Indische exlibris door Prol. Dr. Joh. J. Hanrath PAHCERAN ADIPATI ARIO MANGKOENAGORO VII Het Indische landschap en de Indische mens hebben steeds schilders en tekenaars geïnspireerd. De na men van de grootsten onder hen behoef ik voor de lezers van Tong-Tong niet te noemen: ze verschij nen meer dan eens in deze kolommen. Dat ook minder befaamden en amateurs op doek of papier getuigden van hun liefde voor Indië, blijkt uit de wandversiering bij menige Tong-Tong-lezer thuis. Ik herinner mij ook, hoe ik op een tentoonstelling in Makassar van tekeningen van scholieren van alle landaarden uit verschillende delen van Oost-Indo- nesië getroffen werd door de veelvuldige toepassing van bijv. Balinese motieven en uitdrukkingswijzen. Het is wellicht minder bekend dat er een speciaal terrein van de grafische kunst bestaat, dat zich bij uitstek leent tot het verwerken van motieven ontleed aan land en volk, economie en cultuur, beeld- en woordkunst, godsdienst en levensbeschouwing van het v.m. Nederlands-Indië. Dat is de kunst van het exlibris en van de nauw daarmee verwante gelegenheidsgrafiek. Een exlibris is een etiket dat men in een boek plakt om zich als de eigenaar ervan bekend te maken. Dit kan een eenvoudig, met naam en adres bedrukt etiket zijn, maar het is gebruike lijk en geeft blijk van een zeker cultureel zelf bewustzijn, dat men er in een of andere voor stelling iets in meedeelt over zichzelf of over zijn relatie tot het boek in het algemeen, over zijn ambities, zijn liefde of liefhebberijen. Men kan daarvoor zelf een tekening of lino leumsnede maken (men spreekt dan van een „ipse fecit-exlibris") maar vaker neemt men daarvoor een kunstenaar, een graficus, in de arm. Na overleg over voorstelling en tekst maakt de kunstenaar een ontwerp. Dat kan zijn een tekening in potlood of inkt, die wordt geclicheerd, maar vaak wordt een meer kunstzinnige „originele" techniek toegepast: houtsnede of houtgravure, litho-, ets. koper- of staalgravure. Met name de laatste drie gelden als hoogwaardige technieken, maar ook met de houtsnede of -gravure kun nen zeer artistieke resultaten worden bereikt. Men noemt deze exlibriskunst „gebonden kunst" omdat de kunstenaar niet vrij ,is zijn onderwerp zelf te kiezen; men noemt haar ook wel „kleinkunst" omdat de opdracht meestal op een oppervlak van slechts enkele vierkante centimeters moet worden uitgevoerd. Beide eigenschappen nu (gebondenheid en het kleine oppervlak) heeft het exlibris gemeen met de gelegenheidsgrafiek. Daaronder ver staat men alle noch massaal, noch zuiver- mechanisch geproduceerde en gereproduceerde mededelingen aan familie en relaties zoals kerst- en nieuwjaarswensen, geboorte- en huwelijksaankondigingen, communieplaatjes en verhuiskaarten, die voor één speciale gelegen heid zijn ontworpen en dan bij voorkeur in een hogere der hiervóór besproken technieken, met de uitgesproken tendentie, niet alleen iets nuttigs maar ook iets fraais, artistieks tot stand te brengen. Hieronder valt dus niet het „com merciële" drukwerk zoals geboorte- en kerst kaarten, die men gereed in de winkel kan kopen, al zijn deze soms ook nóg zo mooi. Hiermee is het terrein van dit artikel afge bakend met dien verstande, dat hier ditmaal alleen zal worden geschreven over het exlibris, dat in het v.m. Nederlands-Indië een grotere rol heeft gespeeld dan de gelegenheidsgrafiek. Voorts zal hier alleen sprake zijn van exlibris. waarvan de voorstelling de invloed verraadt van Indische cultuurelementen. Nu valt aanstonds een algemene opmerking te maken. Natuurlijk werd in Indië veel gelezen. De „leestrommel" was vooral op de eenzame plaatsen een typisch Indisch cultuurverschijn sel. Ook boeken werden gelezen en gingen van hand tot hand. Daartegenover staat dat men vaak ver zat van de cultuurhaarden, die wèlvoorziene boekhandels nu eenmaal zijn. En dan waren er zóveel dingen die men uit Batavia, Singapore, Holland wilde laten ko men, dat het boek er wel eens bij inschoot. Maar goed, men kócht boeken! Evenwel, het voortdurende overgeplaatst worden en ven dutie-houden verzwakte „the sense of proper ty", de gehechtheid aan bezit in de vorm van persoonlijke zaken. Men deed gemakkelijker dan in Nederland afstand van gebruiksartike len, stond losser tegenover zijn meubilair, serviezen.... boeken. Men verkocht ze of schonk ze weg, leende ze uit aan een vriend die kort daarop werd overgeplaatst of met verlof ging. Wat voor zin had het dan, zijn boeken te voorzien van een artistiek boekmerk om voor de eeuwigheid zijn verhouding tot dat boek te afficheren? En dan: het dagelijkse werk was zo interessant en boeiend maar eiste de gehele mens in een zwaar klimaat dat als-het-ware een verontschul diging was voor 'n intens gezelschapsleven dat niet alleen verstrooiing maar in de zuiverste zin recuperatie (d.i. herwinning, n.l. van arbeids kracht) betekende. Is het wonder dat voor het moment een materialistische instelling vaak de doorslag gaf, en dat aldus voor velen boek en boekbezit, de rustige bezinning op cultuur waarden en het geacheveerde vormgeven aan een boekerij (waartoe ook behoort het bezigen van het exlibris en het geven van een opdracht tot het maken daarvan aan een gerenommeerde graficus) een zaak werd voor het „hierna maals", voor de tijd van pensioen en rentenie ren op een vaste plaats in Indië of Patria, bij Brussel of aan de Rivièra? Men kan er zich alleen over verbazen dat onder deze omstandigheden nog zovelen er toe kwamen, zich een exlibris te verschaffen. Hier bij valt een algemene opmerking te maken. Het is n.l. opvallend, dat in Indië het ipse fecit-exlibris een grotere rol speelde dan in Nederland. Een aardig voorbeeld ervan is het exemplaar dat Henriette Constance Heyting voor zichzelf maakte en waarin ze tjitjak en slak koos als symbolen voor „langzaam lezen". Ook is er een betrekkelijk groot aantal bladen waarvan de ontwerper onbekend is. Dit doet vermoeden dat zij in vele gevallen amateurs waren: familie of vrienden, dan wel met name Indonesiërs en Chinezen waarmee men relaties onderhield. Want bladen van bekende kunste naars pleegt men te herkenen aan stijl of signatuur. Met het voorafgaande hangt samen, dat In dische exlibris zelden in hogere technieken zijn uitgevoerd en dat clichédrukken overwe gen. Bovendien was Indië niet rijk aan grafici van de bovenste plank. Onder de Nederlandse grafici zijn er wel te noemen die uit Indië geboortig zijn of waren en die vaak nog remi- nicenties daaraan vertonen in hun werk, maar slechts weinigen hebben een langere tijd van de creatieve periode van hun leven in Indië doorgebracht. Van deze weinigen wil ik noe men wijlen de houtsnijder G. P. L. Hilhorst, die o.m. exlibris ontwierp voor H.N.B. en A. J. A. Quintus Bosz (de laatste de latere districts-commissaris in Suriname?) en voor de Leeszaal en Bibliotheek in Soerabaja (1921). (Lees verder pag. 28) 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 15