m VOOR ONZE BIBIT Tante Mieke 3^Cerótv>erraóólng Lieve Bibits en alle anderen die ook wel eens een oogje werpen in ons jeugdhoekje. Gaat het goed met iederen? Allemaal op weg naar Kerstmis en het Nieuwejaar? Van harte wens ik iedereen gezegende Kerstdagen en een heel goed en gelukkig 1964 toe. Dat het Vrede op aarde maar in heel de wereld dóór mag klinken. Dat de betekenis van de Kerstbood schap maar in alle huizen en alle harten mag begrepen worden. En dat ons hele wezen het licht en warmte van het Kerstgebeuren maar oprecht ervaren mag èn het ook weerkaatsen mag in onze eigen omgeving, of waar we ook maar heen zouden gaan. De laatste tijd komt steeds weer een lied in mijn herinnering, dat mijn zusters en ik heel, heel lang geleden op de Prinses Julianaschool aan de Laan Trivelli in Batavia geleerd heb ben. Het hoorde bij een prachtige Kerstcantate. Het heeft een jubelende melodie en je moet het ook juichend zingen: „Wat deert het ons of het nog wintert rondom. Wat deert ons die schijnbare dood. Zo lang de Kerstklokken luiden alom, zo lang heeft ons harte geen nood. Laat dorren de velden, Laat vallen de bléian, Wij hebben de Boodschap der liefde verstaan...!!!" En wat wisten we tóen toch van winterkou af. Maar we hebben het zo intens gezongen. Wij grotere klassen. En we hebben datzelfde Kerst feest stil en ontroerd geluisterd naar de lagere klassen waarvan de kleintjes zo lief en heel zuiver zongen: „lV ie ligt daar in de kribbe in Beh'lem's stal ter neer? Dat klein en teder kindje is onze Lieve Heer. Hij werd op aard geboren om ieder, groot en klein, van zonde te verlossen, en elk een Vriend te zijn. Wij vieren daarom Kerstfeest en zingen blij te moe die lieve Here Jezus ons kinderloflied toe. Hij luistert naar die klanken, al zijn wij klein en teer. Om ons een Hulp te wezen kwam Hij op aarde neer" Onwillekeurig vraag ik me nu af of al die kleintjes van toen diezelfde liedjes ook weer aan hun eigen kleintjes geleerd hebben. En of ze nog gezongen worden, waar ook ter wereld. Ik geef jullie ook het dankgebed door, waar mee we dat Kerstfeest zingend beëindigden: „Wij danken U, o, Vader, voor wat G'ons hebt bereid. Wij danken voor de zegen, die 't Kerstfeest heeft verspreid. Geef, trouwe, lieve Vader, dat voor ons al te gader, dit Kerstfeest, schoon en blij, gezegend zij". Daar wilde ik mijn praatje ook mee eindigen. Vele hartelijke groeten en de allerbeste wensen, van jullie TANTE MIEKE zou zo zeggen: wacht maar af, kindje". „Dat wou ik nou juist niet, pappa. Ik wil ze niet meer Ik... ik... kunnen we van dat geld liever iets nuttigs voor Hettie en haar zusjes en broertjes kopen? Ik zou er echt geen plezier meer in hebben. Mijn oude schaatsen zijn toch nog goed genoeg. En wat zouden die kinderen blij zijn met bijvoorbeeld nieuwe wollen wanten of warme mutsen of... of... wat zouden ze het eerst nodig hebben, mam, dat weet U natuurlijk het beste". Mevrouw van Niewenhuis bukte zich voorover en pakte haar dochtertje's gezicht tussen beide handen. „Heerlijk Frans, dat jij daar zo over denkt. Weet je wat we gaan doen? We gaan een fijne kerstvakantie tegemoet. We hebben nu zoveel dingen te doen, dat je je er heus niet bij zult vervelen. We gaan een Rubens-actie houden, maar mondje dicht, ze hoeven hele maal niet te weten wat hier achter zit. Vooruit we gaan beginnen. Ik zal een lijstje maken uit hoeveel personen dat gezin bestaat en daar moet jij me bij helpen, probeer een dezer dagen eens om Hettie op te zoeken, dan kijk je er eens bescheiden rond, bestudeer de kin deren goed, hoe oud ze ongeveer zijn en hoe groot en dan gaan we aan de slag. We porren iedereen op om mee te doen, oma, de tantes, de nichten en wie maar ook. We zetten ieder een aan het werk, des te beter zullen we opschieten. Ga je mee, we gaan vast wol ko- Pjjn- Ik zal zien, dat we er een leuk patroon bij krijgen en dan zullen wij die kleintjes eens verwennen met een warm vest. We zullen de snelste breisters uit de familie eens lief aan kijken, en voor de beste naaisters vinden we ook wel wat. En ga nu eens even vlug die lichtblauwe wollen jurk van verleden winter van je opzoeken? Heeft Hettie ongeveer jouw postuur, of is er nog een iets kleiner zusje, dat er in zou passen? De jurk is nog helemaal goed, je bent er alleen maar uitgegroeid. Kijk meteen al je andere goed ook na, er zijn vast nog een paar truien bij die de moeite waard zijn. Van mezelf en van vader zal ik ook nog wel het een en ander kunnen vinden, wat te gebruiken zal zijn. En dan gaan we ze eens een prettige verrassing bezorgen". Ze raakten direct al in vuur en vlam, moeder en Fransje en ook vader werd er door aangestoken. En later ook nog diverse tante's, oma's, iedereen wilde op het laatst meehelpen. Er kwam tegen Kerstmis een kist vol met goede gaven. Fransje en enkele nichtjes hadden hun eigen boeken kast eens nagekeken en er enkele nog keurig- uitziende boekjes voor de kinderen Rubens uitgezocht. Er waren ook lekkernijen en krui denierswaren bij, zodat het geheel zeer uiteen lopende verrassingen bevatte. Met Fransje's hulp hadden ze de namen van alle gezinsleden opgespoord en die ook op de pakjes gezet van de persoonlijke geschenkjes. Toen op eerste Kerstdag de familie Rubens om de tafel zat werd er hevig op de deur ge bonsd. Toen iemand van de kinderen ging kijken stond er een grote kist voor de deur, alsof het Sinterklaasfeest was. Ze zagen nog riet een bestelwagen wegrijden. Toen de kist werd uitgepakt vergaten de kleintjes totaal, dat ze eerder op de avond teleurgesteld waren, dat er geen kerstboom geweest was. Het kon immers niet, kerstbomen waren duur en nu werd het ineens toch allemaal vrolijk en blij. De ouders verwonderd en ontroerd begrepen er niets van. De kinderen juichten bij elk pakje dat te voorschijn kwam. Het kón immers niet een vergissing zijn, hun namen stonden er toch op. „Wie zou ons nu toch zo bedacht hebben", vroegen de ouders zich af. Ze dachten en pie kerden lang na, maar wisten het niet. „Ach", zei een van de kleintjes, „geeft toch niet wie, we weten alleen dat het iemand moet zijn ge weest, die naar het Kerstkindje heeft geluis terd". TANTE MIEKE „Verbeeld U, mam", zei Fransje van Nieuwen huis, terwijl ze voor het naar bed gaan nog even gezellig een kopje chocolademelk dronk bij pap en mam in de huiskamer. „U weet wel, dat nieuwe meisje bij ons in de klas, hè? Die Hettie Rubens, die ook uit Indië komt?" ->Ja, wat is daar mee?" wilde moeder weten, de ernstige toon van haar wildebras maakte haar nieuwsgierig. „Nou, we waren zo aan het plannetjes maken met elkaar over de Kerstvakantie, wat we zouden doen en wat we zouden vragen voor Kerstmis en wat onze moeders zouden koken en bakken voor de feestdagen... Ineke gaat zelfs naar de wintersport met haar ouders, naar Oostenrijk, en Yvonne gaat juist naar een milder klimaat, met de hele familie naar de Rivièra. Het is me wat, hè?" onderbrak Fransje haar eigen verhaal. „Toe maar", moedigde moeder aan. Ook vader's belangstelling was nu gewekt. Hij keek vanachter zijn krant naar z"n dochter, die zich op een kussen aan moeder's voeten had genesteld. Fransje vertelde verder. „En Fia schepte een beetje op wat ze allemaal zou krijgen en ik vertelde wat U gewoonlijk voor lekkers klaar maakt enzovoorts. Maar alleen Hettie zei niets. En toen vroeg Marjo- lijn, zonder na te denken, want als ze had nagedacht had ze wel geweten, dat er een reden moest zijn, waarom Hettie niets te vertellen had: „En jij, Het, hoe gaan jullie de feestdagen doorbrengen?" Mam, ze kon niets zeggen, kreeg alleen maar een kleur. Toen zei ik maar om de aandacht van haar af te leiden: „Nou ja, iedereen viert die toch op zijn eigen manier, dat hoeven we elkaar toch niet aan de neus te hangen". En toen gelukkig de bel, en daarna zaten we in spanning op de rappor ten te wachten en later was iedereen te vol over z'n rapport en over de vakantie, zodat niemand meer over Marjolijn's vraag aan Hettie nadacht...' Fransje hield even op om adem te halen, zo had ze gerateld. „Maar wij moesten toch de zelfde kant op en toen zijn we aan het praten geraakt. Weet U wat Hettie vertelde, mam? Ze zijn te arm om iets extra's te hebben met Kerstmis. Het is zo'n groot gezin, zeven kinderen, en dan pas twee jaar in Holland, ze zijn nog niet hele maal gewend en haar moeder is niet zo sterk, en ze weten niet eens hoe ze de kleintjes warm gekleed krijgen deze winter. Het goed van verleden jaar is natuurlijk al weer te klein, daar zat haar moeder erg over in de war. We konden zo fijn samen praten, weet U, omdat wij beiden Indische meisjes zijn. Ze voelde, dat ik haar beter zou begrijpen dan de rest van de klas. En nu moet ik daar steeds maar weer over denken, weet U..." Het bleef even stil in de kamer. Moeders hand speelde met Fransje's wilde haardos. Vader kuchte van achter zijn krant, schraapte zijn keel en vroeg: „En wat denkt onze Fransje dan wel?" „Nou, kijk, pap. U hebt me zo half en half beloofd, dat ik met de Kerst kunstschaatsen zou krijgen". „Die had je me lelijk afgeperst, jongedame". „Hè, flauwerd. Nou, goed dan, maar zou ik ze echt gekregen hebben?" „Waarom praat je nu of die kans verkeken is? Het moet toch nog Kerstmis worden? Ik 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 21