Dr. Ir. C. J. de Groot
Geb. 27 januari 1883 te Den Helder - Overleden 1 augustus 1927 a.b. J.P. Coen
In het begin van de 20ste eeuw sloeg de „draadloze telegraphie" ook over naar
Nederland en werden de 6 nieuw gebouwde marine kruisers met een z.g. 3 K.W.
lange-golf-vonkzender uitgerust. Deze werkte op een golflengte van ca. 600 Meter.
Het zou tot 1906 duren, alvorens de Ned. Ind. Regering er toe besloot een post
op de begroting te brengen en enige proeven op Java te doen. Deze proeven
stonden onder leiding van enige Marine-officieren, maar de resultaten waren van
dien aard, dat de belangstelling van de overheid tot 0 werd gereduceerd. En het
zou wederom enige jaren duren, alvorens de draad zij het dan ook een draadloze
wederom werd opgenomen.
Voor de Indische P.T.T. kwam in 1908 als
jong telegraaf-ingenieur uit de helaas te
vroeg ontslapen Ir. C. J. de Groot, die als
HBS-jongen in Den Helder waar zijn vader
Kapitein ter Zee bij de Kon. Marine was
in dezelfde tijd dat Marconi zijn proeven in
Engeland volbracht, een draadloze verbinding
tot stand wist te brengen tussen zijn zolderka
mertje en de huiskamer. Hij voorzag voor de
Indische Archipel een grote toekomst van de
toepassing van de draadloze telegrafie en zo
verscheen er op de Indische begroting voor het
jaar 1909 een bedrag van 30.000 voor een
eerste vonkzender. Inmiddels had een dochter
firma van Siemens, n.l. Telefunken, de licentie
van Marconi voor Duitsland opgekocht en de
eerste zender voor N.l. werd in Berlijn gefa
briceerd.
In de loop van 1910 kwam de installatie op
Sabang aan en bijna vanzelfsprekend werd de
jonge de Groot bij de montage gedetacheerd.
Tijdens de opbouw en de genomen proeven
wist hij al dadelijk zoveel verbeteringen tot
stand te brengen, dat de Fa. Telefunken hem
na de indienststelling van het station in 1911
een prachtige aanbieding deed. De Groot was
een idealist en had weinig gevoel voor het
aardse slijk en zo is het begrijpelijk dat hij
zich toen reeds als taak stelde de Indische
Archipel zowel interinsulair als internationaal,
uit zijn isolement te verlossen.
Nadat Sabang al spoedig als eerste aanloop
station voor de schepen van onze grote
Stoomvaartmaatschappijen en ook die van het
buitenland van grote betekenis was gebleken,
volgden in de jaren 1912/1913 de oprichting
van soortgelijke stations als te Sabang in
Sitoebondo, Koepang en Ambon. Het zijn de
proeven tussen deze stations geweest, die de
Groot er toe brachten de theorie te ontwikke
len, dat een draadloze telegrafie-verbinding
tussen het moederland en de koloniën mogelijk
was. Hij koos het als onderwerp voor een
dissertatie, waarop hij in 1916 te Delft pro
moveerde tot Dr. in de Technische weten
schappen.
Inmiddels ontwikkelde zich ook het particuliere
initiatief en zo verkreeg de BPM concessie voor
de oprichting van 3 dr. telegrafiestations, n.l.
te Balikpapan, Tarakan en Boela (Ambon),
waar zich belangrijke olievelden en emplace
menten bevonden. De concessie werd verleend
voor 20 jaren en inderdaad werden de stations
in 1936 (uiteraard) door korte-golf-zenders
van de Indische P.T.T, vervangen,
Na deze enigszins omstandige inleiding kom
ik tot een belangrijke mijlpaal uit de Indische
radio-geschiedenis.
Dr. de Groot zou in 1917 naar Indië terug
keren en hoewel men in het moederland wat
sceptisch stond tegenover zijn verkondigde
theorieën, was het idee toch wel aanlokkelijk,
omdat men voor de berichtgeving naar en
van Indië uitsluitend was aangewezen op de
Engelse kabel maatschappijen, die niet alleen
alle telegrammen censureerden, maar vanzelf
sprekend een eenzijdige voorlichting gaven.
De Groot had zich ook gewaagd aan een bere
kening van de voor de in Indië op te richten
zender benodigde energie en was tot 2400 Kw
gekomen. Een formidabel vermogen, maar de
praktijk stelde hem voor 100% in het gelijk.
Voor Holland berekende hij de energie op
400 KW. Dit enorme verschil moet worden
toegeschreven aan een eigenaardigheid van lan
ge golven, die n.l. de neiging vertonen liever
van West naar Oost dan van Oost naar West
te lopen. (De draaiing van de aarde speelt
hier een rol).
In Indië teruggekeerd begon de Groot met de
uitwerking van zijn plannen en aangezien de
wereld in Europa nog hevig in brand stond,
was er geen sprake van, dat benodigde mate
rialen uit het buitenland konden worden be
trokken. De Groot kende echter geen moeilijk
heden en wist in samenwerking met de werk
plaatsen v/d S.S., de marine-werf in Soerabaja
en de P.T.T. zijn plannen voor de constructie
van een enorme zender verwezenlijkt te krijgen.
De grootste moeilijkheid kwam nog, want hij
had tevens becijferd, dat de antenne een hoogte
van minstens 250 M. moest hebben. ,,Komt
terecht", zei de G., dan hangen we de zend-
draden in een bergkloof. En zo kwam hij op
het luminieuze idee in het Malabar-gebergte
tussen 2 bergkammen n.l. de Poentang en de
Harimoen, 5 spankabels over de lengte-as van
de kloof te bevestigen en aan deze kabels over
zwaar geisoleerde rolschijven 7 antenne-draden
van 2 KM lengte op te hangen. Indien U
bedenkt, dat span- en antennekabels in de berg
kloof en langs de berghellingen op de grond
moesten worden gereed gemaakt en het geheel
compleet vele honderden meters moest worden
opgetrokken en U daarbij bedenkt, dat in deze
rimboe allereerst rintissen moesten worden uit
gekapt, waarin de kabels moesten worden
uitgelegd, dan kunt U zich misschien een
idee vormen van de problemen, waarvoor men
stond. Maar het kwam voor elkaar.
Aan het eind of liever aan het begin van de
kloof stond een vrij hoge heuvel, waar het
zendstation zou moeten verrijzen. Heel wat dy
namiet was nodig om dit obstakel op te rui
men, maar ook het gebouw kwam er.
Inmiddels gebeurde er in Holland niet veel,
men stond nu eenmaal sceptisch tegenover de
grootse plannen van de G. Toen de heer de
Korver in 1919 een artikel in het Koloniaal
Tijdschrift schreef, was dit aanleiding voor
enige leden in de 2e Kamer om vragen aan
de Regering te stellen. Toen kwam er ook aan
deze zijde schot in en werd bij Telefunken een
400 KW-machinezender installatie besteld, die
te Kootwijk werd opgebouwd en waarvoor
masten van 250 M. werden opgericht, waar
tussen de antenne(s) werd(en) gespannen.
De bouw van het Malabar-radiostation duurde
tot begin 1923, waarna men met de proeven
kon beginnen. Typische moeilijkheden deden
zich tijdens de montage voor, o.a. doordat het
door de tijdsomstandigheden niet mogelijk was,
van buiten personeel aan te trekken. En zo
zien we een conglomeraat van medewerkers:
Russen, Oostenrijkers, Duitsers, enz. die allen
om de een of andere reden in Indië gestrand
waren. Een der merkwaardigste figuren was een
Oostenrijker, een zekere Lazarus Potcognac, die
zijn naam werkelijk met ere droeg.
De 5e mei 1923 zou de eerste draadloze
telegrafie-verbinding (op een daggolf van
15,6 KM en een nachtgolflengte van 7,8 KM)
officieel geopend worden, waartoe op het
station Malabar, dat 35 KM ten zuiden
van Bandoeng ligt, de Gouverneur-Generaal
in eigen persoon aanwezig was.
De officiële opening mislukte, omdat het 1ste
door de G.G. verzonden telegram door de
Hollandse dienst niet ontvangen werd. Ver
moedelijk had de G. dit voorzien en met be
hulp van de snaargalvanometer van Prof.
Einthoven werd het telegram wel in Sambeek
(N B.) opgenomen. Ook had de G. de Duitse
stations Nordeich en Nauen ingeschakeld, die
prompt de goede ontvangst van het telegram
berichten.
Er ontstond weliswaar een pijnlijke situatie
met de op Malabar verzamelde hoge autori
teiten, maar de G. trok zich hiervan niet
bijster veel aan, omdat hij wist, dat de instal
latie in orde was.
Hij had n.l. met Hr. Ms. „Zeven Provinciën",
die in 1919 via het Panamakanaal naar het
moederland terugkeerde, de toekomstige chef
van het toekomstige radiostation Malabar met
een door de Gr. zelf gebouwde ontvanger de
reis mede laten maken. Met behulp van een
100 KW. boogzender, die hij eveneens te
Malabar had opgesteld (als aandrijfmotor be
zigde hij de motor van een neergestort vlieg
tuig!) waren regelmatig tekens uitgezonden en
op de gunstige uren waren deze tot de antipode
(Curagao) opgenomen.
Na de mislukking van de officiële opening
werd de Holland-Indië verbinding 2 maan
den later geruisloos geopend en hiermede was
door een Indisch-Hollander een prestatie ver
richt, die we zonder overdrijving uniek kunnen
noemen.
Vanzelfsprekend had de G. ook aandacht aan
de buitengewesten besteed en met behulp van
een Poolse en een Oostenrijkse ingenieur wer
den in de jaren '21, '22, '23 verscheidene radio
stations opgericht. Hiervoor was een 10 KW
boogzender gekozen. Achtereenvolgens werden
Dobo, Manokwari, Tomohon, Birma, Endch,
Waingapoe en Bengkalis geinstaileerd.
In 1924 deed ik mijn intrede bij de Draadloze
dienst, die omstreeks 1925 werd omgedoopt in
Gouvernements Radiodienst. Als eerste op
dracht bouwde ik het radiostation te Medan
en na het gereedkomen werd ik naar Zd.-
Nieuw-Guinea (Merauke) gedirigeerd. Ver
trokken uit Belawan op 16 oktober, arriveerde
ik te Merauke op 2 november en over mijn
ervaringen in het land van modder en paradijs
vogels, missionarissen en vagebonden, die niets
te verliezen hebben, zou ik U met plezier
enige uren gezellig kunnen bezighouden. Ik
vervolg dus met de radio-ontwikkeling:
Met de uitvinding van de z.g. 3-elektrodelamp
door Lee de Forest had de radio een geheel
ander aspect gekregen, want kon men tot die
tijd slechts op lange golven werken (de zen
ders konden n.l. slechts een beperkt aantal
trillingen opwekken en het moge U bekend
(Lees verder op pag. 5)
4