Begin maart 1946 kwam te Bandoeng ten kantore van de heer J. Grandpré Molière een twintigtal personen hijeen met het doel, een organisatie
van oud-illegalen, resp. oud-politieke gevangenen in het leven te roepen. Na enkele verdere besprekingen werd besloten, deze organisatie te
dopen met de naam „Federatie Ex-Illegale Werkers in Indië"In de loop van de volgende jaren werden afdelingen gesticht in vele andere steden
in Indonesië en ook in Nederland, en op 11 september 1946 had in het Masohi-gebouw aan de Laan Wiechert te Batavia een gecombineerde
vergadering plaats van de afdelingen Bandoeng -en Batavia, bij welke gelegenh eid het eerste Hoofdbestuur van de F.I.W.I. werd benoemd.
Het zou nog geruime tijd duren, alvorens de Federatie officiële erkenning vond, maar bij besluit van de fg. Secretaris van Staat, Hoofd van het
Departement van Sociale Zaken, van 22 juli 1948 werd uiteindelijk het kantoor „Verzorging Slachtoffers Illegaliteit 1942-1945" opgericht als onder
deel van de Afd. Maatschappelijke Zorg van het Departement van Sociale Zaken.
De instelling van dit kantoor betekende niet alleen de erkenning door de Regering van het bestaan van een ondergrondse verzetsbeweging
tijdens de Japanse bezetting in Indonesië, zomede de erkenning van het FIWI werk en de noodzakeijkheid, dit werk thans van Overheidswege
te doen voortzetten, doch het betekende vooral een snellere verzorging en rehabilatie van de oorlogsslachtoffers uit de illegaliteit, een betere
waardering voor daad of houding gedurende de Japanse bezetting en het voorbereiden van een bijzondere pensioenregeling voor deze groep
oorlogsslachtoffers, waaruit later de gegevens werden geput voor de A.O.O.R. (Algemene Oorlogs Ongevallen Regeling), thans A.O.R. geheten.
Ter gelegenheid van een algemene vergadering van de F.I.W.I. in het receptiepaviljoen van Flotel des Indes op 24 oktober 1948 werd de heer
J. Grandpré Molière ingevolge art. 7 van de statuten benoemd tot erelid van de F.I.W.I. en werd hij onderscheiden met het FlWI-kruis in zilver.
De foto's tonen het leggen van een krans bij het monument op het Ereveld Antjol door de voorzitter, de heer S. L. F. Catalani, en het moment
waarop mevr. J. Kokshoorn-de Wit de heer Grandpré Molière tooit met de versierselen van het zilveren FlWI-kruis.
(Vervolg van pag. 4)
ouderlijke woning een schooltje voor meisjes.
Wanneer Kartini en Roekmini naar Batavia
zouden gaan, dan konden twee jongere zusjes,
die ook al thuis waren, het schooltje voortzet
ten.
Er komt tenslotte antwoord en het is een
gunstige beschikking op het request. Kartini en
Roekmini krijgen de toezegging voor financiële
steun om in Batavia te studeren. Eindelijk dan
de gelegenheid om te studerenJaren en jaren
gewacht; jarenlang geleefd in hoop, teleur
stelling en nog weer hopenEn nu is Kartini
al over de twintig en zie, tenslotte zal ze toch
kunnen studeren. Wat een geluk! Het is haast
niet te geloven. Haar hart vloeit over van
dankbaarheid.
Maar... kan ze nu gaan? Heeft haar volk haar
niet dadelijk, zonder uitstel, nodig en mag ze
dan weggaan? Door het huwelijksaanzoek van
de Regent van Rembang wordt haar een kans
geboden om véél meer voor haar volk te doen
dan ze ooit zal kunnen doen als ze alleen
staat, ook al heeft ze haar onderwijsakte. Nu
wordt er een beroep op haar gedaan door een
hoogstaand man, die ze respecteert en die naast
haar wil staan in haar streven voor de ophef
fing van haar volk.
Raden Adjeng Kartini besluit om zich te
wijden aan hen, die haar nodig hebben; aan
de echtgenoot en zijn half-verweesde kinderen;
aan allen, voor wie zij als regentsvrouw iets
kan zijn.
Ongeveer een jaar lang heeft Raden Aju
Adipati Djojo Hadinigrat zegen kunnen ver
spreiden in het regentschap van haar echtge
noot. Toen stierf zij, enige dagen na de ge
boorte van een zoon als jonge vrouw van
slechts vijfentwintig jaar oud (17 september
1904). Zo kwam er een einde aan dit mooie,
zegenverspreidende leven.
Maar gelukkig kwam er geen einde aan de
door haar begonnen arbeid. Haar werk werd
voortgezet en uitgebreid. Haar gedachten wer
den meer en meer bekend. Haar vrienden
werkten voor haar. Door haar vrienden en
geestverwanten heeft R. A. Kartini na haar
heengaan grote invloed uitgeoefend. Haar
leven is daardoor voor zeer velen een zegen
geworden, hoe kort het ook geweest mag zijn.
Zij heeft niet voor niets geleden en gestreden.
Het licht, waarnaar zij uitkeek, is gekomen
en eens zal geheel haar geliefd volk leven in
het volle daglicht. Getuigt niet R. A. Kartini's
motto van haar groot vertrouwen in het uitein
delijke goede resultaat van alle strijd en leed?
Door nacht tot licht,
Door storm tot rust,
Door strijd tot eer,
Door leed tot lust.
R. A. Kartini's streven heeft zich gericht op
vele gebieden, maar altijd had zij de opheffing
van geheel haar volk op het oog.
In een verhandeling over R. A. Kartini van de
hand van mevrouw Hurustiati Subandrio wijdt
de schrijfster afzonderlijke hoofdstukken aan:
1. R. A. Kartini en de opvoeding van de
vrouw
2. R. A. Kartini en de sociale toestanden
3. R. A. Kartini en de kunst
4. R. A. Kartini en de nationale strijd.
Er zou een hoofdstuk aan toegevoegd kunnen
worden onder de titel: R. A. Kartini als voor
beeld voor de jongeren.
R. A. Kartini was een lichtend voorbeeld voor
vele jongeren na haar. De gedachten en
karaktereigenschappen van hun nationale voor
gangster zijn voor jongere generaties de richt
lijnen geweest voor hun eigen gedrag en idea
len.
Bij het lezen van R. A. Kartini's brieven wordt
men getroffen door de vele passages, die
uiting geven aan haar gevoelens van vriend
schap en sympathie, van waardering en respect
tegenover Nederlanders. Maar ook wijst zij
eerlijk en ronduit op verkeerd, onrechtvaardig
en grievend optreden van Nederlanders tegen
over Indonesiërs en dit getuigde in haar tijd
toch wel van grote moed. Zij pleit voor een be
ter leren kennen van haar volk door de Neder
landers; voor meer sympathie voor haar land
genoten en zij garandeert, dat de Nederlander
dan veel goede en aantrekkelijke eigenschap
pen zal ontdekken bij de mensen, temidden
waarvan hij al zo lang geleefd heeft. Vol ver
trouwen vraagt zij om hulp en samenwerking
voor de opheffing van haar volk.
Hoeveel kansen voor samenwerking en samen
gaan van het Indonesische en het Nederlandse
volk zijn in het verleden gemist! Zullen die
kansen in de toekomst nog eens weer komen
en zullen ze dan aangegrepen worden? Het
moge zo zijn!
NASCHRIFT:
Graag betuig ik de redactie van Tong-Tong
mijn dank voor de gelegenheid om iets te ver
tellen over R. A. Kartini.
Het is mij natuurlijk bekend, dat er meerdere
boeken en beschouwingen over haar geschreven
zijn en dat er getracht werd en nog wordt om
meer over haar persoon en levensomstandig
heden te weten te komen. In bovenstaande
schets werd R. A. Kartini beschreven naar het
beeld, dat degenen, die onder de hoede van
haar naam mochten werken, zich gevormd
hadden, ten eerste door het lezen en herlezen
van haar eigen brieven en beschouwingen en
ten tweede uit de getuigenissen van verwanten
en vrienden, die haar persoonlijk gekend had
den. Ik meen te mogen vaststellen, dat het in
hoofdzaak dit beeld van IBU INDONESIA
is, dat voortleeft onder haar eigen, door haar
zo geliefd volk. SED1HAT1
5