m „BAL SOEDAH TJIKAR" Verhaal van de Indische zee Deze keer is dit niet een geheel juist opschrift; het verhaal is tevens een vertelsel van „het land". Om dit „waar" te maken dienen wij in de „zee"-geschiedenis van ons Indië wel een banjak aantal jaren terug te gaan, doch omdat „Tong-Tong" een Indisch tijdschrift is om, in zonderheid het verleden aan de vergetelheid te ontrukken hoe schrijf ik dat? mooi hè zal de redactie wel geen overwegende bezwaren hebben plaatsruimte te verlenen. Wij schrijven om en bij 1910; de wereldhandel „ontdekte" Ned. Oost Indië, en werd lang zamerhand in het wereldverkeer opgenomen. Niet dat tevoren ons eilandenrijk een vergeten gebied was. O neen! Welke oud-Soerabajaan herinnert zich niet dat in de suikertijd" vaak 50 en meer schepen van allerlei nationaliteit, ter rede lagen voor een volle lading suiker om na enkele dagen naar alle uithoeken der we reld te worden vervoerd. Het was toen al een fantastisch gezicht die bedrijvigheid van sche pen, prauwen-tjunia's, al zeilend of gesleept wordende en van de honderden sampans van „Modderlust" uit, achter een grote pint ijs koud bier, te aanschouwen. Welke oud-Soera bajaan herinnert zich ook niet het wit geschil derde Marine wachtschip met het over de wateren klinkende „Stoomschip salueert", waarna dan de Nederlandse vlag, bij wijze van tegengroet voor het voorbij varende koop vaardij schip, statig werd neergehaald om dadelijk weer, even statig, te worden „voorge- hesen". De hand over hand toenemende scheepvaart eiste moderne aanleggelegenheid, moderne laad- en los inrichtingen waardoor een snelle expeditie der schepen zou kunnen worden ver kregen. Bovendien waren de havens Tg. Priok en Makassar te klein geworden, om van Belawan Deli nog maar te zwijgen; uitbrei ding der accomodaties was dringend noodza kelijk. Dit was slechts doelmatig te bereiken door vermeerdering van aanleggelegenheid langs de vaste wal; spoorwegverbindingen; ruime opslagloodsen en elektrisch gedreven laad- en loskranen; bovendien nog door het toegankelijker maken voor diepgaande sche pen van verschillende havens, o.m. Soerabaja en Belawan Deli. Maar ja? Wie moesten die havenf bouwen? Het was niet slechts Soerabaja dat gemoderni seerd moest worden, doch ook Tg. Priok, Semarang, Makassar en Belawan Deli, bene vens enkele kleinere havens moesten onder handen worden genomen. Er waren wel bekwa me B.O.W. ingenieurs, doch die hadden van havenaanleg, waarbij caisson-arbeid zou moe ten plaats vinden, geen ervaring. Bovendien ontbrak het groot materiaal, dat daarvoor is benodigd. Onze ingenieurs konden prachtige wegen bouwen en spoorbruggen en irrigatie- werken, doch havenbouw durfde men toch niet aan. Wie herinnert zich niet de 5 prach tige spoorbruggen tussen Poerwakarta en Pade- larang, welke men op een zeker punt tegelij kertijd kon bewonderen? Sleuven baggeren, grond opspuiten, caissons „gieten" en ter plaatse stellen etc. etc. was echter volkomen nieuw en de projecten waren te omvangrijk en er waren te grote kapitalen mee gemoeid, om zich aan experimenten te wagen. Dus keek men uit naar een havenbekwaam ingenieur, onder wiens leiding de werken zouden kunnen worden uitgevoerd. Deze ingenieur vond men in het moederland in de persoon van de heer Wouter Kool, tevoren ingenieur bij de Rotter damse haven. Maar nog was men er niet. Er moesten ook uitvoerders worden aangetrokken, die over vakbekwaam personeel beschikten; zomede over groot materiaal als sterke, zee gaande sleepboten; onderlossers, pijpleidingen, zandzuigers en zandpersinstallaties. Doch ook dat kwam voor de bakker. Bij inschrijving konden enkele grote aannemings mij-en zoals de H(ollandse) H(anneming) Al(aatschappij), de Firma L. de Groot en van Hattem aan het werk gaan. Men schreef toen circa 1912. De H.A.M. deed haar best in Soerabaja en de Firma de Groot o.a. in Makassar. De B.O.W. riep een speciale afdeling in het leven als een administratief zelfstandig onder deel van het departement der B.O.W. n.l. het kantoor voor Havenwerken. Daar zat men ook niet stil; dikke boeken als handleidingen werden geschreven en uitgegeven over havenaanleg; wijze van exploitatie, financie ringsmethoden, enz., enz. De bestaande Comp tabiliteitswet was niet voldoende boekhoud kundig; men maakte zich dus los van deze algemeen geldende wet voor beheer van 's Lands gelden en men zette de z.g. commer ciële boekhouding op. In dienst genomen ac countants deden dit prima. Het self-supporting systeem werd ingevoerd; d.w.z. iedere haven moest zich zelf bedruipen. Het ingezette 's Lands kapitaal moest rente opbrengen; het onderhoud van de verschillende haven objec ten moest uit de inkomsten worden bekostigd; j|j;ii!il!llllllllll!lllllli:!lllll!lll|j||||l!ll!!!llllllllllllllllll!l|!lllllllllllllllllllllliltlllllll!'lllll!llllllll|l|||||l!lj!HH 1 Wij Indischgasten weten over het alge- g meen genoeg van ons eilandenrijk van m I herkomst, maar veel te weinig van de 3 1 Indische zee. Voor de leergierigen: hier een knap artikel met anecdotische 1 j „frilles" van de hand van een man 1 1 die op die Indische zee het Geluk i 1 gekend heejt. iiiiiiilliiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiiniiliiiiiiiiiNiiiiiiiaiiiiiiiii'liiiil het havenpersoneel idem idem. En die inkom sten zouden dan bestaan uit: terreinverhuur op lange termijn, havengelden, verhuur van kranen en ander havenmateriaal. De grote ha vens werden min of meer enclaves, welke aan het algemeen B.B.-bestuur werden onttrokken. Bij de kapitaalswaarde der nieuwe objecten werd de kapitaalswaarde der oude objecten gevoegd; wegen werden op aanlegwaarde in gebracht en.... en zo ontstond de totale waarde van de „haven". Dit kapitaal zou in 60 jaren dienen te worden afgeschreven en op die basis werden de verschillende retributies vastgesteld. Of de verschillende gebruikers dezer objecten met deze methode van financiering heel erg gelukkig waren valt te betwijfelen. Men vond het over het algemeen wel wat al te veel „commercieel". Immers, de bestaande haven- accomodaties waren destijds betaald uit begro- tingsgelden; m.a.w. uit de normale destijds in zwang zijnde belastingen der burgerij. Doch de gouvernements-accountants kregen volledig hun zin; er was geen praten tegen en... er was nog geen Volksraad waar men zijn grieven kon spuien. Met die afschrijving in 60 jaren nam men het naderhand ook niet zo erg nauw. Belangrijke reparaties werden niet op „onderhoud" ge boekt, doch op de kapitaalsrekening, waardoor de amortisatie van het kapitaal feitelijk naar St. Juttemis werd verschoven. Doch toen de scheepvaart zich had aangepast, ging alles van een leien dakje en men was met de ruimere en verbeterde accomodaties zeer ingenomen. Men werkte vlug en efficiënt zodat de ligdagen konden worden beperkt, waardoor de scheeps- exploitatie werd verlicht. Zoals hierboven reeds geschreven, verschenen er handleidingen; èèn dier 'handleidingen droeg de wijdse titel „Waar Oceaan en Rail elkaar ontmoeten", daarmee bedoelende dat iedere haven rechtstreeks met het spoorweg net moest worden verbonden, achter de haven loodsen moest een spoorbaan worden aange legd, waardoor de van het binnenland aange voerde lading rechtstreeks in de goedangs kon worden gelost. Dit bestond reeds in Tg. Priok, Padang en Belawan Deli, terwijl dit principe te Soerabaja op eenvoudige wijze tot gelding kon worden gebracht. Maar ja, met Makassar was dit niet het geval. In heel Celebes was geen „rail" te bekennen. Doch principe is principe; ook in Makassar moesten „zee" en „rail" elkaar gaan ontmoeten en zo ontstond het majestueuse en fantastische plan om in overeenstemming met de spoorweg verbinding Banjoewangi -Anjer op Java ook een spoorbaan aan te leggen tussen Makassar en Menado. Intussen brak wereldoorlog één uit; bleven buiten de oorlog en er werd in Indië geld als water verdiend; dus zat het Gouvernement ook dik „in zijn slappe was". Men begon dus die spoorweg te bouwen van Makassar uit. Er werd een stationnetje gebouwd als „Terminus" en een echte spoorbaan met echte rails werd langs de grote weg naar om de Noord aange legd, dus richting Paré-Paré. Gebruikte goede ren- en enkele personenwagens benevens een paar locomotiefjes werden van Java door de K.P.M. aangebracht. Dus ook de K.P.M. deel de in de toen algemene welvaart. Men had echter niet zo heel veel haast en toen men tot de dessa Takalar was gevorderd was het al uit met de welvaart (1920-1922); het werd (Lees verder pag. 15) Feestelijk werd het lijntje Makassar-Takallar ingewijd. Het heeft alleen niet zo erg lang geleefd. 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 14