Djago Lajangan in actie
Op IP juni kondigden wij in Tong-Tong de
komende vlieger-wedstrijden te Amersfoort aan.
Het eerste deel van deze wedstrijden voor
de vechtvliegers blijkt een onverdeeld succes
te zijn geworden. Zelfs heeft de televisie een
korte reportage in haar programma opgenomen.
Van enkele zijden bereikt ons nu de suggestie,
ook elders in Nederland dergelijke wedstrijden
te organiseren met het doel uiteindelijk lot
stellenwedstrijden te komen ongeveer zoals
dat vroeger in Djakarta gebeurde: Kwitang
tegen Kemajoran of Petodjo tegen Tanah
Abang.
Een enthousiaste Djago Lajangan zent ons een
verhaal over een van zijn jeugdervaringen
waarvoor wij gaarne een plaatsje inruimen.
Hier volgt dus de spannende reportage van
een verwoed vliegergevecht uit tempo doeloe:
Als geboren anak Betawie was ik óók dol op
de sport ,,adoe lajangan". Ik was toen nog
leerling van P.H.S. (Prins Hendrik School) aan
de Sipayersweg en woonde op Kwitang-Para-
patan.
Op het grote erf van ons huis had ik met ijver
en zorgvuldigheid glasdraad gemaakt. Alleen
de voorbereidingen hiervoor hadden al veel
zweetdruppels gekost. De soorten glas, die ik
gebruikte om dit tot poeder te stampen waren
speciaal uitgezocht (knoppen van telefoon
kabels, Kuypers jeneverflessen, glas van elek
trische gloeilampen en nog enkele glas- en
porseleinsoorten).
De ka-poetih (witte houtlijm) had men mij als
de beste lijmsoort opgegeven en de verhouding
van deze lijm met de hoeveelheid te gebruiken
glaspoeder waren mij bekend. Verder ge
bruikte ik in de lijm nog het wit van een
kippenei en enkele uitgeknepen kingit-vrucht-
jes, waarvan het sap nogal kleverig was.
Voordat ik het glas bij het mengsel van lijm
soorten voegde werd de poeder eerst tweemaal
door een doek gezeefd, zodat a.h.w. glas-meel
verkregen werd.
Het draad, dat ik gebruikte was van een
speciale dikte en een bijzonder merk. Het liefst
had ik schoenmakersgaren of tjap kambing in
klossen van 500 yards.
Mijn golongan: een oud 5-ponds boterblik,
netjes met papier omwikkeld om roest en
scherpe randen te voorkomen en zonder bodem,
omdat ik aan de binnenzijde een stukje hout
had gespijkerd, waardoor het af- en oprollen
van het glasdraad vergemakkelijkt werd. Eerst
werd het garen van de klos om een mooi plat
steentje gerold tot een bal en dan pas kwam
het in het mengsel van ka en glas om tot
glasdraad uitgerold te worden.
Voetje voor voetje achteruitlopend rolde ik het
draad uit, dat ik tussen duim en wijsvinger
liet lopen. Om de tandjoengboom heen naar
de tjempaka- en daarna om de kenanga-boom
en weer terug. Tweemaal 500 yards had ik
uit de rollen en in mijn rechter-wijsvinger en
-duim had ik al enkele scherpe sneden.
Boetie, Miel en Adong, evenals ik anak Kwi
tang, waren komen kijken. Adong zou voor
mij het glasdraad op de golongan rollen, omdat
hij dit zo keurig kon.
Toen ik de eerste 500 yards had uitgerold
begon mijn verwonde wijsvinger te bloeden.
Boetie stelde voor, dat hij voor mij de reste
rende 500 yards zou klaarmaken en zo ge
beurde het, dat Adong diezelfde middag op
onnavolgbare wijze 1000 yards glasdraad om de
golongan rolde.
Mijn broer had voor mij drie vechtvliegers
gemaakt en beschilderd. Hij was minstens even
enthousiast als wij en ik kan U niet vertellen
met hoeveel zorg en nauwkeurigheid hij alles
deed. Uitgezochte bamboe voor het geraamte,
speciale afmeting van lengte en breedte, uitge
balanceerde spanning. Chinees papier (kertas
singkong) en bekende beschilderingen in rood
en zwart.
De eerste vlieger ging diezelfde middag al de
lucht in. Ik had de tjap toembak tiga uitge
kozen, beschilderd met drie grote speer-punten
in de bovenste hoeken. In de nabijheid bevon
den zich twee vechtvliegers hoog in de lucht,
die al verschillende keren met succes de strijd
tegen minder fortuinlijke djago lajangans had
den opgenomen.
HET VLIEGERGEVECHT
Met weinig moeite ging de toembak tiga de
lucht in. Wendbaar en gewillig in de hand
steeg de vlieger aan het gladde glasdraad.
Toen een behoorlijke hoogte was bereikt wer
den even enkele routine-manoeuvres uitge
voerd, die feilloos verliepen. Eén van de twee
vliegers, die we al eerder zagen, deed aan
stonds toen de mijne werd opgelaten, pogingen
om aan te vallen.
Adong en ik waren echter nog niet onmiddellijk
van plan op deze uitdaging in te gaan. Adong
hield de golongan voor mij en ik bespeelde
de vlieger. Eerst toen er voldoende hoogte
was bereikt toonde ik, dat de toembak tiga
paraat was voor het gevecht.
De aanvaller, een vlieger met een rode bol in
het midden, tjap bola. was bijzonder fel. Met
een lange zwenking bracht hij zijn gunstige
positie enigszins in gevaar en nauwelijks had
ik dit in de gaten of met een korte, ferme
(Vervolg van pag. 10)
Inderdaad, vrij diep in het bos vernam ik het
gedruis van het lopen over verdroogde djati
bladeren. Als ervaren jager kan men aan het
gedruis in het bos onmiddellijk horen of het
een mens is of een dier, ook of het een zwijn
is of een kidang (ree) en zelfs of het alleen
is of in een kudde.
„Is dat soms de kijai?" vroeg ik mijn gids
fluisterend.
Deze keek me echter misprijzend aan en ant
woordde: „De kijai maakt geen geluid. Voor
U het weet staat ie vlak voor U. Hij komt
ook niet tegen deze tijd uit, maar zo tegen
10 uur of tegen middernacht".
Enfin, ik had bij deze eerste gelegenheid nog
geen aspiraties om die „achtmanskijai" te
bemachtigen.
Het geluid van vertrapte djatibladeren kwam
dichter en dichterbij. Mijn jachtcollega voor
me in de boom scheen het geluid ook gehoord
te hebben. Ik zag hem tenminste oplettend naar
een bepaalde richting in het bos kijken. De
zon hing intussen al lager en lager en was nog
slechts als een halve vuurrode bol zichtbaar
achter een bomenrij.
De boshaan was intussen het bos ingevlogen
om zijn nachtleven op te zoeken. Het blader-
gedruis was nu duidelijk hoorbaar..., doch
zwenkte naar rechts. Dat was niet zo gunstig.
Volgens mijn berekening moesten die zwijnen
achter mij om uitkomen. Ik moest dus wel ver
zitten om in een gunstiger positie te vuren.
Ik stond juist op het punt mijn plan uit te
voeren, toen mijn gids me wederom aan mijn
arm tikte en voor ons uitwees.
En ja hoor, duidelijk in het schemerlicht, even
buiten de bosrand, op nog geen 15 meter
afstand stond een knaap van een zwijn met
wijd uiteen staande slagtanden. Ik kon hem
horen brommen, met zijn slagtanden tegen
elkaar klappen en smakken, een teken dat ie
onraad vermoedde of rook. Maar ons had ie
gelukkig niet in de gaten dank zij de camou
flage.
Langzaam richtte ik mijn Sauer Cal. 12 op het
doel, zuiver vizier nemende en met een welge
richt nekschot velde ik het beest. Het was
inderdaad een kanjer... maar een 4 mansvracht
was het nog niet. Mijn gids sprong uit onze
goeboeg om de buit onder ons te slepen. Ik
zag dat ie er inderdaad moeite mee had.
J. R. HORSTING
(Wordt vervolgd)
duik liet ik mijn toembaks tot een tegen
aanval komen, meteen overgaande tot het in
draaiende beweging uitvieren van het glastouw.
Als twee kemphanen draaiden de bol en de
toembaks in de wind, terwijl de kwaliteit van
het glastouw ogenschijnlijk de beslissing over
de winst of verlies zou brengen.
In werkelijkheid wist ik echter, dat ik veel
gunstiger met mijn toembaks in de wind lag
dan de Niponse vlag. Het duurde daarom
nog maar enkele tellen of de rode bol hing
als een slappe vaatdoek aan mijn glasdraad.
Boetie, Miel, Adong en ik verwachtten elk
moment de ondergang van de bol, maar het
duurde langer dan we dachten.
Langzaam vierend en zorgend, dat de toem
baks in de wind bleef, volgden wij alle vier
in spanning het gevecht.
Intussen had de derde vlieger, een selèmpang
(zwart-geel-rode, dwars-gestreepte vlieger)
schijnbaar de kans schoon gezien om op zijn
beurt tot de aanval over teg aan.
Dit was niet volgens de bij ons Kwitangse jon
gens geldende regels. Dit noemen wij „djaga
moentah" (het bewandelen van de makkelijkste
weg ongunstig bedoeld).
Met een vervaarlijke duik was de selèmpang
op mijn glasdraad gesprongen. Verontwaardigd
over deze handelwijze maar nog zeer betrokken
bij het gevecht leidde ik, nu met allerlei
adviezen van Boetie en Miel, mijn toembak.
Plotseling maakte de rode bol een lichte op
waartse beweging en geen seconde later zwaai
de deze vlieger, als een krachteloze alap-alap
(roofvogel), in de wind heen en weer. De bol
was verslagen... Een kort hoera! steeg er bij
ons op.
„En nu de selèmpang Dee!" hoorde ik Boet
nog tegen mij zeggen: „Ajo hantem die toekang
djaga moentah!"
Doordat de spanning op mijn glasdraad iets
was verminderd werd mijn toembak weer ge
makkelijk bespeelbaar. Het voordeel, dat de
selèmpang eerst had, kon ik toen door een
kleine manoeuvre teniet doen.
De strijd ging nu gelijk op. Verbeten kampten
de toembaks en de selèmpang om de overwin
ning. Ik verkeerde zelf in de grootste spanning.
Gelukkig was Adong een voortreffelijk helper,
want ik verplaatste mijn terrein van actie
steeds meer naar rechts, om tot een gunstiger
positie te komen.
De vliegers waren zo ver, dat de tekens niet
meer te onderscheiden waren. Alweer voelde
ik in mijn glasdraad een lichte schok. De
spanning was even iets minder, maar ik durfde
nog niet geheel in te houden. Ik bleef doorgaan
met voorzichtig vieren, óók toen Miel plotse
ling uitriep: „Dee. die selèmpang is al del
(los) Hoera!"
Nog enkele tellen bleef ik, niet overtuigd
zijnde, doorvieren, totdat ik inderdaad aan de
malle zwenkingen van de stip, die de selèmpang
bleek te zijn, merkte, dat de overwinning aan
onze zijde was!
Dolgelukkig van H'jdschap maakten we een
huppeldans op dplaats. Langzaam liet ik
mijn vlieger wee: omhoog komen... een stip
slechts, maar tón nog handelbaar. Het glas
touw was tot over de helft uitgevierd ge
weest en daarom was het 't beste weer een héél
stuk in te halen.
...Die middag bleef de toembak tiga ongesla
gen tot magrib in de lucht. Boetie had het
vijfde gevecht tegen een lajangan godekkan
geleid, omdat ikzelf op dat moment even van
de spanning moest bekomen.
Eerst toen het donker werd haalden we de
vlieger geheel in. Een fijne dag was tot een
eind gekomen. Boven op de klamboe van mijn
bed mijn drie vechtvliegers, ikzelf in bed en
onder de kolong tempat tidoer mijn golongan
met 1.000 yards glastouw. De volgende dag
zouden Boetie, Miel en Adong en ik weer
eikaars gezelschap zoeken voor het volgende
gevecht, maar dan in kampoeng Tanah Tingi.
DEE BAEHR
11