17 Augustus, Nationale Dag Indonesië
In memoriam
FRANCIS E. WALTER t
Per gelijke post ontvingen wij een invitatie van de Chargé d Affaires van
Indonesia voor de receptie ter gelegenheid van de Onafhankelijkheidsdag 17
augustus en een uitnodiging voor het bijwonen van een culturele avond ter
viering van de onafhankelijkheidsdag van Pakistan.
Met beide invitatiekaarten voor ons op
tafel hebben we een hele tijd in gedach
ten gezeten. En zagen voor ons geestes
oog de lange rij van onafhankelijk
geworden Aziatische en Afrikaanse vol
ken sinds de laatste wereldoorlog, met
wie het oude „Imperiale Europa" nu op
geheel andere voet van verhouding is
gekomen.
Op vele recepties bij ambassades en
consulaten zullen in de komende jaren
onze diplomaten, ministers en topfigu
ren van handels- bedrijfs- en cultuur
leven te gast gaan, handen zullen
worden geschud op gelijk niveau,
nieuwe betrekkingen worden aange
knoopt en nieuwe arbeids- en levens
terreinen zullen zich gaan ontwikkelen.
Het kost toch wel enige tijd en moeite
om dit alles te verwerken, als je als
Indischman middenin de „losscheuring
hebt geleefd. Ach, mijnheer Bruinsma
in Appingedam heeft dat allemaal niet
zo gevoeld. Holland heeft een beetje ge
schud maar is toch weer gauw stil
blijven staan. Er is een kleine groep
bruine mensen hier gekomen, waar je
nauwelijks wat van merkt. Er is nogal
wat scherpe ruzie geweest met Indo
nesië heel in de verte. Een beetje
onbegrijpelijk: Ja natuurlijk heeft ieder
volk recht op onafhankelijkheid, maar
„mot ut nou so?" Overigens bleef het
voor hem niet veel meer dan koffie-
praat en een polemiekje nu en dan in
de kranten...
Voor ons betekende deze omschakeling
een „bestaansaardbeving", waarvoor
velen van ons vluchten moesten met
verlies van have en goed. En zelfs veel
kostbare levens. Er was ontnuchtering
en verbijstering en pijn.
Opeens liepen we allemaal met een
bordje om ons nek: „koloniaal zowel
in Indonesië als hier. Wie was ik? Wat
zal ik moeten zijn?
En ondertussen trof het Lot van de
Nieuwe Tijd miljoenen andere „Euro
pese Oosterlingen": Britten in India en
Pakistan, Fransen in Indo China en
Algerije, Belgen in de Kongo. Bij het
wegwissen van oude pijn werd veel
nieuwe pijn gemaakt. En het is alsof
het Lot der wereld zich niet bekommert
om mensjes en hun noden en verdriet,
want de Nieuwe Tijd voltrekt zich
bedaard met een nuchter, eerlijk en
efficient patroon van constructieve ver
houdingen „die er nu eenmaal moeten
zijn".
Ik geloof dat alleen onderwijzers zoiets
goed begrijpen. Die na lange tijd opeens
een oudleerling tegenkomen, een „lati-
ge". Nu opeens een mooie jonge zelf
bewuste vrouw geworden en niet
dat onnozele gansje van vroeger. Of een
zelfverzekerde jongeman met een hoge
positie, binnenkort misschien veel hoger
dan schoolmeester. Blijven eventuele
oude grieven plakken? Of herleeft
plotseling toch een oude genegenheid,
die zelfs kan uitgroeien tot een nieuwe
en veel constructiever vriendschap?
SjC
Over een paar dagen zal er in het
Kasteel Oud Wassenaar zo'n weerzien
zijn. Een oude „overmachts-staat" ont
moet een „ex-leerling". En ongetwij
feld zullen de Nederlandse gasten be
seffen dat geen spoor van de oude
verhoudingen meer bestaan kan. Dat
hier een gastheer staat, wiens eigen
tijd is aangebroken, zelfverzekerd en
met trots en vreugde om een eigen
Nationale Dag, welke gevoelens door
al zijn gasten begrepen en gedeeld zul
len worden.
Ook Tong-Tong zal er dus zijn een
beetje rare figuur, immers: de zoon van
de schoolmeester, maar de makker (en
bloedsbroeder) van de leerling! Die
voor deze verwantschappen vijf jaar
lang op zijn kop gehad heeft! Zou men
mij nu begrijpen? En zal men beseffen
dat deze receptie-avond die door ons
altijd voorzien is, voor ons een aparte
genoegdoening betekent?
Ik heb zo'n idee dat ik een groot gevoei
van voldoening zal hebben op deze
avond. Omdat in Tong-Tong door
tienduizenden een zaak gediend is in
oprechtheid en met de vaste wil om een
toenadering tot stand te brengen met
volledige verwerping van vijandschap,
rancune en kwade trouw en met een
onvoorwaardelijk geloof in goede ka
raktereigenschappen van beide volken.
Men zei me dat het te betreuren was
dat de „gardoewachters" van onze
Tong-Tong niet aanwezig zouden kun
nen zijn op deze ontmoeting in een
nieuwe sfeer van samenwerking. Maar
dat geloof ik niet. Ik heb in de laatste
jaren de Indonesiër voortdurend „ge
peild" op zijn houding tegenover de
Nederland, nieuw én „koloniaal" en ik
weet dat voor deze receptie tal van
„kandjengs" uit het oude Indië geïnvi
teerd zullen worden, doodgewoon om
dat ze goed vriend waren en goed
vriend zullen blijven. Dit wordt geen
„formal party", maar mede een weer
zien van oude bekenden, dat weet ik
zeker.
Met dit besef: dat het Nieuwe opge
bouwd zal worden zonder dat het oude
vergeten zal zijn, kan ik niet anders
dan uit de grond van mijn hart wensen
dat het Indonesische volk_ nog tot in
lengte van jaren in aparte vriendschap
zijn Nationale Dag mag vieren op
Nederlandse grond.
En de eerste gelukwensen bij deze nieu
we start gaan gaarne hierbij
Tjalie Robinson
Een goed vriend van Nederland is onlangs overleden: de Amerikaanse senator
Francis E. Walter. Deze politicus, die de emigratie vanuit Indonesië zulk een goed
hart toedroeg, heeft zijn naam verbonden aan de z.g. Past ore-Walter-wet, zo lezen we
in „Vooruitzien", het orgaan van de Algemene Emigratie Centrale.
Deze speciale wet heeft het mogelijk gemaakt, dat een zeer groot aantal Nederlanders
met Indische achtergrond naar de Verenigde Staten kon emigreren. Onder de
normale wetgeving zou het velen hunner nooit gelukt zijn een nieuw bestaan op te
bouwen.
Het feit, dat de overgrote meerderheid van deze Indische Nederlanders in Amerika
(en met name in de staat Californië) met groot succes werkzaam is, heeft wel bewezen,
dat senator Walter een goede visie heeft gehad op de mogelijkheden van deze emigratie
buiten het normale quotum.
Voor zijn bemoeiingen ten behoeve van deze emigratie heeft hij een hoge onder
scheiding van H.M. de Koningin ontvangen. Ook is hij bedacht met de Olivier van
Noort-medaille voor buitenlanders, die zich zeer verdienstelijk hebben gemaakt voor
de bevordering van de emigratie.
Overgenomen uit NIBEG
3