Indische mensen in Indonesië Zinvolle uiispraken in 1963 Nadat we 't artikel, dat onder bovenstaand hoofd in ons Kerstnummer is verschenen, reeds hadden geschreven, hebben wij met veel belangstelling kennis kunnen nemen van een te verwachten soepel Regeringsbeleid ten aanzien van de toelating in Nederland van spijtoptanten en maatschappelijke Nederlanders uit Indonesië. Op 31 maart zal de huidige regeling betref fende de overkomst van personen uit Indo nesië worden beëindigd. Na die datum zal het spijtoptantenbeleid het karakter krijgen van een normaal vreemdelingenbeleid. Wat houdt de huidige regeling in? Onder meer de verstrekking van Rijksover schotten b.v. ter betaling van de overtocht van Indonesië naar Nederland, voorts ver lening van faciliteiten na aankomst in Neder land. Deze regeling zal van toepassing zijn voor: 1. Nederlanders in het bezit van een geldig Nederlands paspoort, die uiterlijk op 31 maart 1964 uit Indonesië in Nederland aankomen; maar ook voor 2. niet-Nederlanders (spijtoptanten en maat schappelijke Nederlanders) die uiterlijk op 31 maart 1964 een eerste of hernieuwd verzoek om toestemming tot vestiging in Nederland hebben ingediend, voor zover op dit verzoek gunstig is beschikt door de Minister van Justitie. Reeds bij de behandeling van de Justitie begroting voor 1964 in de Tweede Kamer (nov. 1963), kondigde de Minister van Jus titie, Z. E. Mr. Y Scholten, een soepel Regeringsbeleid t.a.v. de toelating van de spijtoptanten uit Indonesië in Nederland aan. Hij zeide o.m. dat de Regering een goede zaak op goede wijzé wilde dienen, voorts zou blijven streven naar een defini tieve oplossing van het spijtoptantenpro bleem en dit met zo groot mogelijke spoed zou effectueren. Deze bemoedigende woorden werden be vestigd in een door Minister Scholten gehouden persconferentie en toegestaan interview voor de televisie op 30 december 1963. De Minister sprak o.m. over een ruimhartig en minder formalistisch beleid van de Regering t.a.v. de toelating van spijtoptanten. Wij zijn de Minister hiervoor zeer erkentelijk. Vertrouwend op zijn woord, verwachten wij dan ook dat binnen niet al te lange tijd vele spijtoptanten uit hun ellende in Indonesië zullen zijn verlost. Het volgende moge echter dienen, naar aanleiding van de opmerking van de Minis ter, dat van de inreisvisa die in 1962 werden verstrekt en die een geldingsduur van 6 maanden hebben, in 20% van de gevallen geen gebruik is gemaakt. Over de vraag waaraan zulks is te wijten, heeft de Minister niet gerept. Verbaasd als wij waren over dit hoge per centage van 20%, hebben wij ons licht opgestoken bij de Stichting Nationale Actie Steunt Spijtoptanten in Indonesië" (N.A.S.S.I.), de instantie die behalve het regeringskantoor voor vreemdelingenzaken, als het msest deskundig op dit terrein mag worden aangemerkt. Mag men zo vroegen wij uit de woorden van de Minister de conclusie trekken dat spijtoptanten en/of maatschap pelijke Nederlanders, aan wie toelating in Nederland is verleend, bij nader inzien besloten om liever toch maar in Indonesië te blijven, omdat b.v. de levensomstandig heden voor hen in Indonesië zouden zijn verbeterd? Het antwoord luidde: „Stellig niet!" De heren van Nassi begonnen met te stellen dat zij in het duister tasten t.a.v. de vraag wat die 20% precies omvat. Omvat die 20% de gezinshoofden die mede voor hun gezin bestaande uit een aantal zielen, tel kens één visumaanvraag hebben ingediend of behelst het het aantal visa verstrekt aan één gezinslid of persoon. Eén visum-aan vraag kan zowel 10 personen omvatten (man, vrouw en 8 kinderen), als. één per soon (een alleenstaande). Voor de berekening van die 20% maakt dit een groot verschil uit! Voorts merkte Nassi op: In 1962 het jaar waarover de Minister sprak ontbrak elk diplomatiek contact tussen Nederland en Indonesië. Dit bracht ook voor de spijtop tanten grote moeilijkheden met zich mede. Hoe moesten zij om alleen maar bij dit punt te blijven vernemen of gunstig dan wel afwijzend op hun verzoek om toelating in Nederland was beschikt. Dit geschiedde per brief, uitgaande van het Nederlands Consulaat-Generaal te Singapore. Nassi beschikt over gegevens dat deze brieven door sommige visumaanvragers zeer laat, door anderen helemaal niet zijn ontvan gen. Dit oefent invloed uit op de bereke ning van de termijn van 6 maanden, d.i. de geldingsduur van de inreisvisa, maar ook op de berekening van de 20%. Een andere reden, dat de betrokkene niet tijdig kon gebruik maken van een inreis visum, is gelegen in het feit, dat toewijzin- (Lees verder pag. 21) Theo Lefevre (Premier van België): ,,ln West Europa zijn nu alleen nog maar kleine landjes zij die het weten en zij die het niet weten". Dominee Martin Luther King: „We zullen leren met elkander te leven als broeders of met elkaar te vergaan als dwazen". Adlai Stevenson: „Democratie bepaald bij kleur zal geen harten winnen in Afrika en Azië". President Kennedy: „Als we geen kans zien een eind te maken aan onze geschilpunten, kunnen we in elk geval helpen de wereld te behoeden voor verbrokkeling". President Charles de Gaulle: „Ook ikzelf ben alleen maar stukje voor beetje Gaullist geworden". Premier van Nyasaland Hastings Banda: „Ik wou dat ik Stonehenge naar Nyasaland kon brengen om aan te tonen dat de Britten eens ook wilden waren". Lord Eccles: „Zelfs een oppervlakkige his torische studie leert dat alle regeringen zelfzuchtig zijn en de Franse regeringen zelfzuchtiger dan de meeste". Arnold Toynbee: „De vooruitzichten van het mensdom om voort te bestaan waren aan zienlijk gunstiger toen wij weerloos waren voor tijgers dan nu, nu we weerloos zijn tegenover onszelf". President van de Ivoorkust Felix Houphouet- Boigny: „Zend uw zoon naar Moskou en hij wordt anti-communist; zend hem naar de Sorbonne en hij komt terug als Commu nist". James Baldwin: „De toekomst is zwart". Voorwaar een leuke 'staalkaart van bemoe digingen om het nieuwe jaar mee te begin nen! Overigens zijn onze wereldleiders van vandaag wel wijzer geworden, want beloven is er niet meer bij. We hebben ons telkens ook wel héél erg vergist. Eerst moest de adel afgemaakt worden, want die was de oorzaak van alle kwaad. De bourgeoisie nam de leiding over en moest na een tijdje ook weer aan de kant voor „De Verticale Stijging van de Horden". Maar die horden geloofden op hun beurt aan de „Vooruit gang der Techniek" en de machine-eeuw brak aan. En de heerschappij van steen kool en olie (machines moeten óók eten). En toen dat weer ging vervelen, gingen we geloven in de atoomkracht. Nu er een bom uit te voorschijn is gekomen, willen we met een kogel naar de maan. En wat gaan we op de maan doen? Meer en meer wordt de mens teruggebracht naar de Oude Boeken des Geloofs. De oecomenische bewegingen van de laatste tijd zijn er een duidelijk bewijs van. Er wordt te veel aandacht besteed aan tekstinter pretatie en „systeemvorming". Terwijl alle godsdiensten en zedeleren maar één „con ditio sine qua non" voorschrijven: afstand doen van aardse begeerten en overpeinzing in afzondering (de Bijbelse profeten, Chris tus in de woestijn, Mohamed, Boeddha, Lao Tse, keer op keer weer). Telkens vinden we weer als noodzakelijke omgeving voor de zoeker van zichzelf en van het geluk: de woestijn, de naakte bergtop. En de vol maakte onbevreesdheid voor de Dood en- de Mens. Soms vraag ik mezelf af: is de Europeaan tóch eindelijk op weg een nieuwe Gods benadering te vinden (na alle Aziatische godsdiensten)? Ook in de afgelopen twintig eeuwen zijn er begenadigden geweest, pro feten en evangelisten. We hebben ze alleen niet gehoord in het geraas van de vooruit gang. Wij hebben misschien „de wetsteen van een nieuw geloof" vlak voor ons liggen en zien het niet. Wij verblinden door bios coop en TV. Als we eens wat langer in ons hart zochten... T. R. 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 20