Balang Tamak (slot)
door Ch. J. Grader
De pamangkoe, wachter en officierend tempel
dienaar, merkt de kist op, wanneer vroeg in
de ochtend zijn taak een aanvang neemt. Hij
meent met een geschenk des hemels te doen te
hebben, een padjenengan, het stellig teken dat
een machtige godheid de tempel uitverkiest.
Het gehele dorp wordt gealarmeerd, een ieder
moet verschijnen, allen die tot deze balé agoeng
behoren, alle leden van de vereringsgroep,
moeten meedoen met matoeran, het aanbieden
van offers, met mabakti, het eerbewijs, waar
mede de grote dag zal worden ingeluid en de
godheid ingehaald. Zo spoedig mogelijk zal tot
nangoen palinggih ,het oprichten van de
godenzetel worden overgegaan; de tussenkomst
van prewalèn's van hen die gewoonlijk het
goddelijk woord tot voertuig dienen, zal wor
den ingeroepen om de godheid te bewegen
zich te openbaren, en om zijn afkomst, titula
tuur en de voorschriften die ten aanzien van
de wijze waarop hij zal moeten worden ver
eerd, zullen gelden. Tevoren dient de aard van
de attributen, die de godheid met zich bracht,
bekend te zijn opdat zij op waardige wijze hun
funktie in het ceremonieel vervullen. Voorts
zal aan het openen van de kist een reinigings
offer vooraf moeten gaan, een pabijakaonan.
Dit ceremonieel, de pabijakaonan, is voegzaam
wanneer een gast van een verre reis arriveert,
om boze invloeden te weren en om het eeven-
wicht te herstellen, wanneer bij het ontsluiten
van het deksel onbekende krachten worden
vrijgemaakt.
Spoedig is de bedrijvigheid in volle gang; in
rijen komen de mannen door de poort; zij bege
ven zich naar de balé patandingan, de langwer
pige loods in de zuidwest-hoek van het tem-
pelerf, waar de offers worden klaargemaakt,
en werpen er de dikke pakken pisangblad, de
bundels donker glanzende ron en geelgroene
boesoeng, het arèn- en jong klapperblad, neder.
Reeds zijn in de balé de vrouwen vingervlug
bezig met het vlechten van talloze onderleg
gers, bakjes en schalen in allerlei vorm, die bij
de offermaaltijd benodigd zijn.
Let op de penjarikan, hoe hij de grote houten
weegschaal hanteert; alles wordt gewogen en
genoteerd. In het binnenhof verandert het aan
zien bij het ogenblik; rappe handen spannen
de ider-ider, de beschilderde tempel doeken
langs de dakranden van de godenhuisjes; geel
grijs inheems katoen, de kleuren meest zwart
en rood. Kralen hangers en versieringen uit
aaneengebonden Chinese duiten samengesteld,
salaries en tamiangs van verschillende soort
brengen sfeer met hun oude gedempte pracht.
Schrille kreten opzij van het voorplein, waar
de varkens worden geslacht; zij leveren de soor
ten van saté, de toespijzen, maar ook de
afgeschrapte huid en het bloed worden ge
bruikt. Zou de pemangkoe het feest van vol
doende belang achten, dat er ook nog een
buffel wordt geslacht
Geluiden verdrinken in het gedruis van de
gong ,het tempelorkest dat begint te spelen.
Geen poging om zich verstaanbaar te maken
is meer mogelijk en wanneer voor een korte
spanne tijds dit feestgerucht in klokkende
klanken een einde neemt, worden op hetzelfde
ogenblik uit de onwezenlijke stilte, de driftige
roffels geboren van de toekang paèbat, die met
hun kapmessen het vlees hakken en kloppen
in houten troggen. Het zijn de oudere mannen
belast met het mengen en bereiden der vlees-
spijzen ,wat veel deskundigheid vereist. Zo
wordt met grote feestvreugde de godheid in
gehaald. In het mabakti, het tezamen en onder
leiding van de pamangkoe hulde brengen aan
de godheid, vindt het ceremonieel zijn hoogte
punt. In lange rijen geschaard zit het volk op
matten of eenvoudig op de grond: de vrouwen
overwegend vooraan. Het zilvrig tinkelen van
de tempelschel wordt verbroken door de afge
beten bevelen van de pamangkoedie een ge
rekt ruisen doen Ontstaan, wanneer een ieder
tussen de meegebrachte bloemen zoekt naar wat
volgens het woord van de voorganger in dit sta
dium van ceremonieel dienstig is, om tussen
de handen geklemd tot boven het voorhoofd
te worden opgeheven. Het wijwater wordt niet
gespaard en als apotheose wordt ook de won
derbare kist kwistig besprenkeld.
Wanneer uiteindelijk de inhoud openbaar
wordt, is de eerste opwelling er een van af
grijzen en ergernis. Moet Balangtamak, die
tijdens zijn leven steeds een plaag, nog na
zijn dood overlast aandoen? Spoedig dringt
echter het besef zich baan dat de wil van de
godheid moet worden opgevolgd. Hoe anders
dan langs bovennatuurlijke weg kan het lijk in
de tempelhof zijn geplaatst. Ook indien de
krachten, hiertoe benodigd, uit Balangtamak
zelf voortkwamen, zijn zij vererenswaard.
Een uitgebreide pamarastjita, een ontzondi-
gings-plechtigheid wordt gegeven; zo wil een
maal het gebruik wanneer het tempelerf door
de aanwezigheid van een dode in een sfeer van
magische onreinheid, sebel, is gekomen.
Volgens sommigen werd het lijk op de plaats
waar het werd aangetroffen ter aarde besteld;
volgens anderen is dit onverenigbaar met de
voorschriften betreffende de toestand van sebel
en is het zeker dat het stoffelijk overschot,
zoals voegzaam is, naar de begraafplaats werd
gebracht. Hoe het ook zij, naar de overlevering
staat het vast, dat ter commemoratie van de
gebeurtenis en omdat het goddelijk bevel niet
kon worden misverstaan, een pasimpangan
Balangtamak op het tempelerf werd opgericht.
Talloze malen, zo zegt men .heeft een op
bovennatuurlijke wijze, via een mediamiek
persoon verkregen ingeving tot de oprichting
van een heiligdom voor Balangtamak geleid
en de Uilenspiegel, tijdens zijn verblijf onder
de mensen een nietsnut, is als godheid een
beproefd vriend en helper gebleken. Zijn titu
latuur is déwa of déwa gedé, want op deze
wijze worden aangeroepen godheden van lagere
rang of waarvan bekend is dat zij, voor hun
deificatie, de menselijke staat bezaten. Gedé
is een speciaal vertrouwelijke en toch honori-
fieke toevoeging die aan dergelijke personages
toekomt. Het woord wordt tevens ontmoet in
combinaties als djero gedé, ratoe gedé en andere
aanspreektitels ingeval de rang van de betrok
ken godheid een meer vertrouwelijke omgang
toelaat.
Toch is men in de wijze van aanspraken niet
consequent, doch wat trouwens anders van een
volksgebruik te verwachten Zo wordt de beti
teling batara Balangtamak niet zelden verno
men vergeet niet dat zelfs stervelingen,
in de eerste plaats vorsten, vleiend worden
aangesproken maar aan de andere kant
dient gezegd, dat, om een voorbeeld te noe
men: déwa gedé Surija klinkt als een anomalie.
Surija is nu eenmaal de zonnegod en neemt
een zeer voorname plaats in de hiërarchie van
de goden in. Zijn aanspreek-titel kan hierom
niet minder zijn dan batara of sangjang Surija.
Dit is het verhaal van hoe Balangtamak tot
een godheid werd, min of meer weergevende
de voorstelling die onder het volk leeft.
Overal waar de déwa Balangtamak werd ont
moet, is ook de conceptie aanwezig bevonden
van de Uilenspiegel, die tijdens het leven ieder
bij de neus nam, die een elk, die het tegen
hem op wilde nemen, in schranderheid en sluw
heid de baas was en die uiteindelijk, na zijn
dood nog, zelfs de vorst versloeg.
Steeds werd verband gelegd tussen Balangta
mak als godheid en de historie van de aarts
grappenmaker, wiens lijk door roofzieke schel
men naar het tempelerf werd gebracht en aan
wiens gedeificeerde persoonlijkheid uiteindelijk
een zetei ;n de rij van pasimpangan's werd
ingeruimd.
Verschillende plaatsen maken er aanspraak op
het authentieke toneel van Balangtamak's inau
guratie in zijn metafysische funkties te zijn
geweest. Om iets te noemen houdt men in de
désa Boedjaga vol, dat aldaar en nergens an
ders, het lijk op de dodenakker, de se'ma, werd
bijgezet.
Laat ons thans echter een korte inventarisatie
maken van de verschillende vormen waarin
de déwa Balangtamak in zijn werkzaamheid
verschijnt.
In de wijze van verering zijn drie categoriën
te onderscheiden:
a. individuele verering.
b. verering door een agrarische belangenge
meenschap.
c. verering binnen het tempelsysteem der dorps
gemeenschap.
Gevallen van individuele verering zijn talrijk,
vooral in het Oostelijk deel van Kloengkloeng.
Steeds houdt de aanwezigheid van de godheid
met de beoefening van de landbouw verband.
De godenzetel bevindt zich op de sawah, in
de abijan of op de legal, op de wijze waarop
men elders een djero gedé matjaling of een
pasimpangan ratoe ajoe melanting aantreft.
Al naar gelang van belangstelling en gegoed
heid van bezitter van tuin of akker, soms ook
afhankelijk van mededelingen van de godheid
zelf, heeft de vereringsplaats een eenvoudiger
of een weidser aanblik, variërende van een
sobere babatoeran, tot een loegoe (stenen
offerhuisje) of gedong maproetjoet, een hou
ten godenzetel met een in een lange spits toe
lopend dak van arenvezel, geflankeerd door
een aantal andere godenzetels en met een
balé patnaroeman of pijasan en stenen of lemen
ommuring tot een tempeltje gecompleteerd.
Een balé patnaroeman behoort tot de veel
voorkomende accessoires van een Balische tem
pel en bestaat uit een vierkant of langwerpig
open gebouwtje waarin op kniehoogte vanaf
de grond, een houten zitvloer is aangebracht.
In détail bestaan grote onderlinge verschillen:
het aantal stijlen kan zeer uiteenlopen, de
dakconstructie slechts op utiliteit zijn gericht,
dan wel, vooral wat het inwendige betreft,
rijk geornamenteerd, versterkt met besneden
steunbalken en van bewerkte stijlen in sokkels
voorzien.
Vaak ook is de binnenzijde van de nok met
een paneel of versierde plaat afgesloten. Een
geliefde voorstelling als ornamentatie in de
dakconstructie en dan veelal als sokkel van
een der centrale steunspijlen gebruikt, is Wis-
noe op Garoeda. De godheid symboliseert de
heilandsfiguur, terwijl het rijdier, de Garoeda
gekend wordt als brenger van het wijwater en
als zodanig de neerdalende zegen represen
teert.
Maar hoe het ook zij, of het een nederige
uitvoering in hout en bamboe betreft zoals in
het hooggelegen rustieke bergland gebruike
lijk, dan wel de monumentale schepping van
een welvarende dorpsgemeenschap, overwoe
kerd van sculptuur, polychroom en verguldsel,
de funktionering is dezelfde.
De pamaroeman is de plaats waar tijdens het
tempelfeest,het godenheir bijeenkomt en rece-
pieert; van hieruit aanschouwen zij wat de
schare van onderdanen te bieden heeft aan
muziekuitvoeringen, liturgische en offer-dan
sen. Vanuit hun verheven zetel, nemen de
goden het huldebetoon in ontvangst, het ma
bakti en doen zij langs mediamieke weg van
hun behagen of misnoegen weten.
Niet zelden bestaat de zitvloer van een derge
lijke goden-audiëntieplaats, uit twee gedeelten,
door een smalle gang (pegatan) van elkaar
gescheiden. De naar de achterzijde van de
(Vervolg op pag. 16)
9