Herinnering aan de Tjimosangbrug Dromen in lijn 33 In het artikel van de heer J. C. H. over de spoorwegverbinding Batavia-Soerabaja (T.T. 15-11-1962) komt o.m. voor:,,de lijn Poerwa- karta-Padalarang was 2 mei 1906 gereed ge komen". Naar aanleiding hiervan wil ik de volgende belevenis vertellen. In 1906 woonde ik als jongen van 9 jaar met mijn moeder bij de familie Martinus te Buitenzorg. Mijn broer was in het Vincentiusgesticht. Het was in de vakan tiedagen dat vader ons vroeg bij hem te komen; hij werkte toen bij de aanleg van de S.S. en woonde te Plered. Aangezien er nog geen treinverbinding was via Tjikampek-Poerwakar- ta d.w.z. om Plered te bereiken, moesten we de route van Buitenzorg via Tjiandjoer tot Tagogapoe nemen. Wij vertrokken tegen 9 uur 's-morgens en kwamen te Tagogapoe aan tegen half drie. Voor onze verdere tocht Tagogapoe-Plered was er geen ander vervoer middel dan de in die tijd bekende „kahar balon" beschikbaar. Hoe de Soendanezen aan deze naam zijn gekomen kan ik niet verklaren. Vermoedelijk omdat ze bijzonder hoge wielen hebben; de ruimte (het bakje) waarin de rei zigers werden vervoerd kan vergeleken worden met de deleman maar iets kleiner en aan de achterkant helemaal afgesloten, zodat we al leen aan de - koetsierzijde konden uitstappen. In totaal bestond het gezelschap uit 5 perso nen: de koetsier, mijn moeder, mijn broer, ikzelf en Jacobsz (een schoolvriend van mijn broer). In verband met de geaccidenteerdheid van de weg voornamelijk tussen Tagogapoe- Tjikalong, besloot de koetsier liefst vier van die broodmagere „koeda katjangs" ervoor te spannen. Het maakte werkelijk een zielige indruk, zo'n kleine kar op hoge wielen en getrokken door vier van die „koeda katjangs" te moeten zitten. In aanmerking genomen de omstandigheid, dat de weg tussen Tagogapoe- Tjikalong welke door rubbertuinen ging en uit kleigrond (dus onverhard) bestond, op die dag bijzonder glad was als gevolg van de regens, waarbij nog kwam de tamelijk grote afstand van circa 30 km (van zo'n kahar balon kon men niet veel verwachten) hebben we dan ook met enige ongerustheid ons afgevraagd of we met zo'n vehikel wel veilig en wel op de bestemming konden komen. Achteraf bleek onze bezorgdheid niet ongegrond, want even bij een bocht op een „sasak" (een uit bamboe gevlochten bruggetje) was de kahar balon met inhoud en al omgekanteld, vermoedelijk door het uitglijden van een van de paarden of door het slippen van de kar. Goed beschouwd moch ten we van geluk spreken dat we niet in de tamelijk diepe greppel waren terechtgekomen en dat de geleden schade slechts beperkt bleef tot een gekneusde bovenarm van een van ons. De verdere rit verliep, hoewel op z'n elf-en- dertigst gelukkig zondere verdere moeilijkhe den. Doodmoe kwamen we ongeveer tegen half tien 's-avonds te Plered aan. De volgende morgen moesten we met vader naar de Tjiso- mang meegaan. Ter plaatse aangekomen was het eerste doel de Tjisomangbrug. Ik herinner me dat de brug nog slechts 1 a 2 meter moest worden opgetrokken alvorens berijdbaar te worden verklaard. Omdat het optrekken heel langzaam vorderde, heb ik het verloop niet gevolgd. Eerst nadat een locomotief met een ouderwets rijtuig van de aanleg voor de brug stonden opgesteld, maakte ik de gevolgtrek king dat de eerste proeftrein over de brug zou gaan. Wat er daarna precies was gebeurd kan ik me slechts vaag herinneren, doch dat ik aan het feestmaal bestaande uit lontong met sambal goreng peteh heb aangezeten, weet ik nog heel goed. Voor de mensen van de aanleg, meer in het bijzonder voor het werkvolk moet dit een buitenkansje zijn geweest als men bedenkt, dat er in die tijd in de „leuweung" (jungle) slechts af en toe een Soendanese ver koopster van rode rijst met „sambal tjengèk" tussen het werkvolk rondliep. Praktisch had de S.S. van deze brug, d.w.z. van het lijngedeelte dat daaraan aansloot meer last dan lust, omdat tengevolge van veelvuldig voorkomende aard verschuivingen van de z.g. „wandelende berg" waarlangs dat lijngedeelte ging (als ik me niet vergis km 128) alle treinen zowat iedere dag met beperkte snelheden (40-20-6 km) moesten rijden. Eerst nadat de bekwame Ir. van der Eb (een Indische jongen van de T.H.S. Bandoeng) op het ingenieuze idee kwam tot verlegging van de weg, kwam aan het leed een einde. K. Behalve met een feestmaal werd de ingebruik neming van de Tjisomangbrug door de mensen van de „Aanleg" gevierd met een hartige dronk. V.l.n.r. de heren Ferdinandus, Makatita, Brouwer en Kuin Sr. Lijn 33 stopte, onderiveg naar Amsterdam, een jager met hond en weitas die binnenkwam. Het was door hem met zijn mooie duitse- s taan de dat ik mijn ogen sloot en mij even elders waande. Ik kon niet anders, daarginds bij de Hakke- laarsbrug, ik dacht weer aan vroeger, ik was even Terug! Ik liep iveer in khaki, oude vuile tennisschoe nen aan, vol verwachting want straks was het volle maan. Sentolop en mes aan de gordel, spuit over de nek bestond er groter geluk voor mij, dromende gek. En dan hoog aan de bosrand, hoog in je planggrongan, daar op die berghelling, vanuit het dal een kentongan. Je ruikt iveer tembelekan en humusdamp uit de grond je voelt je bevrijd, je kijkt voldaan weer in 't rond. Boven de tegallan kringelt wat rook, komt uit de goeboek van de djaga, dat iveet je. Dof in de verte de bedoek. Geritsel in de bamboe en grijpen naar je spuit, 't was maar een tarata, ?nooie dofglanzende ijdeltuit. Zie hem nu eens, zich mooi ivetend gaan en blijft ie warempel op die open plek nog even staan. Hij slaat met zijn vleugels, 't lijkt of ie doelbewust herhaald kraaiend de dag ten afscheid kust. Plots is ie verdwenen, de djagoeng ingedoken. Je grabbelt in je zak, ah niet ah, ik ga niet eerst roken. Het verre gekrijs van monjets, de klaagroep van een toewoe, het sonore geluid van de koekoekbloek, 't ritselen van de bamboe de eerste aarzelende tonen van 't tongèret- concert. Opschrikkend van een scherpe knal! De Win chester van Bent. Die zat beter dan jij ginds bij die ladang. Wat zou het geweest zijnEen tjeleng of kid an g 't Bos lijkt nu uitgestorven, 't orkest is ver stomd. Djangkrik si Bent! Jammer verd... Maar een half uur later heeft alles zich hersteld en de geluiden in 't bos hebben je polsslag weer versneld. De schemer vervangen door maanlicht als smeltend lood dat al het groen om je heen als met zilver overgoot en dan die tjitjak, ergens in een vermolmde stam 't was net of die je wilde vertellen, dat er wat aankwam. Dan! Een rochelend snuiven, een duidelijk hoorbaar smakken. Langzaam, geruisloos je cal. 12 Ithaca pakken. Itoe dia! Daar komt ie aan. Wah! Gelukkig volle maan. En als uit het niets opgedoken, zie ik hem eensklaps staan op diezelfde open plek, waar straks die tarata stond. Wadoeh! Bakbeest! Sioeng-nja groot! Vet en rond! Goed gericht op achter zijn oor" Safety-pin langzaam naar voor. Even nog, tot hij goed mal an gstaat. Dan...!! Uitstappen dames en heren! Eind punt Wibautstraat. KLEINE TOK Een pretentieloos gedicht, maar het is vol sfeer. Daarom hebben wij er een plaatsje voor inge ruimd. U ziét 't voor U nietwaar H.H. Jagers? En dan het verrassende slot... adoe pa ja betoel Hier nog enkele verklaringen. Lijn 33: be doeld wordt een interlokale busverbinding van de N.B.M. (Ned. Buurtspoorweg Mij.); sente- lop: zaklantaarn; planggrongan: posteerplaats in een boom; tarata: fazant, boshaan; toewoe: koekoeksoort; koekoekbloek: grote uil; sioeng: slagtand; malang: dwars. Rt. 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 8