JOURNALISTEN IN INDONESIË De Nederlandse pers heeft in de afgelopen maanden met gretigheid gebruikge maakt van de gelegenheid om Indonesië te herontdekken. Een niet onaanzienlijk aantal Hollandse journalisten, en lang de slechtsten niet, zijn naar Djakarta vertrokken en hebben in uitvoerige artikelen van hun wedervaren in het Indonesië na het Irian-Barat conflict verhaald. Het waren merkwaardigerwijs vooral verte genwoordigers van wat men noemt de provinciale pers, die er op uit zijn getrok ken. Van de grote of landelijke pers was eerst alleen De Telegraaf vertegen woordigd, terwijl eerst enkele weken later een verslaggever van De Volkskrant volgde. De Nieuwe Rotterdamse Courant, het Algemeen Handelsblad, Het Parool, De Tijd-Maasbode en het Vrije Volk lieten verstek gaan. De journalisten, die begin mei naar Djakarta gingen hadden een voorloper in Hans Marti- not, oud-hoofredacteur van het persbureau PIA, die een paar maanden eerder, ook al als vertegenwoordiger van de provinciale pers, i.e. de Gelderlander-groep nog vóór het herstel van de diplomatieke betrekkingen enkele we ken door Indonesië rondreisde. Sommigen van de Nederlandse krantenmensen kenden Indonesië van voor het conflict, enke len hunner zelfs heel goed, anderen kwamen er voor het eerst. En nu is het merkwaardige, dat er betrekkelijk weinig verschil is op te merken in de waarnemingen van de oldhands en van de newcomers. Welhaast zonder uitzon dering kwamen de journalistieke waarnemers van beide categoriën tot de conclusie, dat de Indonesische werkelijkheid op essentiele pun ten aanzienlijk afweek van het beeld dat zij zich daarvan aan de hand van persberichten en literatuur, Nederlandse zowel als buiten landse, in de loop der jaren hadden gevormd. Daar was in de eerste plaats de verrassing over het feit, dat er van vijandigheid tegenover Nederlanders geen sprake was bij de Indo nesiërs, die zij ontmoetten. Zij constateerden integendeel de aanwezigheid van vriendschap pelijke gevoelens tegenover de bezoekers uit Nederland. De Nederlandse correspondenten besteedden in hun artikelen hieraan uitvoerige aandacht en legden een sterke neiging aan de dag om een en ander vooral toe te schrijven aan de vriendschappelijke betrekkingen, welke in het verleden tussen Nederlanders en Indone siërs hebben bestaan en aan een historische en culturele verbondenheid. Hierin schuilt na tuurlijk wel enige waarheid, maar o.i. zal men er goed aan doen de betekenis van die „oude vriendschapsbanden" en die „historische ver bondenheid" niet al te zeer te overschatten. Dat gevaar lopen uiteraard de meeste Nederlanders die in deze tijd Indonesië bezoeken, omdat ze daar in de eerste plaats in aanraking komen met de hogere lagen van de samenleving, voor een belangrijk deel bestaand uit personen van wat rijpere leeftijd, die van huis uit veel con tacten hebben gehad met Nederlanders. Dit geldt echter geenszins voor de jongere gene ratie, b.v. de studenten, die de Indonesische universiteiten bevolken en die in de jaren vóór het Irian-Barat conflict nog de middelbare scholen bezochten waar het aantal Nederlandse leraren toen al zeer gering was en het aantal medeleerlingen van Nederlandse nationaliteit nog geringer. En toch troffen de Nederlandse journalisten ook bij hen hartelijkheid, om niet te zeggen blijdschap over de ontmoeting met Nederlanders. Wanneer we naar een verklaring voor dat verschijnsel zoeken dienen we er ons reken schap van te geven, dat niet alleen de Indo nesiërs zijn veranderd, zelfbewuster zijn ge worden, maar dat ook de houding van Neder landers, die in 1963 naar Indonesië gaan, verschilt van die van hen, die daar in de jaren vóór 1958 waren om nog maar niet te spreken over vroegere perioden. Is het misschien zo, dat de Indonesiërs, die goede waarnemers zijn, tot hun genoegen ontdekten, dat deHolIandse bezoekers van 1963 hen met andere ogen zagen dan de Nederlanders die ze van vóór 1958 kenden of dan de Nederlanders die zij zich hadden voorgesteld, want ook het beeld der Nederlanders is in Indonesië onder de invloed der propaganda vertrokken, net zo goed als dat van de Indonesiërs in Nederland. Dat er tussen de Nederlandse bezoekers en hun Indonesische gastheren van het begin af aan een atmosfeer van vertrouwelijkheid heeft bestaan getuigt niet alléén van de behoefte aan Indonesische kant om met de Nederlanders weer op goede voet te geraken, maar evenzeer van een streven van de kant der gasten om hun gastheren ernstig te nemen. Als zij zich anders hadden gedragen hadden zij ondanks alle traditionele vriendschapsgevoelens en his torische en culturele verbondenheid van Indo nesische kant hoogstens formele hoffelijkheid in plaats van hartelijke tegemoetkoming onder vonden. Dat deze over het algemeen jonge Nederlandse journalisten dit opbrachten heeft in Indonesische kring meer vertrouwen in een gewijzigde geesteshouding van de vroegere koloniale meesters gewekt dan alle hoogge stemde redevoeringen van autoriteiten en poli tici in Holland bij elkaar. Ze hebben duidelijk aangevoeld langs welke weg we hebben te gaan indien we tot werkelijk nieuwe betrekkingen met Indonesië willen komen. Het zal goed zijn wanneer we niet te veel over historische banden praten. De herinnering daaraan is voor de Indonesiër, of wij dat prettig vinden of niet, lang niet altijd aange naam. Hij wil er liever niet aan herinnerd worden. Dat is een heel normaal verschijnsel. Even normaal als het feit dat velen onzer ook liever niet praten over het pijnlijke proces, dat leidde tot de volkomen gewijzigde verhouding tussen onze twee landen. Dat proces had voor Nederland zeker schrijnende kanten het opgeven van belangen en illusies valt nu een maal niemand makkelijk, ook een volk niet. Geconstateerd te hebben, dat er in Indonesië weinig wrok achtergebleven is de mooiste ervaring, die de Nederlandse journalisten heb ben opgedaan. Andere ervaringen waren, dat het normale leven van de Indonesiër niet, zoals men zich blijkbaar had voorgesteld, geken merkt werd door honger en ontbering. De mensen die men aantrof te Djakarta en elders in het land waren helemaal geen toonbeelden van verarming en ellende zoals men zich blijk baar op grond van de uitermate slechte berich ten over de economische toestand had voorge steld. Zij troffen een volk aan, dat zich met grote virtuositeit aanpaste aan de allesbehalve gunstige omstandigheden. Misschien is die vir tuositeit een van de erfenissen van de koloniale periode. It is a very bad wind, zeggen de Engelsen, that blows nobody any good. De journalisten zijn over het algemeen onder de indruk gekomen van de zelfbewustheid van de Indonesiër, een produkt van de revolutio naire situatie waarin het land zich nu al achttien jaren bevindt. Te midden van het Indonesische volk zijn de nuchtere Hollanders tot de conclusie gekomen, dat er toch nog iets anders bestaat dan materiële welvaart en dat zelfs onder bepaaldelijk slechte economische omstandigheden een volk kan groeien in natio naal bewustzijn. Dat was een ervaring die meer dan een der bezoekende journalisten diep te denken heeft gegeven. Wie de artikelen leest, die zij schreven, onderkent, dat verschillenden hunner daar in Indonesië iets hebben geleerd, namelijk dat de Westerse levensopvatting niet de enige is, die kan leiden naar een betere toekomst. Misschien is er zelfs bij sommigen hunner wel een greintje twijfel gegroeid over de doelmatigheid van de westerse weg. Maal laten we het daarover niet hebben. Een van de gunstige resultaten van het bezoek der journalisten was, dat de voorlichters der openbare mening daar President Soekarno en de overige leiders hebben gezien in de eigen omgeving en op die manier zijn gekomen tot een andere beoordeling van deze figuren. Soekarno is er in de afgelopen jaren in de Nederlandse pers wel heel pover afgekomen. Een van Nederlanderhaat vervulde bloeddor stige tiran, die zijn eigen volk onderdrukte en uitbuitte, een machtswellusteling die voor niets terugdeinsde. Het was een heel ander beeld dat geschetst werd in de meeste artikelen. Een veel juister beeld, want we mogen niet aannemen, dat de Nederlandse krantenmensen zich heb ben laten beduvelen door een paar prettige smoesjes van het Indonesische staatshoofd. Daarvoor hebben journalisten als regel te veel mensenkennis. Ze hebben in Soekarno een man gezien, die bezorgd is voor de toekomst van zijn volk, een onvervaard strijder met een mild mensenhart. De man, die als enige in zijn land in staat is dit volk-in-revolutie te leiden, om dat de massa hem volkomen vertrouwt. Dat vertrouwen van zijn volk geeft hem een plaats onder de grote leiders van onze tijd. Zeker, de Nederlandse bezoekers hebben niet alles mooi gevonden in Indonesië. Ze hebben de corruptie gezien, die de volkswelvaart aanvreet. Ze hebben echter ook gezien, dat daartegen strijd wordt gevoerd, een moeilijke strijd. Misschien hebben enkelen van de Neder landse bezoekers een groot deel van deze corruptie onderkend als een erfenis van een verleden waarin de underdog zich alleen nog maar door sluwheid in het leven kon houden. Misschien hebben zij zich afgevraagd waarom deze extreme vormen van corruptie kenmerk zijn van het openbare leven in tal van landen, waar van een normale controle van het volk op zijn heersers geen sprake kon zijn. Corrup tie, deze vijand nr 1 van de volkswelvaart, zal ook in Indonesië alleen effectief kunnen worden bestreden wanneer de gemeenschap in staat wordt gesteld zijn leiders tot verant woording te roepen voor het tegenover de gemeenschap gevoerde beleid. Dat is een lang durig proces, maar wie vertrouwen heeft en de Indonesiërs hebben dat vertrouwen gelooft in de geleidelijke verdwijning van het kwaad. Overigens zal men er ook in Neder land goed aan doen dit kwaad vooral niet als een specifiek Indonesisch kwaad te zien. Het is inhaerent aan bepaalde ontwikkelingsfasen van alle gekoloniseerde of halfgekoloniseerde volken, waar ter wereld ook. Alles bij elkaar is het bezoek van de Neder landse verslaggevers aan Indonesië ongetwij feld nuttig geweest. Het heeft wezenlijk bijge dragen tot het rechttrekken van vertrokken voorstellingen, die men in Nederland van het huidige Indonesië had. Er zal echter nog heel veel meer moeten gebeuren voor en aleer men in Nederland een duidelijk begrip heeft van de problematiek van de Indonesische rehabili tatie. Daarbij kunnen de kenners van het oude Indië ons geen leidsman meer zijn. Verslagge vers, dat is hun taak, kunnen alleen maar een beeld geven van hetgeen zij zagen. Verdieping van onze kennis van het Indonesië van nu is dringend noodzakelijk al was het alleen maar omdat Indonesië een deel vormt van die ont zagwekkend grote wereld van de onderont wikkelde landen waar honderden miljoenen mensen ons met steeds meer klem vragen, waarom zij in nood moeten blijven leven in een wereld die in staat is overvloed voort te brengen. B. S. 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 8