UCEE JONGE GENERATIE AAN HET WOORD IN MEMORIAM PREMIER DJOEANDA f Enige maanden geleden overleed hij in het bejaardencentrum „Zandhove" in Zwollerkers pel. Ucee... wie de naam leest denkt direct aan detectiveboeken. Aan een reeks speurders- verhalen die van 1925 tot 1933 in Indië verschenen. Ze waren ongeveer gelijk van op zet als de toen populaire series van de super- speurdes Geoffrey Gill („G.G") en David Brown, maar ze hadden een volkomen andere sfeer want ze speelden zich af in het Indië van de twintiger en dertiger jaren. In plaatsen en buurten die voor velen van ons overbekend waren. Aangenaam verrast ontdekten wij op eens een speurder „in eigen huis": de Indo detective Leo Brandhorst. Geen wonder dat de boeken gretig werden gelezen. De schrijver zelf was een Indo. Onder het bekende pseudoniem verschool zich Ulrich Coldenhoff, op 15 febru ari 1890 te Meester Cornelis geboren. Hij volgde de P.H.S. te Batavia en werd daarna employé bij de K.P.M. Naast zijn werk had hij een grote hobby en dat was schrij ven. In zijn vrije tijd schreef hij voor het Bataviaasch Nieuwsblad en de Java-Bode. Toen zijn werk hem meer in beslag ging ne men en ook door overplaatsingen naar Cheri- bon en Bandoeng, moest hij zich tot het ver zorgen van sportrubrieken bepalen. Ulrich Coldenhoff heeft veel gezwommen en gevoet bald. Intussen was hij getrouwd met Stephanie Blok. Zij kregen één kind, een dochter die zij Sylvia doopten. In een Haagsche flatwoning ontmoette ik Sylvia Coldenhoff. „Mijn vader kon heerlijk vertellen. Voordat ik als klein meisje ging slapen, vertelde hij sprookjes van kabouters en reuzen en elfen en Indianen. Die verzon hij zelf, het waren prachtige verhalen. Hij had een onuitputtelijke fantasie". Die fantasie kon Coldenhoff vrijelijk uitleven in de vijf detec tiveboeken die hij heeft geschreven. Het eerste boek ,,De schoonste triomf van de Indo-detec tive", met illustraties van de Indonesische tekenaar Amioen, sloeg in en was in korte tijd uitverkocht. De lezers volgden met veel plezier de spannende avonturen van ,sinjo Leo" tegen de achtergrond van Tanah Abang, Paal Merah, het Koningsplein, de Planten- en Dierentuin, Kemajoran, het station Mangarai en de kam pong Lenteng Agoeng. Ze stonden er als het ware met hun neus bovenop. Er kwam een Maleise vertaling; de schrijver kreeg een exem plaar van de" uitgever cadeau. Coldenhoff schreef verder, weldra verscheen het tweede boek .Met spookhuis van Tand- joeng Priok"met korte tussenpozen gevolgd door ,,De schrik der Don Juans",.De moor dende hand" en ,,Gantang" Ook deze boeken werden enthousiast ontvan gen. Het was duidelijk dat Coldenhoff in een bestaande behoefte aan pretentieloze ontspan ningslectuur voorzag. Juist ook door de lokale kleur konden zijn boeken het makkelijk opnemen tegen de geimporteerde detective romans. We moeten bewondering hebben voor de wijze waarop Ulrich Coldenhoff wist te woekeren met zijn vrije tijd. Het bleef niet alleen bij de journalistiek en het schrijven van detectives", want op een gegeven moment wierp hij zich ook op de notarisstudie die hij uitstekend volbracht en weer later wist hij het Japanse tolkdiploma te behalen. In 1950 repatrieerde Coldenhoff met zijn gezin ett vestigde zich in Voorburg. Hij was vaak in Scheveningen te vinden, waar hij uren lang naar de zee kon kijken. Voor „Tong- Tong" heeft hij altijd een warme belangstelling gehad, hij was een van de eerste abonnees. Omdat hij nog eens- een reis naar Zweden wilde maken, begon hij Zweeds te leren. Van die reis is overigens niets gekomen. Zijn vrouw werd ernstig ziek. Toen zij gestorven was, ging ook zijn gezondheid achteruit. In I960 was hij er zo slecht aan toe, dat hij zich in „Zandhove" het bejaardencentrum voor gerepatrieerden liet inschrijven. Daar werd hij liefderijk verpleegd. Hij wisselde veel van gedachten met de dokter en de dominee; met zijn actieve geest en brede belangstelling werd hij al spoedig de vraagbaak van zijn mede bewoners. „Ook voor mij was hij een vraag baak", vertelde zijn dochter, „nooit kwam ik met mijn problemen vergeefs bij hem aanklop- Vragen mij of ik met het schip gekomen ben. Een grote boot, die mij dobberde naar dit land, waar ik zou opgroeien en een eigen wereld zou opbouwen. Vragen mij hoe het land geweest is. Ik kan niets vertellen. Alleen dat het land groot en warm is. Weinig van weten, omdat ik jong ben. Alleen dat ik er geboren ben. Mijn ouders vertellen. Hun woorden tonen mij het land. Nieuwsgierig en ongeduldig luisteren naar hun verhalen, die mij zeggen van de stad, waar ik gewoond heb, van de mensen, die ik gezien heb, van de gewoonten van het land, die ik me aangeleerd heb. Als zij vertellen, voel ik weer het zachte as falt onder mijn voeten kleven; het linnengoed mijn rug zuigen; de mieren, die mij prikten, als ik huilend aan een tak hing om de ram- boetans te plukken. Spreken van dorpen; met getatoueerde paden; de bamboehuisjes met de harde grond vol afdrukken van karbouwenhoeven. De mensen zitten gehurkt voor de deur, de stinkende lucht, die uit hun huisejs komt, negerend. De vrouwen met knoedels in het haar, wassend aan de oever van de kali. Gehurkt en geduldig slaan zij hun baadjes op de stenen. Zwijgzaam vaak en verlegen. De stille rustige dessamensen met hun eeuwige strootje, de met modder bedekte naakte kinde ren, de ruwe bamboebossen met de scherp gekante stokken, de vruchtbomen in gele en donkere kleuren. Ik luister. Mijn ouders vertellen. Hun tong spreekt het accent van hun geboorteland, boeiend en spontaan. De mensen, die ik heb gezien, worden dromerig levend in mijn fan tasie: de toekangs met hun manden vol waren verschijnen bij het eerste licht van de morgen en blijven, tot het avondgesjirp van de krekels in de schemer klinkt. De leurende sateeman de limonademan met zijn kleurige flessen stroop, de vioolspeler, die op één snaar speelt, de bedelaars, de brutale zakkenrollers, de chauffeurs azend op fooien. De stad waar ik gewoond heb, schreeuwt in mijn oren. Mijn ogen zien de grijze trams zich voortslepen aan hun leidingen, paard en wagens rijden, de Inlanders drukpratend en de Europeanen bedaard en deftig lopen. Leef land, leef op uit de verhalen en laat me Heden, 7 november 1963, meldde de radio ons het droevige feit van het plotseling overlijden van de Premier Djoeanda tengevolge van een hartver lamming. In ons volgend nummer komen wij uit voeriger op deze gebeurtenissen terug. Intussen gaat onze deelneming uit in de eerste plaats naar zijn nabestaanden en ook naar de Republiek Indonesia, die een toegewijd dienaar in hem verloor. REDACTIE pen. Hij is mij altijd een grote steun geweest". Hoewel het er in de loop van dit jaar op leek dat hij goede vooruitgang maakte, ver slechterde zijn toestand toch weer vrij plotse ling. Op zondag 25 augustus stierf Ulrich Coldenhoff. Een eenvoudige rustige Indisch man die voor iedereen openstond, een man ook die duizenden lezers wist te boeien. Zij zullen hem als de enige Indische detective schrijver in dankbare herinnering houden. MAUS RUGEBREGT alles weerzien. Laat me het even zien, zoveel, dat ik verzadigd raak. Ik wil zien in mijn fantasie. Het land waar ik geboren werd en dat ik niet ken. De oude man met de kleigroeven van zijn land in het gezicht spreekt. Niet letten op zijn kromme taal. Slechts luisteren naar wat hij vertelt. Naar zijn beeldende woorden. Oude man, lach als de dief die slim was. Laat de passarvrouw leven. Doe haar na, haar stem, haar gebaren als zij een kip ver koopt. „Tweepijptich" haar stem laat mij lachen. Vertel, oude man, van mintjang, die bang is in het donker, van de keukenmeid, die de kat in gestolen boter bakte, van Oeng, de vrouwenhater van Pèh, de slimmerik. Laat zien wat ze deden. Doe hen na. Vertel verder, verder, verder. Van die oude Chinees, die een ieder oplichtte. De kleine jongen, die zinloos elastiekjes ver zamelde, elastiekje om kettingen te maken. De flessenopkoper en de vrouw in het kraampje, waar je gado-gado kunt kopen. Ik kan je niets vertellen, oude man. Ik ben hier opgegroeid en verlang van jou te horen hoe dat land geweest is. Je vertelt goed oude man, van de regen, die de" rivieren deed overstromen; de hongersnood; de beri-beri-buikjes van de kinderen; het mis lukken van de rijstoogst; de inbraken; de ruzieënde Inlanders; de oorlog met de Jappen. Wees blij, oude man, dat je bijgelovig blijft. Denk maar aan het bladeren balcon van de waringin, waar je 's-avonds niet langs durft te lopen, omdat je bang bent, dat je door een koentianah met een holle rug wordt wegge voerd. Niet jouw nagels 's avonds knippen, omdat ze anders zouden veranderen in vuurvliegjes. En vuurvliegjes zijn nagels van dode Chine zen, oude man. Jouw nieuwe huis inwijden met zout, omdat er dan geen geesten meer zullen zijn. Blijf zo, oude man. Blijf zoals je was in het land, waar jij en ik geboren zijn. Droom over die tijd en vergeet dat je nu leeft: wees gelukkig. Gelukkig dat je dat kan, oude man. Ik zal het nooit kunnen. ED. VAN AMSTEL 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 5