilig en gezegend. VIJFDE HOUDING Sajd-dah: men zegt: „Allaho akbar" en werpt zich op de aarde en zegt de volgende woorden: Sobhana rabbijal ala Glorie zijn mijn Heer, de luisterrijke. Deze woorden herhaalt men drie of vijf keer of meer en men kan eraan toevoegen waaraan men behoefte heeft. Dit artikel zal worden vervolgd in ons nummer van 15 maart a.s. Op de foto's ziet men Tarique Bashir. 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 7