De Chinese maankalender VJ De eerste dag van de eerste maand voigens de Chinese maankalender valt deze keer op de 13de februari 1964 A.D. Tjap-go-mè, de avond van de eerste volle maan is de avond van woensdag 27 op donderdag 28 februari. Chinese groepen buiten China vieren soms twee dagen, n.l. tjap-si-mè en tjap-go-mè, dit jaar 26 en 27 februari. Het nieuwe maanjaar is het jaar van de Draak. Alle kinderen geboren tussen 12 februari 1964 23 uur en 1 februari 1965 23 uur vallen onder shè'-liong, het teken van de Draak. In dit jaar van de Liong tellen de maanden 13, 6, 8, 10, 11 en 12 ieder dertig dagen, de andere maanden negenentwintig. Er is dit jaar geen loen-maand, schrikkel maand. Dat komt eerst in 1966 wanneer we een loen-sa'-gwe, Schrikkel-derde-maand zullen hebben. Van oudsher telt men in China ook volgens het systeem van de zonnekalender. Het zou eigenlijk ook niet anders zijn te verwachten voor een zeer sterk op de landbouw gerich te cultuur. Het ploegen, zaaien en planten moet immers stipt op tijd op de rechte tijd in het jaargetijde worden begonnen om een goede oogst te kunnen garanderen. De Chinese feestdagen die volgens de zon worden berekend en die nu nog algemeen worden gevierd zijn o.a. tj'ing-bing („helder en klaar") omstreeks 5 april en tang-tje (wintersolstitium) omstereks 22 december. Behalve het offeren van spijs en drank, wierook en kaarslicht op het huisaltaar van de voorouders dit gebeurt iedere eerste en vijftiende dag van de maand en voorts bij elk feest behoort men bij het Tj'ing- bing feest het huis met groene takken te versieren. Vrouwen en meisjes steken zich nieuwe kunstbloemen in het haar en als het maar enigszins kan moet een ieder de na tuur, de bergen in om er de weldadige invloed van de natuur te kunnen ondergaan. Tegelijkertijd geniet men van de aanblik van het nieuwe groen en van de bloemen. De graven van de voorouders worden gereinigd, verzorgd en zo nodig gerepareerd. Aan het graf brengt de hele familie offers met het afsteken van de mertjons. Bij het wintersolstitium wordt geofferd aan voorouders op het huisaltaar en aan de goden in de tempel. Naast de gebruikelijke spijzen is er nu een bijzonderheid voor dit zonnewende-feest. Namelijk de ondé-ondé, gekookte bolletjes van ketan-meel, opge diend in een suikerstroopje. De bolvorm is een symbool voor het afronden van het jaar; de zon heeft het laagste punt bereikt en begint nu weer krachtiger te schijnen. Men uit zijn dank voor de goede oogsten in het afgelopen jaar en zijn hoop voor even goede in de komende landbouwcyclus. Behalve Tj'ing-bing en Tang-tje worden de meeste andere, nu nog in ere gehouden feestdagen berekend volgens de maankalen der. Hierboven hebben we reeds genoemd Nieuwjaar (in China nu Spring-festival ge noemd) en Tjap-go-mè (Lantern-festival). Verder zijn er o.m.: a) op de vijfde dag van de vijfde maand het Pè-tj'oen feest met drakenboot wedstrijden op het water. Het speciale eten is de tsang, rijst of kleefrijst, al of niet gevuld met vlees enz. verpakt en gekookt in bamboeblad in de vorm van een tetraëder; b) in de zevende maand het Tjhio'-ko feest (in Indonesië ook reboetan genoemd) met grote offers in de tempel. Op het tempel plein zijn openbare opvoeringen van toneel of poppenkast. Er is een grote stellage gebouwd waar de goede gaven van het publiek in de vorm van balen rijst, etens waren, enz. versierd met vlaggen en guir landes, worden opgestapeld om na de offers onder de behoeftigen te worden verdeeld. In deze maand zwerven de zielen van afge storvenen zonder nakomelingen weer op aarde rond. Ze zijn onverzorgd, hongerig en koud; ze zouden daardoor zich weieens kunnen vergeten. Vandaar dat men op een altaartje aan de straat eten en papieren kleren en geld aan ze offert. Parallel pro beert men nu ook de nood onder de arme vergeten groepen bij de levenden wat te le nigen. Daarvoor dient de distributie van eten, kleren en geld aan armen onder toe zicht van tempel-ouderlingen. Aan het eind van de zevende maand moeten de zwerf- geesten weer terug naar hun afdeling in de hel om verder hun straf uit te zitten, c) in de achtste maand de Verering van de maan die nu op schoonst is. Men offert platronde koeken, tiong-tj'ioe-pia' (mid- herfstkoek) genaamd. Dit zijn in de oven gebakken koeken met een korst van blader deeg van meel en reuzel en vulsel van bruine suiker en bonenspijs. In de laatste tijden worden overal ook midherfstkoeken gegeten met moderne vulling waarvoor men doerian, mangga en zelfs kaas neemt. Keren we nu terug naar ons Nieuwjaar. Men kan zich afvragen welk jaartal het nieuwe Chinese maanjaar zal hebben. De meeste Chinezen uit Indonesië zullen dan antwoorden: 2515. De Chinese Volksrepu bliek rekent gewoon 1964, terwijl men op Taiwan zal zeggen; het jaar 53 van de Republiek. De laatstgenoemde manier van jaartelling volgt een principe, dat in de grijze oudheid van China teruggaat. Men telt volgens het z.g. stam-en-tak systeem. Er zijn twee rijen van opeenvolging: een rij met 10 stammen en een rij met 12 takken. Voor het gemak zullen we de rij stammen aanduiden met de letters A, B, C, D, E, F, G, H, I, J en de takken met de nummers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12. Er is een jaar A-1. Daarop volgt B-2, enz. tot J-10. Dan komt A-11B-12, C-1, D-2, enz. totdat J-12 aan de beurt is, waarna A-1 weer komt opdagen. Deze A-1 is zestig jaren verwijderd van de eerste A-1, U kunt het zelf natellen. Het eerste jaar van de republiek (1912 A.D.) heeft tegelijkertijd Drs. Gan Tjiang-tek, conservator voor de afdeling China van het Museum voor Vol kenkunde te Leiden werd in Bandoeng geboren. Hij begon in Batavia met de studie van Javaanse en Maleise letteren. Eerst na zijn aankomst in Nederland in 1946 legde hij zich toe op de studie van het Chinees en Japans. Drs. Gan, die ethnoloog is, hoopt binnenkort ook zijn doctoraal in het Chinees en Japans te behalen. de aanduiding rèn-tzê, corresponderende met 1-1 van ons voorbeeld. 1964 komt over een met A-5. In de Chinese geschiedenis worden de jaren aangeduid met een rangnummer van dit zestigjarige stam-en-tak systeem en daar bij het zoveelste jaar van de regerings periode van de heersende keizer. Laten we een voorbeeld nemen. Toen Tjoe l-tjuun op 9-jarige leeftijd als de Ming-keizer Sjên- tzoeng de troon besteeg nam hij als rege- ringsmerk: Wan-li. Men begon toen te tellen: 1e jaar van Wan-li J-10, correspon derende met 1573. Hij regeerde tot het 47e jaar van Wan-li F-8, gelijk aan 1619. Het kwam praktisch niet voor dat een individuele keizer langer dan zestig jaren op de troon zat. In dat geval zouden dan twee jaren voorkomen met dezelfde stam-en-tak aan duiding en het zelfde regeringsmerk, het ene het Eerste jaar van zo en zo, het andere het Eenenzestigste jaar van zo en zo. In Japan volgt men tot op de huidige dag dit oude Chinese systeem van het zoveelste jaar van des keizers regeringsperiode. Toen China in 1912 een republiek werd, heeft men in navolging van de Christe lijke jaartelling ook van een beginpunt, ver in het verleden willen tellen. Men nam toen als begin aan de troonsbestijging in 2852 vóór Chr. van Foe-sji, een legendari sche cultuurheros, uitvinder van de ploeg, enz. Iets dergelijks heeft men ook in modern Japan gedaan, waardoor men daar nu een jaartelling van meer dan 2500 jaar heeft. In China vonden echter velen de telling vanaf een mythisch figuur onaanvaardbaar. Toen heeft men het geboortejaar van Con fucius in 551 vóór Chr. genomen; immers Confucius was een onbetwist-historische figuur. Ook dit bevredigde de modernisten niet. Ten tweede male werd de manier van jaartelling overboord gezet. Men keerde terug naar het oude systeem: het Eerste jaar van de Republiek 1-1, het Tweede jaar van de Repubbliek J-2, het Derde jaar van de Republiek A-3, enz. De Chinese groepen buiten China hebben de laatste verandering gemist; ze blijven nu nog 2515 (na Confu cius) tellen. Het zou te verwachten zijn geweest dat de Chinese Volksrepubliek uit chauvinisme ztch eveneens zou houden aan de oude, door-en-door Chinese telling: het Eerste Jaar van de Volksrepubliek G-3. Maar nee! ze tellen gewoon 1950! Bij verschillende officiële feestdagen, kan een Chinese gemeenschap, gegroepeerd om een tempel, besluiten tot het houden van een processie van een van de goden uit de tempel. In zo'n optocht lopen stee vast draken (liong) en leeuwen (sai) mee, bespeeld door potige leden van een (gym nastiek) vereniging. De liong is het symbool van de gunstige neerslag, iets zeer belang rijks voor een landbouwend volk in een land met weinig regen. De sai was oor spronkelijk de bewaker van de Boeddhiste ethiek. Nu 1964 het jaar van de Draak is, zullen we een gunstige regenval mogen verwachten? Voor ons, hwa-kiau in Nederland, is regen val alleen dan gunstig te noemen wanneer die bij tijd en wijle eens weg zou willen blijven! Vooral in de zomermaanden. Drs. GAN TJIANG-TEK 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 5