ieoe odmaak mLj dapper II
Weer roepen
we UW HULP in
We vorderen slecht uiteraard. Een Madoerees kwam ons achterop. Hij ontfermde zich over
Huib van vier jaar; nam 't kereltje op zijn schouders, 't Was een oude bekende uit één der
desa's. Later kwam nog een man ons achterop, op een klein paardje. Hij stapte af en liet
de kinderen om beurten rijden. Wij liepen samen op en spraken fluisterend over de ver
anderde tijden. Goede mantrie-bos. Hij was in onze tijd opzichter bij 't Boswezen, moest nu
voor de Jap werken. De avond van de tweede dag arriveerden we op Bermé, meer dood
dan levend. Maar blij, weer thuis te zijn. Met geen stokslagen kregen ze me hier nog een
keer vandaan.
De volgende dag kwamen we tot de ont
dekking, dat een groot deel van 't huisraad
„geleend" was door de bevolking. Gelukkig
werden de adressen me opgegeven door
minder fortuinlijke dessa-genoten. Ik kreeg
bijna alles terug. Ja, de slechtheid was toch
ook hier al een beetje doorgedrongen.
Onder de mantel der vrede.
Even was 't volk onwennig, maar als ze
ontdekten, dat ik nog de beschikking had
over heel wat textiel, was ik toch gauw
weer hun ,,njonja"-mevrouw. Ik deelde mijn
overvloed, in ruil voor goela-djawa (javaan-
se suiker), rijst, groenten, fruit, kippen en
eieren. Er was volop, alles tierde zo welig
in 't heerlijke klimaat. Dat echter wel te
koud was om zonder kleren rond te lopen.
„Mamma, waarom doet hij gaten aan?"
vroeg mij mijn kleine jongen, als hij aan
dachtig toekeek, hoe Endjo onze tuinman,
zorgvuldig de rafels van een overhemd om
zijn lijf schikte en 't boordje nog dicht
knoopte ook. 't Ventje had gelijk, 't volk
liep in rafels, matten en vezels van de
arèn-palm. Endjo kreeg een overhemd uit
pappa's koffer.
De mensen zaten onder de zweren. Vroeger,
op de onderneming, schreef de arts zwavel-
zalf voor; ik maakte een mengsel van
klapperolie, bijenwas en bloem van zwavel
en had geluk met mijn obat (medicijn). Van
heinde en ver kwamen de mensen om hun
afzichtelijke wonden te laten behandelen.
Velen heb ik kunnen helpen en genezen.
Als de wonden zo ernstig waren, dat ze niet
lopen konden vroegen ze mij naar hun
huizen te komen in de kampongs. Waar ik
kwam werd ik vriendelijk ontvangen. Eens
werd een klein meisje op een baar naar me
toe gedragen, met een verschrikkelijke
wond, van de knie tot 't enkeltje. Het hele
lijfje was opgeblazen en doorschijnend,
wasbleek. Ik huilde mee met de moeder,
't Kindje stierf enkele dagen later. Was 't
wonder, dat we gauw weer op de oude
vriendschappelijke voet met elkaar stonden,
mijn kampongs en ik?
En als de afwezigheid van man en vader
ons niet dagelijks schrijnend herinnerde
aan de wrede oorlog, dan konden we ons
als van ouds wanen in een aards paradijs.
Vrede heerste op Bermé.
En op de naburige onderneming, de kleine
Japanner, Nishida.
De oude administrateur was met zijn vrouw,
evenals 't echtpaar uit de pasanggrahan, al
lang weggevoerd naar verschillende kam
pen. Wij waren alleen op onze heuvels,
tante vijand en ik; met onze kinderen. Wel
woonden er in een ander dorpje verder de
helling af nog enkele Indische gezinnen; de
mannen allen krijgsgevangenen.
Berichten uit de bewoonde wereld kwamen
sporadisch door; en geen prettige. Grote
jongens werden weggevoerd naar verlaten
ondernemingen, waar zij bomen moesten
vellen. De Japanners hadden brandstof no
dig. Dat de opgroeiende lichamen behoefte
hadden aan voedsel, daar bekommerden zij
zich niet om. Als de jongens uitgemergeld
waren en ziek tot stervens toe, kregen de
moeders ze thuisbezorgd. Soms knapten ze
langzaam op. Dikwijls was 't te laat. Wat
gaf dat? Er waren er genoeg. De vracht
wagens bleven af en aan rijden, met leven
de lading.
Ik zegende de dag, dat ik mijn besluit nam,
mijn grote jongen en zijn zusters en broer
tje mee terug te nemen naar Bermé.
En dan kwam op een nacht de schrik van
mijn leven. De nacht die me bij zal blijven
al word ik honderd jaar. De ruilhandel
strekte zich ook uit tot de onderneming
waar Nishida de scepter zwaaide. Bijge
staan door een felle nationalist, een Indo
nesiër, Soedarsono.
In mijn goedangs (schuren) had ik nog wat
oud ijzer liggen, spijkers, gaas en zink. Uit
de goede tijd. Men was op Bermé echt wel
ten achter. In andere streken was men
reeds lang tot roof overgegaan.
Dit materiaal had voor de onderneming
grote waarde. Ik gaf zink en spijkers en
vroeg er koffie voor in de plaats. En motjie
(Jap. tarwe) en mais. Omdat de Japanner
zich zo slecht verstaanbaar maakte, werd
de ruil geregeld tussen mij en Soedarsono.
Voor 't eerst nu had ik geruild met de
onderneming. Ik had een heerlijke partij
koffie liggen in mijn goedangkje, motjie en
mais. Olie was er niet voor Bermé's lam
pen. Omdat 't ook in oorlogstijd goed rusten
was na gedane arbeid, gingen we altijd
vroeg naar bed. Immers al 't tuinwerk de
den we zelf, met de hulp van Endjo. In de
diepte van 't ravijn bij de bron, groeiden
aardappelen, groenten, aardbeien en zelfs
heerlijke asperge's.
We sliepen uren al, op een nacht, toen ik
langzaam wakker werd. Waardoor? Ik weet
't niet. 't Was stil om ons heen, alleen de
geluiden waar we zo aan gewend waren, 't
nachtelijk koor van krekels en af en toe de
roep van een geitenmelker. Maar dan in
eens drong ook 't geluid van stemmen tot
me door. Zacht, soms wat luider opklinkend.
Heel in de verte, op de hoofdweg leek 't
wel.
Zachtjes stond ik op, om de kinderen niet
wakker te maken. Liep naar 't raam en
schoof 't gordijn een eindje op zij. Nooit
eerder was ik bang geweest. Wat ik nu
zag, deed al 't bloed in mijn lichaam bevrie
zen. Wat betekende dat allemaal. Ik zag in
't licht van flikkerende flambouwen tien
tallen mannen, donkere kerels gewapend
met arits en kapmessen, die blonken in 't
spookachtige licht van de fakkels. Ze
groepten bij elkaar aan 't begin van de
toegangsweg; kennelijk op weg naar ons
toe. In 't hartje van de nacht. Wat wilden
zij? Wat anders als rampok (roofmoord).
Men wist in 't huis een vrouw alleen met
haar jonge kinderen. Niemand zou haar
horen als ze om hulp riep. Geld was er niet,
maar dat hadden ze ook niet nodig. Textiel
was wat zij verlangden. Men liep immers in
„gaten" in de koude. Wat was eenvoudiger
dan binnen te dringen, de mensen te ver
moorden en de buit aan dekens, linnengoed
en gordijnen te verdelen.
Moest ik dat geloven? Waren dat mijn
mensen, uit mijn kampongs? Had ik me zo
in hen vergist? Ik kon 't amper geloven.
Waar wachtten zij op, daar bij de poort.
Soedarsono, schoot het door mijn hoofd.
Dit waren zijn volgelingen. Natuurlijk had
hij ook meeliggers, die hij ophitste tegen
mij en andere blanda's. Had ik toch ver
keerd gedaan, de kinderen hier te brengen,
in deze eenzaamheid? Ach! Wat er allemaal
in me omging die ogenblikken, kan ik
immers niet beschrijven. Wat voelt een
mens op zulke momenten. Mijn kinderen.
Mijn lieve man. Wat zou hij doormaken, als
hij 't hoorde later. Hij was zo bezorgd
altijd. „Niet heen en weer trekken in oor
logstijd". Zo graag had ik hier zijn thuis
komst afgewacht. Ruim drie jaar was hij nu
al weg. Nooit hoorden we iets van hem.
Misschien was hij ook wel dood en zagen
we elkaar spoedig terug in de eeuwig
heid...
Ze bleven talmen, bij de poort. Moesten er
misschien nog meer komen? Of waren ze
helemaal niet op weg naar mij toe? Gingen
ze naar 't Jang-plateau en was dit de afge
sproken plaats waar ze op elkaar zouden
wachten? Gespannen bleef ik turen door de
smalle reet van 't gordijn. IJdele hoop!
Langzaam sloeg de bende de weg in naar
ons huis. ik knielde neer; ik bad, zoals ik in
mijn leven nog nooit gebeden had.
„Lieve God, geef mij moed. Maak mij dap
per, voor onze laatste ogenblikken..."
PLANTERSVROUW
(Slot volgt)
Uit Zuid-Afrika ontvingen we een brief
waaruit we de volgende passage aanhalen.
...wil U mij iets van hom vertel? Hoekom
het sommige mense weg moet gaan na
Japan? AL mij brieve het ek later terug
gekrij. Waarom? Wat het die Rooi Kruis
uigevoer.
Ek het na die val van Java nooit meer iets
van hom vernomen, ofskoon ek hemel en
aarde bewogen heb, om IETS te verneem
van sij laatste levensdae, of weke of maan
de. Klaas het gestorf from exhaustion in
Sukuoka Camp IX op 19 februarie 1944.
Wie van U is ook in dit kamp geweest en
wie van U kan mevr. J. M. Borst-van Raalten,
Flat 17, Derral Court 30, Long Marketstreet
30, Pietermaritzburg, Zd. Afrika iets mede
delen over de laatste ogenblikken van haar
echtgenoot Klaas Borst? Toe schrijft U haar
dan. Zij zal U zo dankbaar zijn.
REDACTIE
11