DE NEDERLANDSE ANTILLEN
St. Maarten. De pasanggrahan van Philipsburg
De Nederlandse Antillen bestaan uit twee groepen eilanden, de bekende ABC
eilanden (Aruba, Bonaire, Curasao) en de ongeveer 900 km. meer naar het
noorden liggende Bovenwindse eilanden St. Maarten, St. Eustatius en Saiba.
De ABC eilanden, die zich mogen verheugen in een buitengewoon druk toeristen
bezoek, genieten zoveel bekendheid, dat wij er de voorkeur aan geven, nu eens
wat meer aandacht te besteden aan de tweede groep.
Gedurende zijn tweede reis ontdekte Columbus op 11 november 1493 het eiland
St. Maarten. Voor de naamgeving van het eiland koos Columbus de heilige van
die dag, dus St. Maarten. 11 November is de nationale feestdag en wordt nog
steeds elk jaar gevierd met parades, steel bands, enz.
In 1648 werd het eiland bezocht door een
groep Hollanders, die voet aan wal zetten aan
de Zuidelijke kust. Nu wilde het toeval, dat het
eiland op het zelfde moment eveneens werd
bezocht door Fransen, die echter in het Noor
den waren geland. Toen deze beide groepen
elkaar tot hun stomme verbazing ontwaarden,
besloten zij liever dan er om teg aan vech
ten het eiland dan maar te delen.
De overlevering wil, dat deze verdeling zodanig
zou worden geregeld, dat al het land, dat
zichtbaar was van een bepaalde heuveltop bij
Grootbaai, aan Nederland zou behoren en de
rest aan Frankrijk. Nederland is hierbij niet
al te best aan zijn trek gekomen, want het
Franse deel van het eiland is aanzienlijk groter
dan het Nederlandse.
De Bovenwindse eilanden hebben een bewogen
historie achter de rug en in het bijzonder St.
Eustatius heeft het herhaaldelijk zwaar te ver
duren gehad. Talloze malen werd het eiland
door elkander bestrijdende landen bezet en
dan volkomen verwoest. De laatste en meest
grondige verwoesting vond plaats op last van
de Engelse admiraal Rodney in het jaar 1781.
Dit was min of meer een represaille voor het
feit, dat het fort Oranje, waarschijnlijk als
eerste in de wereld, een saluut had gebracht
aan de stars and stripes gedurende de vrij
heidsoorlog, die door de Verenigde Staten
tegen Engeland werd gevoerd. St. Eustatius,
dat in 1780 nog 25.000 inwoners telde, is
deze slag nimmer te boven gekomen. In het
begin van de vorige eeuw woonden er nog
ongeveer 2500 mensen, thans bedraagt het
aantal inwoners nog slechts een duizendtal.
Ruïnes van de voormalige pakhuizen en van
de Protestantse Kerk behoren op St. Eustatius
tot de attracties, die de toerist beslist moet
bezoeken.
De Bovenwindse Eilanden hebben een gouden
zij het dan ook bewogen tijd beleefd in
vroeger jaren, toen zij regelmatig werden
bezocht door boekaniers en ook als basis dien
den voor een uitgebreide wapensmokkel. Het
later ingetreden verval schijnt nu echter tot
stilstand te komen omdat de eilanden in het
noordelijk deel van de Caraïbische Zee zeer
in trek komen als vakantie-oord. Elk jaar ma
ken tientallen grote schepen Caraïbische crui
ses, waarbij men steeds op zoek is naar telkens
weer nieuwe eilanden. Hieraan hebben o.a.
St. Croix en St. Thomas, die allengs geheel in
het vergeetboek waren geraakt, hun tegenwoor
dige bloei te danken. 'Overigens is het een
welbekend feit, dat ook voor Curacao de zo
genaamde ééndagstouristen een waardevolle
bron van inkomsten vormen. De cruise schepen
lopen de havens namelijk slechts voor enkele
uren aan en de passagiers hebben dan de gele
genheid te gaan winkelen, waarbij zij kunnen
profiteren van de lage prijzen, die alleen io
vrijhavens, waar geen invoerrechten worden
geheven, kunnen worden berekend.
Wanneer men zich afvraagt, wat een tropen-
eiland aantrekkelijk maakt voor de toerist en
wel zeer in het bijzonder voor de vermoeide
zakenman, die alleen maar rust zoekt en gaarne
afziet van de genoegens van nachtclubs en
dergelijke vermaken, dan kan dit worden opge
somd in: ten eerste een zonnig klimaat en
verder tropische bloemen, schaduwbomen, een
boeiend landschap, als het kan wat bergen en
uiteindelijk witte stranden. Met al deze attri
buten zijn de Bovenwindse Eilanden door de
natuur rijkelijk bedeeld. Het gehele jaar door
is het er zomer met een gemiddelde tempera
tuur van zo ongeveer 27 graden Celsius. De
passaatwinden dragen er toe bij, dat het nooit
al te warm wordt en de regenval is voldoende
voor een weelderige tropische plantengroei.
Thans is de aandacht van de Amerikanen ge
vallen op St. Maarten, een van de mooiste
eilanden in het Caraïbisch gebied. Het bestaat
uit een bergachtige kern waaromheen rots
eilandjes liggen, die door natuurlijke zand
banken met de kern zijn verbonden. Op één van
deze zanddijken ligt de smalle en langgerekte
nederzetting Philipsburg, hoofdplaats van het
Nederlandse deel van het eiland en zetel van
het Antilliaanse bestuur.
Het gehele eiland, dus de Franse en Neder
landse delen tesamen, meet slechts 107 km2
en heeft een bevolking van ongeveer 3000
zielen.
Hoewel in het Franse deel Frans en in het
Antilliaanse deel Nederlands de officiële taal
is, wordt door de bevolking bijna uitsluitend
Engels gesproken.
De grens tussen de Franse en Nederlandse
delen van het eiland is een theoretische lijn,
want er is geen douane. Lang geleden heeft
er wel een grenspost bestaan, maar de kosten
van deze post waren ten opzichte van de
douane ontvangsten derftiate hoog, dat men
besloten heeft, de post op te heffen.
Invoerrechten worden dus niet geheven en
diverse produkten, die in andere landen zwaar
zijn belast, kan men er zeer voordelig kopen.
Voorheen leefde St. Maarten grotendeels van
postwissels, die werden gezonden door fami
lieleden, die op Curagao of Aruba werkten bij
de oliemaatschappijen, maar sedert bij deze
maatschappijen steeds grotere automatisering
wordt toegepast, zijn veel kostwinners naar
hun eiland teruggekeerd, waar zij thans volop
werk vinden
Het Juliana vliegveld te Philipsburg is ge
schikt voor DC 3 vliegtuigen en met enige
moeite kan ook de Convair er gebruik van
maken, maar thans is men met een uitbreiding
bezig om het veld eveneens geschikt te maken
voor de DC 6.
De K.L.M. onderhoudt twee maal 's weeks
een dienst op Curacao; Air France een drie
maal weekse dienst op Puerto Rico en Port
of Spain, terwijl de Caribair drie maal per
week vliegt op Puerto Rico en St. Thomas.
Het motorschip ..Hertha" maakt rondreizen
naar St. Eustatius en Saba in aansluiting op
de K.L.M.-diensten en de „Antilla" onderhoudt
een maandelijkse dienst op Curacao en Aruba.
Ter bevordering van het tourisme bestaan er
thans plannen voor de bouw van een aanleg
steiger voor zeeschepen. Het ligt in de bedoe
ling deze steiger zo fors te bouwen, dat ook
de grote toeristenschepen er gebruik van kun
nen maken. Daar de 70 meter lange steiger te
kort is voor grote schepen, zullen deze tegen
de steiger moeten steunen terwijl zij gemeerd
worden aan zware ducdalven ter weerszijden
er van op enige afstand achter het front.
De hotelbouw is in volle gang. In 1955 heeft
een Antilliaanse groep een fraai hotel neerge
zet, dat aan H.M. de Koningin als een der
eerste gasten gastvrijheid mocht verlenen. Dit
hotel valt buitengewoon in de smaak bij de
Amerikanen en het heeft inmiddels al een
nieuwe gordel bungalows er bij gekregen. Er
zijn nog enkele kleinere hotels en een goede
pasanggrahan, terwijl er plannen bestaan voor
de bouw van nóg een groot hotel.
Het tweede eiland van de groep, St. Eustatius,
ook wel Statia genoemd, bestaat uit twee uit
gedoofde vulkanen, die door land met elkaar
zijn verbonden. Vanuit zee komend ziet men
in de aanvang slechts de dorre toppen van de
vulkanen maar na de landing wordt een ieder
getroffen door de schoonheid van het tussen
liggende landschap. Een waar paradijs dus
voor de toerist, die de stilte zoekt. En gezien
de grote belangstelling, die op het ogenblik
bestaat voor St. Maarten, zal Statia hiervan
ongetwijfeld mede kunnen profiteren.
Ook onafhankelijk daarvan bestaan er nog
andere kansen op het eiland. Het bestaat name
lijk voor een groot deel uit puimsteen, een
produkt, dat in Amerika een gewillige markt
vindt.
Het is dus niet onwaarschijnlijk, dat St. Eusta
tius in de komende jaren althans een deel van
zijn vroegere grootheid zal kunnen terugwin
nen.
(Lees verder pag. 20)
8