Oude sobais
De Koekoeken
Als kan, mag wel!
Als we eens „boven" een koude neus halen en langs en door de bossen dwalen,
horen we dikwijls het welbekende „Koekoek, Koekoek", uit Noordelijker dreven.
Nu komt onze Noordelijke koekoek, Cuculus canorus, in de winter tot in Indonesië
en wel het Aziatische ras C.c. telephonus, de Japanse koekoek. Maar niet hij is het,
die hier zijn lenteroep laat horen, maar C. poliocephalus, de kleine koekoek, wiens
roep aan de Europese koekoek doet denken en ook niet veel van deze in uiterlijk
verschilt.
Deze koekoek is hier thuis en zo zij, zoal niet
broeden, leggen zij toch hier hun eieren in de
nesten van hun gastheren. De Indonesische
Cuculus-soorten, hebben al geen andere ma
nieren dan de Noordelijke, en deponeren op
dezelfde manier hun eieren in de nesten van
andere vogels, met precies dezelfde gevolgen
voor de eieren en jongen der pleegouders.
Ook het ei vertoont in kleur en tekening vaak
een onmiskenbare gelijkenis met die der laatste.
Hen andere is C. micropterus, de Indonesische
koekoek, die bovendien een heel andere roep
heeft, welke wel weergegeven wordt door:
kangoet, kangoet, of: kantong kosong, ja, zelfs
door: blanda mabok! Over dit „kantong ko
song" rouleert een aardige legende in Sumatra.
Er waren eens twee broers, beide handelaren.
Toen de jongste voor langere tijd van huis
moest, gaf hij al zijn geld aan zijn broer om
voor hem te bewaren en ook om van dat geld
voor zijn vrouw en kinderen te zorgen. De reis
duurde echter veel langer dan hij oorspronke
lijk aangenomen had. Toen hij eindelijk na
zoveel jaren weer thuis kwam, vond hij zijn
vrouw en kinderen in armelijke omstandighe
den terug, zozelfs dat zij zich met bedelen
in hun levensonderhoud moesten voorzien.
Toen hij naar zijn oudere broer ging om te
vragen wat dat te beduiden had, kreeg hij ten
antwoord: „Kantong kosong!" En toen hij
hem vroeg waar of dan het geld gebleven was
dat hij hem had toevertrouwd, kreeg hij het
zelfde antwoord: „Kantong kosong!" En voor
straf werd hij toen in een vogel veranderd, die
als maar door moest roepen: ..Kantong ko
song
Behalve deze Cuculus-soorten hebben we in
Indonesië nog vele andere geslachten en soor
ten van koekoeken, al maken die ook heel
andere geluiden en al leggen zij niet alle hun
eieren in de nesten van andere vogels.
Zo bijv. de kedassie of Piet van Vliet, door de
Engelsen in India ook wel Brain Fever-Bird"
genoemd. Uithoofde van hun roep die, naar
het volksgeloof wil, regen, en ook wel onheil,
zou aankondigen, maken verschillende soorten
aanspraak op deze naam. In de eerste
plaats Cacomantis variolosus, de Grote Piet
van Vliet, die zijn eieren toevertrouwt aan de
bentet (zie T.T. no. 14), vliegenvangertjes,
waaierstaartjes e.a.
Dan is er ook de Kleine Piet van Vliet, C.
merulinus, die daartoe de nesten der snijder
vogeltjes opzoekt. En dan tenslotte de Lijster
koekoek, C. sonnerati, die zijn eieren door
Aegithina-soorten laat uitbroeden. De volgende
kenmerken laten zich vaststellen van de vol
wassen exemplaren:
C. merulines lanceotus bij Djakarta algemeen:
kop, keel en borst asgrijs; verdere onder
delen licht roestbruin; rug en vleugeldek-
veren bruin met zwakke bronsglans;
C. variolosus sepulcralis: over het geheel don
kerder; kop, mantel, rug en vleugeldek-
veren bruin-grijs; vleugels donkerbruin met
zwakke bronsglans, meer groenachtig dan
bij C. merulinus; wangen, halszijden en
kin asgrijs; overige onderdelen rood-bruin;
C. sonneratii musicus: fijne streepjes over het
gehele lichaam; bovendelen rossig bruin
met zwarte dwarsbandjes, onderdelen wit
met lichtbruine bandjes.
Onvolwassen dieren zijn buiten moeilijk uit
elkaar te houden.
De Rouwkoekoek, Surniculus lugubris, doet
enigszins denken aan de sala goenting, mede
door zijn gevorkte staart. Vanwege zijn zwarte
rok verheugt hij zich bij de bevolking niet in
een gunstige naam. Hij belast o.a. een snap-
lijster, Malacocincla, met de zorg zijner eieren,
die ook wel eens in het nest van de koetjita
gevonden zijn. Tot nu toe hebben wij alleen
kennis gemaakt met soorten, die vaak niet gro
ter en vaak kleiner zijn dan de Europese koe
koek en zich in hoofdzaak, evenals deze, met
insecten en met rupsen voeden. We zullen nog
enige grote en forse vormen noemen, die vaak
in hoofdzaak vruchteneters zijn. Zo de Koel
of Gaaikoekoek, Eudynamis scolopacea, waar
bij het mannetje en wijfje niet alleen in kleur
verschillen, maar ook in geluid. Het mannetje
is zwart en heeft veel van een kraai, maar laat
zich daarvan in de vlucht onderscheiden door
een wat langere staart en kortere wiekslag.
Zijn roep heeft hem de naam toehoe of toewo
bezorgd. Het wijfje daarentegen is sepia-kleurig
met groene glans en lichte vlekjes. Haar roep
klinkt als: tjoelik-tjoelik. Twee namen dus
voor een soort. Zij worden vaak in kooien ge
houden en met vruchten en rijst gevoed. Buiten
geven zij de voorkeur aan wildernis, struik
gewas en lager geboomte (ook boomgaarden),
waar zij meest in het gebladerte schuilgaan,
maar hun aanwezigheid door hun roep verra
den. De eieren deponeert de Koel bij voorkeur
in de nesten van kraaien, waarin vaak ver
scheidene van deze koekoekseieren worden
aangetroffen, een stuk kleiner dan de kraaien-
eieren. De koekoekseieren komen eerder uit
dan die van de kraai. Hun eerste donskleed is
merkwaardigerwijze zwart, als dat van jonge
kraaien. De kraaienmoeder ziet dan blijkbaar
ook geen verschil, en voedt de eigen en pleeg
kinderen gezamenlijk op. Maar eendracht heerst
er echter in zulke gezinnen niet. Bij de voort
durende strijd om het voedsel schijnen de
sterkere Koel-jongen de zwakke overboord te
werken, met het resultaat dat er tenslotte maar
één Koel-jong overblijft.
Over andere koekoeken, die zelf een nest bou
wen en zorg voor het broedsel op zich nemen
een andermaal.
Wij willen nog even een korte legende vertellen
over de Piet van Vliet, over zijn heimwee.
Van de Piet van Vliet, de vogel, die met je
meevliegt, als je de bergen opgaat „Pie-iet,
Pie-iet, Pie-iet, Piet van Vlie-iet!" die zijn
geroep op de sawah laat horen „Pie-iet,
Pie-iet, Pie-iet, Piet van Vlie-iet!" -die tot
's-avonds laat in de kota roept -„Pie-iet,
Pie-iet, Pie-iet, Piet van Vlie-iet! Pie-iet,
Pie-iet, Pie-iet, Piet van Vlie-iet!" van die
vogel vertelt men dat hij vroeger op Sumatra
woonde. Hoe hij dan op Java gekomen is
Op een dag kwam z'n vriend, de emprit, bij
hem op bezoek.
„Waarom ga je niet naar Java?" vroeg die,
„daar is het veel leuker en je kunt er veel
gemakkelijker eten vinden".
„Ja, dat zou ik wel willen", antwoordde Piet
van Vliet, „maar ik weet de weg niet naar
Java". „O, dat is niet erg, die weet ik wel.
Ga maar met me mee, dan zal ik je er wel
brengen. Daar ben ik bekend. En wees niet
bang
Samen vlogen ze weg. Maar toen ze Java
bereikt hadden, liet emprit z'n vriend in de
steek. Piet van Vliet verging bijna van ver
driet. En telkens, wanneer hij aan Sumatra
dacht, riep hij: „Pie-iet, Pie-iet, Pie-iet, Piet
van Vlie-iet!"
Maar als het regent, dan is hij blij, dan roept
hij niet, want dan lijkt Java precies op Suma
tra! r rj
In de barre kou, had ik behoefte eens te kijken,
hoe onze Nw. Guinea-mensen het maakten!
Eerst maar dichtbij in Scheveningen.
Het was er prima. De totok maatschappelijk
werkster nooit in de tropen geweest, heeft er
de harten en het vertrouwen van de lui ver
overd. Alles ziet er nieuw en gezellig uit, het
is er lekker warm. De pensionhoudster, jong,
blond, nooit in ons land van herkomst geweest,
evenmin als haar evengoede andere helft.
Maar nu stond ze in de keuken, schortje voor
en was de gendoh van mevrouw S., pas uit
Nw Guinea, maar de naam verried me haar
herkomst. Mevrouw S. had gendoh blanda aan
het schoonmaken van bawang poetih gezet,
terwijl ze zelf met de sajor taotjo-belazer
bezig was. Ik was op haar kamer geweest,
waar de kinderen me door de uit Nw. Guinea
meegebrachte loeri hadden laten toespreken.
Vader zit al in het oosten des lands bij een
metaalfabriek, krijgt al heel gauw een dienst
woning en dan is er gezinshereniging en moet
er een andere kepala dapoer komen.
Terwijl mevrouw S. me lekker maakte, door
me voor te spiegelen, dat ik echte boeboer
sago zou krijgen, als ik haar daar kwam opzoe
ken en we herinneringen ophaalden aan bagea
en kanarischuimpjes, hoorde ik de maatschap
pelijk werkster tegen de pensionhouder zeggen
,,Ja, bisah wordt mawel".
,,Apa itoe?" flapte ik er uit.
,,Tidah taoe", was het antwoord van de kepala
dapoer.
Ik naar de bisah/mawels toe...
Ze hadden het niet over bisah en mawel, maar
over binnenlandse zaken (Bi.Za.) en Maat
schap. Werk. (Ma. We.). Die afkortingen
tegenwoordig ook
MIES ROELOPSMA
37