Galakostuum
De bloemen van Jantje
De voorname buurman
Het was avond. Jantje en ik zaten aan de
tafel in ons gammel kamponghuisje op de
Pasanglaan, Tjihapit. Mia van 8 en Jaap je van
6 jaar lagen al in bed en tienjarige Jantje be
hoorde er óók in te liggen. Maar sinds de
Jap zijn oudere broer Gert had weggehaald en
naar een mannenkamp gebracht, voelde Jan
zich de oudste, die 's avonds met mij de ge
beurtenissen van de dag besprak.
Nu probeerde hij me over te halen, om nog
één keer te mogen gaan „Gedekken' „Heus,
mam, ik kan het nèt zo goed als Gert. En
morgen js het jullie trouwdag. Dan kreeg je
toch altijd bloemen van Pappa? Nou moet ik
daar dus voor zorgen", pleitte hij. Maar, al
heel wat vrouwen en kinderen hadden een
pak slaag opgelopen van de Jap, toen zij
trachtten bij de kamp-omheining van gedek
wat te kopen van de buitenstaande Indone
siërs. Alle gaten waren juist weer gerepareerd
en de Jap hield toen goed toezicht.
„Nee, het kan niet Jantje, 't is te gevaarlijk.
Bovendien verkopen ze geen bloemen aan het
gedek en waar zou je het geld vandaan willen
halen?" „O, dat heb ik wel", zei Jan non
chalant; hees zich op het wiebelend buffetje
en haalde van een balk langs het plaond een
oud knikkerzakje.
„Daar heb ik 't verstopt met het oog op huis
zoeking, zie je", zei hij gewichtig en liet me
de inhoud zien... drie en dertig centen. Ik
gaf toe, dat het een heleboel was en zei het
erg te waarderen, dat hij al dat geld voor me
uit wilde geven. „Maar beloof me nu, dat je
niet naar het gedek zult gaan", drong ik aan.
„Nou goed dan, mam, antwoordde Jantje vlot
véél te vlot, naar ik me me met schrik
herinnerde, toen hij de volgende dag niet op 't
middageten verscheen. Waar was mijn onder
nemende zoon? Mia en Jaapje gingen hem
overal zoeken, hij was nergens. Zou hij toch
zijn belofte niet gehouden hebben? Ik durfde
geen alarm slaan vanwege de Jap en besloot
eerst maar af te wachten. Het werd een vre
selijke middag, al hield ik mezelf voortdurend
voor: Jantje is zó handig en vlug die loopt
niet in zeven sloten tegelijk. Het werd avond.
Ik wist me geen raad meer.
Toen opeens vlugge voetstappen buiten, de
deur vloog open. Daar stond Jan, onbeschrij
felijk vuil, met een flinke scheur in zijn broek,
maar... met een grote bos bloemen, die hij me
met schitterende ogen overreikte: „Hier, je
bloemen, mam!" riep hij triomfantelijk en ter
wijl ik hem sprakeloos vasthield, kwam zijn,
verhaal: „Ik ben wel erg laat, hè? Maar we
moesten wachten, tot het donker werd, van
wege de Jap, zie je. Ik ben niet naar het
gedek geweest hoor, want dat had ik immers
belóóf d. Ik ben alleen maar met andere
jongens door de slokkans naar buiten gegaan.
Het ging best hoor, al werd je natuurlijk wel
een beetje vuil en ik heb een scheurtje in mijn
broek, want er was prikkeldraad gespannen",
en even wreef hij over de plek met een be
zorgd gezicht. „Maar, nou ja, dat is niet erg,
hè mam? We kwamen uit vlak bij een héél
aardige Indische dame met een tuin vol bloe
men. Ik vroeg of ik er van kopen mocht voor
jou en toen heeft ze van alles geplukt. Zie je
wel, wat een mooie bloemen? Er zijn zelfs
rozen bij. En ik kreeg lekker eten, mam, zo
maar voor niksEn koffie toebroek toe en een
boel lekkers, ook voor jullie. Kijk maar!" en
gul deelde hij de inhoud van zijn zakken uit:
kleverige zuurtjes, platgedrukte koekjes.
„En mam, eindigde hij opgewonden, „ik
hoefde de bloemen niet eens te betalen! Ik
heb al mijn geld nog!" Meteen stond hij weer
op het buffet en borg het zakje met de 33
centen zorgvuldig weg boven op de balk.
,Yoor na de oorlog", zei hij voldaan.
K. R.
Toen wijlgn Koningin Wilhelmina nog rege
rend Vorstin was, was het in het voormalige
Ned. Indië gebruikelijk, dat op 31 augustus
in het stadje P Openbaar Gehoor plaats
vond, ten huize van de Resident. Europese en
Inlandse B.B.-ambtenaren, notabelen van het
stadje en omliggende suiker- en thee-onderne
mingen kwamen er met hun dames bijeen,
waarna de Resident een heilwens op Hare
Majesteit uitsprak.
Wij gingen altijd met plezier naar zo'n gezel
lige koempoelan. Maar die ene keer, waarvan
ik U hier wil vertellen, hadden wij helemaal
geen zin om te gaan. Misschien kwam het door
de hitte om 8 uur 's morgens liepen we al
te transpireren en de aanblik van de
„pakean deftig" het gala overhemd met geste
ven front, plus hoge hoed, alles klaar gelegd
op het bed. Tegen 9 uur besloot ik me te
kleden; als ik half klaar was, zou mijn man
beginnen, want dan moest ik met een kipas
achter hem aan lopen, om op die manier te
voorkomen dat zijn boord door de transpiratie
slap werd. Zuchtend en mopperend, dus al uit
zijn humeur, begon hij sokken, sokophouders
en héél onpraktisch zijn schoenen aan te trek
ken. Vanwege de hitte, had hij zijn nethemd
U kent ze nog wel, zo'n borstrok van ge
weven gaatjes uitgetrokken. Nu kwam het
stijve overhemd aan de beurt. Vroeger was
dit kledingstuk van veel royaler afmeting dan
nu het geval is. Vandaar dat er toen ook van
die elastieken armbanden waren, om de mouw
wen op de gewenste lengte te houden. Het
eerste lelijke woord viel, toen het boorde
knoopje niet door het gesteven knoopsgat kon.
Ik peuterde dus met een schaar die dingetjes
open. De mouwen bleken te lang, de arm
banden te klein wéér lelijke woorden
zodat er veiligheidsspelden aan te pas moesten
komen, om de mouwen op de gewenste lengte
te krijgen. Het humeur van mijn man was al
beneden nul.
Daarna stond hij te tandakken om zijn broeks
pijpen over zijn schoenen te krijgen; toen
moest het overhemd in de broek gestopt wor
den en of hij het probeerde het er van links,
rechts, voor of van achter in te boksen, het
lukte niet. Plotseling brulde hij: „Knip een
stuk van dat verdomde ding af". Alles goed
en wel, maar daar voor moest de roek weer
uit. Na veel gesjor lukte mij dat, want de
stijfkop vertikte het om zijn schoenen uit te
trekken.
Zenuwachtig greep ik toen een schaar we
moesten om 11 uur in P. zijn en 25 paal
rijden begon met grote happen, ter hoogte
van zijn bibs in het overhemd te knippen. Mijn
enige gedachte was: vlug, vlug knippen. Het
resultaat was verbijsterend.
Wat me toen bezield heeft weet ik niet, maar
plotseling greep ik de hoge hoed, plantte die
met een zwaai op zijn hoofd en sleurde hem
naar mijn kleedkamer tot voor mijn toilet
spiegel, waarin hij zich ten voeten uit kon
zien, terwijl ik in een stoel lag te hikken van
de lach. Het beeld dat hij zag heeft hem met
stomheid geslagen, want hij stond wel een
minuut sokstijf zonder een kik te geven. En
weet U wat hij zag? Iemand met zwarte
schoenen, sokken en sokophouders aan, een
pendèkje van hetzelfde motief als zijn borst
rok, daarover het afgeknipte overhemd, be
ginnend bij zijn bibs, naar voren oplopend
tot zijn buik en weer zakkend naar zijn heup.
Mouwen met veiligheidsspelden vastgemaakt,
een grijze das en een hoge hoed op.
Toen het potsierlijke van dat alles tot hem
doordrong, lag hij ook dubbel van het lachen
en was daarmee zijn goede humeur terugge
keerd.
Daarna was hij gauw genoeg gekleed. Het mis
handelde overhemd werd gelukkig in het fat
soen gehouden door het vest.
Al met al kwamen nog op tijd op het 'Open
baar Gehoor. A.
Ik had gehoord, dat mijn buurman op de
nieuwe suikerfabriek een lange, mooie naam
had. Daar ik zijn collega tuinemployé zou zijn,
was ik erg benieuwd naar onze eerste kennis
making. En inderdaad bleek zijn naam te wij
zen op een bijzondere kom-af. Hij heette n.l.
Ch. baron H. van S. tot de Bronckhorst. Zo
te horen, niet misHij zou wel afstammen van
die oude Gelderse adel, waarvan ik op school
in de geschiedenisles wel gehoord had. Ik
informeerde verder beleefd, of zijn ouders nog
leefden en waar ergens in Holland zij woon
den. Maar wie schetst mijn verbazing toen mij
gezegd werd dat ze in Semarang woonden,
adres: „Gang Traverdoelie".
JAN v. d. SCHALK
15