„EEN GELUKKIG CHINEES NIEUWJAAR!" Of, zoals we in het oude Betawie onze Chinese vrienden konden toewensen: Koeng Hie Sièn Din!" Eind januari vieren de Chinezen hun nieuwjaar en gaat het grootste volk der aarde een nieuw bestaansjaar tegemoet, als ik me niet vergis het Jaar van de Draak*), dus een veelbetekenend jaar voor welslagen en geluk. Onder onze lezers zijn veel Chinezen en Indischgasten van Chinese herkomst of met Chinese verwanten. Zij vormen samen een eeuwenoud en sympathiek aspect van onze Indische maatschappij. Daarom is deze Chinese nieuwjaarswens in Tong-Tong volkomen op zijn plaats. Selamat en Salut! En toch zoals ook boven gezegd: hoe slechts kennen wij de dragers van al deze vreugden voor ons. Hoe weinig vriend schappen bestaan er op voet van volkomen gelijkheid, dus in eerlijke uitwisseling van gedachten en wederzijdse appreciatie van verdiensten. Ik zal nooit een ontmoeting vergeten met een Chinees in Marrakech ge durende het geweldige conflict tussen Frankrijk en de Noord-Afrikaanse volken. Toen dood en geweld waarden door de straten van de Noord-Afrikaanse steden, erger dan gedurende de bersiaptijd bij ons. Tussen al die Frans-, Spaans- en Arabische sprekende mensen van alle rassen en natio naliteiten zag ik opeens een Chinees. Ik zou haast zeggen: het universeel bekende type van de kleine pinda-chinees, het mars- kramertje met het kistje voor zijn buik, met garens, snuisterijtjes, kramerijen. Hij voelde ineens dat ik anders was dan al die andere bruine mensen en we probeer den een gesprek te voeren in Franse, Spaanse, Engelse woorden met aankno pingspunten als Singapore, Sjanghai, tjap- tjai, Kong Fu Tse en wat Bataviaas-Chinese woorden, die hij niet kende, want hij was nooit in Indië geweest. Maar het deed er allemaal weinig toe. Ergens begrepen twee mensen elkaar in ballingschap en in om standigheden van angst en onzekerheid. Na een poosje namen we afscheid (pootje, ha-ha, ho-ho) en toen ik nog even omkeek, zag ik hem daar verloren staan met z'n kistje speelgoed en hij wuifde gelukkig. Ik vergeet dit beeld nooit. Poor little Chinaman, zonder enige bestaanszekerheid en zonder bescherming, maar moedig, moedig, moedig als geen ander! Misschien is er ook even tijd om ons te bezinnen op deze verbondenheid, want zij is wérkelijk internationaal: Chinezen leven overal op de wereld en vormen overal een arbeidzame, loyale en culturele groep van grote constructieve waarde. En toch hoe slecht kennen wij de dragers ervan. Hoe goed weten wij overal ter wereld de Chinese cuisine te vinden (wijder verspreid en hoger gerenommeerd dan de Franse!), maar hoe slecht kennen wij de eigenaars laat staan de waiters aan onze tafel. We vinden het altijd heel vanzelfsprekend als Chinezen óns gelukwensen met óns nieuwjaar, maar het komt gewoon niet in ons op, te beden ken dat ook zij hun dierbare en gelukkige Nieuwjaar hebben en hoe zeer zij het zou den waarderen als wij daar begrip van hadden en met uitgestoken hand naar hén zouden komen! En toch, hoe is ons Indische leven eigen lijk „doordrenkt" geweest van Chinese in vloeden. Het dakprofiel van de Chinezenwijk staat voor eeuwig in onze Indische herinne ringen gegrift. Zo ook de Chinese waroeng met zijn eeuwig goedkope en goedgehu meurde service, waar wij 's avonds haastig onze fles petroleum konden halen voor de lampoe templek, of een busje „kornèt" of „soesies boeloenja" voor een late gast. Daar kochten wij „kètèngan" onze koeweh djepang, ijsbonbons of tai koetjing. En nóg later onze sigaretten „tjap gadjah" en „tjap bolong" (weetjenog) en hoe konden we onze brave „ngkoh's" pesten, zodat we met een woedend „koelang adjal" werden weg gejaagd en morgen was alles weer ver geten! Het waren Chinese kleermakers, die ons in onze roetoep en later „open jé" staken van 1001 dril, khaki of palm beach en élke snit kon hij aan zonder kritiek, of we nou „bandjirbroeken" wilden dragen of de wijd ste Charleston-broekspijpen, „dubbel blés" of „kantjing-doewa". Zij maakten onze schoenen en gaven ons de kans om met ons meisje lekker goedkoop en toch uitstekend te dineren. De grotere „kangs" stichtten concerns met miljoenen-omzetten en impor teerden wat ons hartje begeerde. In de grote stad behoorden de festiviteiten van Tjap Go Meh en Peh Tjoen tot de vaste en populaire vreugden voor elk ras, elke nationaliteit, elke rang en stand. Chinezen bouwden onze meubels en klontongs staken onze meisjes in „soetela-soetela". Zij waren de grootste ketjap-, kroepoek- en petis- makers, de rijstpellers en -verkopers, en in de huizen van de hoogsten in onze samen leving waren de produkten te vinden van hun literatuur, wijsbegeerte en schone kuns ten. Saluut! Toen ik er later met een kennis over sprak, was zijn commentaar: „H'm misschien was het wel een geheime agent..." Alweer dus: de anti-legende! Maar waarom zien wij altijd alléén de kwade en vermeend kwade eigen schappen van andere volken en rassen terwijl daarnaast zoveel onomstotelijke be wijzen bestaan van góede eigenschappen? Ook een „Chinese communist" is een mens met mooie en tedere gevoelens, die zoekt naar begrip en vriendschap. Waarom wer ken wij niet méér en harder op de terreinen die ons binden? Hoeveel wanbegrip, twist en oorlog kan op de wereld voorkomen worden, als er maar méér mensen zijn van goeden wille! Ergens spreekt vaak alleen maar een soort geweten, een stem die soms monsterlijke proporties aanneemt van angst voor wraak: „Het Gele Gevaar!" Iemand liet me eens de profetieën van Nostradamus lezen, in het bijzonder die, waarin in het jaar 2034 voor speld wordt het binnendringen in Europa Het Indische tijdschrift Tong-Tong biedt H.K.H. Prinses Beatrix haar eerbiedige gelukwensen aan ter gelegenheid van haar 26e verjaardag. van gele horden uit het Noorden". Hij sprak met fluisterende stem en grote ogen, als een baboe die over „momohs" spreekt. Ik vroeg hem: „Geloof je dit?" „Absoluut!" zei hij, „absoluut!" „Okay", zei ik, „maar als dat inderdaad onafwendbaar is, waarom vormen wij dan niet NU AL een kerngroep van studenten die de basiskennis vormen om straks op basis van wederzijds begrip onderhandelingen te kunnen voeren, die onze kinderen en kindskinderen kunnen be hoeden voor vernietiging? „Burgers van Calais" zullen er altijd zijn, alle eeuwen door het kan gebeuren met waardigheid en humaniteit van eerste orde. Al dat gesabbel over het gele gevaar is alleen maar onwaardig, kwetsend, kinderachtig, dom, beschamend voor onze eigen opvat tingen van intelligentie en beschaving. Er is in de internationale betrekkingen tussen mensen en tradities zoveel geleuter en zo bedroevend weinig ware vriendschap. We mogen blij zijn in dit blad in deze lezerskring wél begrip aan te treffen, zo zelfs dat er in elk geval plaats is in ons blad (en in ons hart) voor een eerlijke nieuwjaarswens elk jaar weer. Het jaar van de draak laat ons tonen Euro peanen te zijn die de middeleeuwen ver achter ons hebben liggen, de nevelige morgenstond van Europa, toen draken nog monsters waren die door mystieke helden en heiligen bestreden moesten worden (Siegfried, St. Joris) om de arme burgerij te beschermen. Als de burgerij niet meer bar baars en achterlijk is, maar wijs en be schaafd, kunnen draken onze vrienden zijn. Wij wensen onszelf met dit Nieuwjaar meer wijsheid toe. T. R. Bij nadere informatie blijkt dit juist te zijn (Red.).

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 3