Prof Dr. Chr. Snouck Hurgronje (II)
Uitknippen en bewaren
Beleefd, doch dringend verzoek aan de lezers, om de brieven voortaan
niet meer te adresseten aan personen, doch dit uitsluitend te doen aan
het Indisch Tijdschrift Tong-Tong, voorafgegaan door:
Directie: voor zaken betreffende de N.V., boekhouding N.V., enz.;
Redactie: betreffende toezending copy, inlichtingen over copy en
foto's, toezending foto's, e.d.;
Administratie abonnementen: adres-veranderingen, abonnementen,
toezending proefnummers, toezending premies.
Advertenties: alles betreffende advertenties en brieven onder num
mer.
Planning: alles betreffende Pasar Malam, feesten, nieuw uit te
geven boekjes, kalenders.
Verkoop: toezending boekjes, kalenders, rantangs, Tong-Tong
Balsem.
Spanje (El Atal al): inlichtingen over eigen dorp aan mevr. S. H.
Spoor-Dijkema, c/o Intraned, Plein 22, Den Haag;
Spanje (Las Palmas): inlichtingen aan de heer W. H. G. van
Santen, Hofdijk 54, Oegstgeest.
De correspondentie heeft zo'n omvang aangenomen, dat bovenbedoeld
schema een grote tijdbesparing zal betekenen.
Wij hebben nog steeds een kleine staf, helaas, en U zou ons daarmede
een zeer grote dienst bewijzen, want dan hoeven wij niet alle correspon
dentie door te lezen, om na te gaan voor wie e.e.a. bestemd is. Hartelijk
dank voor uw medewerking! REDACTIE TONG-TONG
Allereerst moest er een einde komen aan de
Atjeh-oorlog, die vastgelopen in het stelsel
van de geconcentreerde linie, een gezwel was
geworden, dat het levensbloed van ons volk
in Indië verziekte en dat twijfel deed ontstaan
aan ons kunnen: moesten we Noord-Sumatra
maar liever opgeven? Neen, zegt Snouck
Hurgronje, we moeten de ziekte-oorzaken
grondig leren kennen en dan het mes er in,
doelbewust en met zelfvertrouwen. Zijn studie
ter plaatse leidt tot een steeds beter begrijpen
van de oorzaken en krachtbronnen van het
verzet. Snouck adviseert de G.G. om de lastige,
openhartige criticus van het Indische leger,
J. B. van Heutsz, te belasten met het militaire
en civiele gezag in Atjeh en hem volmacht
te geven tot het toepassen van nieuwe metho
den. Losgemaakt uit de vernedering van de
geconcentreerde linie herneemt ons militaire
apparaat het initiatief, het herwint zijn zelf
vertrouwen en het wint het vertrouwen van
een oorlogsmoede bevolking. Snouck is de
gevolmachtigde adviseur, het denkende hoofd,
van Heutsz de vlugge, volhardende, door
tastende hand die de klewang hanteert. Zo
werd de Atjeh-oorlog tot een goed einde ge
bracht toen het de hoogste tijd daarvoor was.
Snoucks monografie ,,De Atjehers" later ge
volgd door die over ,,De Gajo- en Alaslanden"
zette de pacificatie in en gaf leiding bij de
wetenschappelijke behandeling van het Atjeh-
probleem, hielp de ambtenaren en officieren
de taal en de levensachtergrond van het moei
lijkste der Indische volkeren te bestuderen en
de muren van wantrouwen en haat af te bre
ken. Maar er was meer te doen: de Hadji-
politiek moest geheel herzien worden. Gebrek
aan weten had ook hier wantrouwen veroor
zaakt en geleid tot een politiek die klein en
dwaas was. De hadji was geen gevaarlijk man,
omdat hij hadji was en dus in Mekka geinfec-
teerd met haat tegen het westerse christelijke
gezag. Bij opstanden zagen wij een groot
aantal hadji's onder de leiders, omdat zij
mensen van durf en initiatief waren. Zonder
het bezit van die eigenschappen kwam men er
tegen het begin van deze eeuw niet toe de
tocht naar Mekka te ondernemen. Hinderende
bepalingen moesten de deelname aan de hadj
door onze onderdanen laag houden, hadden
veelal een tegenovergestelde uitwerking en
maakten de kloof wijder tussen Nederlands
gezag en inheemse godsdienstige kringen. Hier
was werk te doen van diepgaande betekenis,
en met wijde perspectieven. Aan die taak heeft
Snouck Hurgronje als adviseur der Regering
voor Mohammedaanse Zaken, zijn volle kracht
gegeven gedurende een onafgebroken periode
van tropenwerkzaamheid, zoals zij dat slechts
kunnen die beschikken over even grote phy-
sieke als geestelijke krachten. Deze tijd van
adviseurschap strekte zich uit over ruim 20
jaar.
Gelukkig beperkte de ambtenaar Snouck zich
niet tot het schrijven van glasheldere rappor
die onverbiddelijk en op de man af waren,
maar hij vond ook nog tijd voor veel weten
schappelijke arbeid. Tevens deed hij het grote
publiek genieten van zijn couranten-artikelen,
die een heel speciale bekoring hadden. De
brieven van een wedono-pensioen" zijn mees
terstukken, waarin de gedachtengang en stijl
van de ambtelijke Javaanse edelman zo goed
zijn weergegeven, dat niemand de werkelijke
schrijver er in ontdekte en men diens auteur
schap met verbazing ervoer, toen de brieven
verschenen in Verspreide Geschriften deel
IV, eerste reeks". Ja, dat was de westerling,
die het heiligdom Mekka binnenging en die
er ruim een half jaar de reputatie verwierf
een groot Moslims geleerde te zijn en die het
vertrouwen en de bewondering van die arg
wanende kring gedurende zijn verdere leven
behield, ondanks zijn optreden als adviseur
van een gehate Christenregering en als oriën
talist met wereldnaam in het zo geschuwde
Westen.
Wetenschap moet men dienen als men tot die
hoge taak geroepen is en dat kan alleen ge
daan worden bij inzet van alle krachten en bij
het aanleggen van de strengste eisen van waar
heid. Deze hartstocht voor waarheid in de
wetenschap dreef hem tot de vernietigende
aanval op zijn oud-leerling Prof. Becker, toen
die door de oorlogspsychose in de eerste
wereldoorlog aangetast, sprak en schreef over
Turkije's „Heiligen Oorlog" aan de zijde van
Duitsland. Snouck's „Heilige Oorlog made
in Germany" was zulk een onverbiddelijke
afwijzing om der waarheid wille. En Snouck's
woord drong gezaghebbend door daar waar het
Duitslands en Turkije's opzet dodelijk trof,
namelijk in de landen van de Islam. Maar ook
tegen eigen Regering, en volksgenoten heeft
zich zijn striemende, tuchtigende, wakker-
schuddende woord herhaaldelijk gericht. Dan
kreeg zijn taal vaak oud-Testamentische kracht,
en de reactie bleef niet uit.
Vergeten jubilee's" zullen wij Hollanders uit
het oude Indië niet licht vergeten, noch zal
het geslacht der B.B.-ambtenaren, dat door
zijn school ging, zich ooit hebben kunnen los
maken van zijn tucht, die zo hard was omdat
zijn liefde voor zijn volk en van de nationale
taak van wereld-afmeting die het in Indië te
vervullen had, zo diep was.
Door beroepen van buitenlandse universiteiten
had Snouck Hurgronje zich niet laten storen
in zijn Indische taak. Hij wachtte tot Leiden
hem riep en toen wist hij dat hij gaan moest.
In Leiden kon hij de wetenschap van de oriën
talistiek dienen zoals nergens- elders.
Hij nam een leidend aandeel in de vorming
van de toekomstige B.B.-ambtenaren, van de
taalgeleerden, van de zendelingen, maar hij
bleef adviseur der Regering, hij werd ons
koloniale geweten. Daarom werd hij bewon
derd door de besten en gevreesd, gehaat, door
de kleinen of onwaarachtigen, of de dienaars
van zichzelf en hun kliek.
Zo voltooide hij zijn levenstaak door middel
van de wetenschap om de mensheid te dienen,
zijn leerlingen te bezielen en hun mee te
geven een zuiver kompas, een wakker geweten,
een uitzicht op het einddoel van Hollands zo
vaak en zo kleingeestig verhaspelde Indische
verantwoordelijkheid.
Prof. van Vollenhoven werd zijn haast even
beroemde vriend en medewerker. Dat reacties
gewekt werden is te begrijpen en tot het eind
van zijn leven heeft Prof. Snouck Hurgronje
zijn scherpe zwaard moeten hanteren. Alleen
de zeer sterken zijn zo strijdbaar en zo ernstig
in het gebruiken van de hun toevertrouwde
talenten.
Behalve strijd was er vriendschap die van de
uithoeken der wereld vloeide naar Rapenburg
61. Daarheen trokken de zonen van Bin Sa'oed,
en daarvan vertelden ze jaren later in hun
paleis in Er-Riaad. Daarheen kwamen minis
ters en godgeleerden uit Egypte. En hoevelen
van de wetenschappelijke voorhoede der Indo
nesiërs zaten niet in de studeerkamer daar en
gingen er verrijkt vandaan?
Snoucks levenswerk in Mekka, Indonesië en
Leiden is geen waardeloos levenswerk geweest,
want nu in feite een hechte vriendschapsband
kan gesloten worden met Indonesië, zal dat
wat hij ons leerde, van heel groot nut kunnen
wezenC. H.
Bronnen:
C. Snouck Hurgronje: De Atjehers, 1893,
idem: Nota betreffende de religieus-politieke
toestanden in Atjeh; Batavia 23 mei 1892,
idem: Nota betreffende de brochure van
Heutsz, Batavia, maart 1893, idem: (Toekoe
Mansoer) Atjeh 1896; Verspreide Geschriften;
IV, I, idem: (Si Gam) De Pedir-expeditie
1898; Verspreide Geschriften IV, I, idem:
(Si Gam) De excursieter Noord- Oostkust
van Atjeh 1899 en hare gevolgen; Verspreide
Geschriften IV, I, idem: Het Gajo-land en zijn
bewoners; Batavia 1903, idem: Atjeh 1908;
Verspreide Geschriften IV, II, C. van Vollen
hoven: De geboorte van het adatrecht.
4