Wat zijn Indische Nederlanders? „Historisch bijgeloof" Deze vraag komt telkens naar voren, zowel in onze eigen kringen als daarbuiten. En inderdaad, nu de term Indische Nederlanders zo dikwijls en zo vlotweg wordt gehanteerd waarbij wij vaak kunnen constateren dat de ene gebruiker er iets anders onder verstaat dan de andere lijkt het ons goed hier een omschrijving te geven van wat wij eronder begrijpen. De verscheidenheid van de groep is zo groot, dat het eigenlijk niet mogelijk is ze in één definitie samen te vatten. We zouden kunnen zeggen: laten we ons voor stellen dat de mensen waar het hier om gaat in een grote taart zouden zijn samengebakken, bijv. een mokkataart, die in drie verschillende lagen is verdeeld, gescheiden door telkens een laag mokkaslagroom (welke laatste dus verkre gen is uit tropische koffie en noordelijke melk). Snijden we de taart nu door; in lengte doorsnede en in dwarsdoorsnede vinden we dan ongelijke stukken. Het ene is licht van kleur, het andere donker; nog een ander heeft beide delen in zich, en vult U zelf maar aan. Wel, net zo is het uiterlijk zowel als in totaal bekeken met onze Indische Neder landers gesteld. Laten we proberen nog op andere manier te definiëren. We zouden dan b.v. kunnen zeggen: een Indische Nederlander is iemand, wiens overgrootvader, afstammeling van een uit Frankrijk naar Nederland gevluchte Hugenoot, naar Indië kwam en daar een beeldschone Javaanse prinses trouwde; wiens overgroot vader van grootmoederszijde trouwde met de dochter van een Duitse avonturier en een in Indië geboren telg uit een adellijk Portugees geslacht; wiens vader toen hij in Nederland aan de universiteit studeerde, een meisje ont moette en tot zijn vrouw maakte, wier vader de sporen van de Spaanse bezetting in Neder land in zich droeg en wier moeder een struise Friezin was, terwijl hijzelf, onze Indische Ne derlander, toen hij zijn ambtelijke loopbaan in Nederlands Indië vervulde, als vanzelfspre kend de dochter trouwde van zijn superieur, wiens grootvader een nakomeling was van een der Gouverneurs Generaal ten tijde van de V.O.C., die geen weerstand had kunnen bie den aan de lieftalligheid van een zijner slavin nen, terwijl zijn grootmoeder iets had uit te staan met de door de Engelsen tijdens hun overheersing in Indië achtergelaten bloedspo ren, zodat de zoon van deze twee onze Indische Nederlander en zijn eveneens Indische wederhelft zeker ook weer een Indische Nederlander is. Als U dit genealogische grapje heeft kunnen volgen een grapje dat overigens helemaal geen grap is maar een beeld van de werkelijk heid zou kunnen zijn staat daar dus een onzer Indische Nederlanders voor U. Hij is er echter slechts één van de naar schat ting 350.000 die er voor de wereldbrand van 1940-'45 in Indië aanwezig waren. Ik kan U evengoed voorstellen aan de man, die als jongen van 5 jaar met zijn ouders naar Indië vertrok, die in dat goede land zijn gehele opleiding genoot, via de kleuterschool, lagere school, lyceum naar de universiteit ging en daarna als arts zijn krachten in dienst stelde van de maatschappij. Of aan de jonge vrouw, dochter van een officier, die als onderwijzeres met de hoofdakte medewerkte aan de opvoe ding van het Europese zowel als het Chinese, Indonesische of Arabische kind. Maar ik stel U ook voor aan de Indische Nederlander, wiens voorvaderen door de in de vorige eeuw heersende omstandigheden denkt U ook aan de koffie- en suikercrises in de tweede helft van de 19e eeuw in de onderste lagen van de samenleving terecht ge komen en zich daaruit niet meer kunnende omhoog werken, tot paupers werden, die leef den aan de rand van de Europese samenleving en zich met moeite in stand hielden door de jacht of met allerlei duistere praktijken. Ge lukkig kan hier direct aan worden toegevoegd dat het percentage van deze verarmde Europea nen dat in de eerste decennia van onze eeuw niet onaanzienlijk was (naar schatting vormden zij 15% en meer van het totaal der Euro peanen) in de twintiger jaren zeer terugliep. De bovenstaande benadering van wat wij onder Indische Nederlanders kunnen verstaan ging uit van de individuen. Laten we nog even een beeld geven van de Europese samenleving in het vooroorlogse Indië, onderverdeeld naar groepen. Ook deze indeling is allerminst eenvoudig. Een scherpe afbakening is vrijwel onmogelijk. Grof geno men echter kunnen we de volgende groepen onderscheiden (min of meer gerangschikt naar welvaartsniveau) In dit blad is bij herhaling plaatsruimte be steed aan het schrijven van allerei vreemde, „onzakelijke" en bijgelovige opvattingen in Indië, van de kleinste „gemeter" af tot Djojo- bojo toe. Dit alles is niet gedaan om exacte waarheden te ontdekken, zoals de lezer wel begrijpt, maar omdat het nodig is om zoveel mogelijk levende aspecten van het leven in Indië vast te leggen. Wij allemaal herinneren ons uit ons leven in Indië soms levendig, soms vaag merk waardige gebeurtenissen of uitpraken. Ik wil het hier eens hebben over twee, die ik mij té vaag herinner om er in duidelijke formulering over te praten, maar misschien kunnen lezers mij helpen. De eerste is een soort „bijgelovige profetie" rondom Pieter Erberfelt. Zoals men weet was Pieter Erberfelt een Indo-Europeaan (van Duits-Siamese ouders), die leefde in de 17de eeuw in Batavia in de onrustige tijd rondom de Chinezenmoord. In die tijd staken telkens geruchten hun hoofd op over vermeende of echte samenzweringen voor opstanden. Het was een nerveuze tijd, voortdurend op het randje van paniek en amok. Een enkele keer liep het wel eens over de rand. De verschrik kelijke Chinezenmoord was er o.m. het gevolg van. Ten aanzien van de samenzwering van Pieter Erberfelt is schuld nooit overtuigend vast komen te staan. Hij „bekende" onder foltering (wie niet in die tijd en met zulke folterwerktuigen?) en werd ge-executeerd. Ve len van ons herinneren ons zijn „eeuwige lot" in de vorm van het monument aan de Jacatra- weg. In latere jaren werd het oordeel over Pieter Erberfelt natuurlijk milder en het monu ment werd alleen nog maar gezien als een „museum-stukje", gerechtvaardigd of niet. In heel eenvoudige Indo- en Indonesische kringen leefde echter" sindsdien een curieus bijgeloof voort, waar ik dus tijdens mijn lange leven in Batavia in allerlei milieux vaak „half-en-half" van gehoord heb, meestal fluis terend. En wel dit: Pieter Erberfelt is onrecht vaardig vermoord. De straf daarvoor zal niet uitblijven .Eens komt een dag dat dit gedenk teken wordt gesloopt. Niet lang daarna zullen de Hollanders worden verdreven". Dit ver haaltje kwam zó zelden tevoorschijn (ook al omdat het monument zo zelden gezien werd aan een verlaten weg vlak bij de „Jacatra Godown '-pakhuizen) dat ik het telkens weer 1. In de eerste plaats wat wij noemen de echte Totok Nederlanderdie Totok bleef en over het algemeen afzijdig stond van het sociaal verkeer met andere groepen: de typische trekkers. Zij bezetten hoofdzakelijk de hoogste top functies in de particuliere bedrijven. 2. Een ticeede groepbestaande uit Totoks zowel als Indo s, behorende tot de hogere maatschappelijke standen, en die de top functies bezetten van overheids- en gezags- apparaat. Hierin vinden we naast de Depar tementsambtenaren ook de categorie van Bestuursambtenaren en Officieren. 3. Dan een zeer grote groep, grotendeels be staande uit personen van een raciaal ge mengde afkomst, de z.g. Indo-Europeanen, diefde middenposities innamen. 4. Een groep van Totoks van lagere sociale status, zoals lagere militairen en uitgezon den technisch geschoold lager personeel. Hierin zitten de leveranciers van de 3e en 3e groep, vooral in vroeger jaren. 5. Tenslotte evenals de derde groep een om vangrijke categorie die de lagere functies in de samenleving innam, en die hier en daar tegen de inheemse groepen aanleunde en soms daarmee verweven was. Wat wij ook wel de kleine boengs noemen. (Vervolg op pag 21) gemakkelijk vergat (net zoals andere „verhaal tjes over pontianaks ,oeIings, gondcroewohs, enz.). Liet kwam tot hernieuwd leven in de „bersiap- tijd toen velen ontdekten dat het monument door de Japanners (om onbekende redenen) gesloopt was en bij in elk geval coincidence is tenslotte toch de „profetie bewaarheid": kort daarna zijn de Hollanders uit Indië ver trokken. De andere herinnering dateert uit mijn heel jonge jeugd, toen wij speelden met allerlei soorten sigarettenplaatjes en calqueerplaatjes. Er waren toen ook plaatjes, voorstellende een Japans officier in imposant uniform. Van deze officier werd verteld dat hij Djendral Djingo voorstelde. En wat betekende dan dat Djingo? Volgens de typische Indonesische gewoonte om uit de initialen van vreemde woorden of namen een geheimzinnige nevenbetekenis te trekken, betekenende Djingo: Djendral Japan Ini Nanti Gasak Olanda. Of woorden in die geest. Ik herinner het me niet precies, maar wel zéker. Zoals de lezer ziet zijn diverse woorden nogal geforceerd om de uitspraak mogelijk te maken. Wat ik nu graag wilde weten is dit: 1. Wie heeft soortgelijke fluisteringen vroeger ook gehoord? 2. Bestaan er eventueel schriftelijke getuige nissen? Zo ja, waar en neergelegd door wie? 3. Was het bestaan van deze „geruchten" ook officieel bekend, b.v. in rapporten van politie of P.I.D.? Ik weet immers ook nog wel, dat zulke „voor spellingen" werden beschouwd als opruiend en gezagsaantastend, en dat er altijd bij ge waarschuwd werd: „Awas lo! Als seggen deze, di-tangkep lo!" Nu we in elk geval geen kwajongens meer zijn en bovendien de onheilspellende feiten zich tóch al voltrokken hebben ,rest ons alleen nog de studie van dit „verschijnsel", dat ook nauw samenhangt met de wonderlijke „kabar angin", die nog steeds in het Verre Oosten bestaat. En die dan wel met „gezond verstand" ver worpen kan worden, maar als „massa-psycho logisch verschijnsel" aandacht verdient. Brieven hieromtrent te richten aan „Redactie Tong-Tong". TJALIE ROBINSON 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 9