„Ships that burn in the night" Ter aanvulling Het lied: TERANG BOELAN In de lange reeks vliegtuig-, trein- en scheepsrampen in het afgelopen jaar baarde het lot dat het Griekse schip „Lakonia" trof, in Indische kringen maar betrekkelijke aandacht... tot we hoorden- dat het „onze Johan" was, de „Johan van Oldenbarnevelt", zo treurig aan zijn einde gekomen. Een brok Indische geschiedenis en ik zou haast zeg gen: een typisch einde. Ja, de Indië-vaarders waren veel minder een stuk Hollands dan Indisch leven. Wat bete kende het voor het grootste deel van Neder land of de Johan kwam en ging? Maar voor óns speelde dit schip een belangrijke rol, men ging ermee met verlof of kwam ervan terug. Of nabije familieleden en goede vrienden kwamen en gingen. „Johan" was gewoon een stuk familie en honderden ken den dit schip van boeg tot loglijn, velen hebben er hun levenspartner leren kennen en sommigen zijn er geboren. In banjak veel fotoalbums kon je „Johan" met de familie zien prijken, verbonden met ontelbare kleurige serpentines. En privé anecdotes zitten vast aan een gecostumeerd bal op de „Johan", het toertjes maken in Port Said of het bezoeken van Campo Santo in Genua. Met de „Johan" zijn veel „kleinbehuisde Totoks" de grote wereld in gegaan en voor goed veranderd in wijdere mensen. Met de „Johan" hebben veel kleine Indo's voor het eerst de geboortegrond verlaten en het theoretische vaderland aanschouwd. Dit goede schip heeft veel Indischgasten, blank en bruin, tot bereisder en ontwikkelder men sen helpen maken. De oorlog trof de Johan even erg als ons, ook al raakte het nooit achter de kawat. Als troepentransportschip hielp het de oorlog te bespoedigen. Maar daarna raakte haar be staan evenals het onze in het onzekere. De banden met De Gordel van Smaragd gingen wel langzaam maar toch absoluut te loor. Alle oude sobats kregen het zo druk met het vinden van een nieuw bestaan in de wereld, dat we nauwelijks wisten dat „Johan" hetzelfde deed. De ene Indischman werd Amerikaan, de andere Australiër of Indonesiër; menig Indischman ging in Hol land over in een geheel nieuw „formaat"; „Johan" werd Griek en veranderde zelfs van naam (volgens het bijgeloof van de zee hiermede het Noodlot tartend). Pas bij de dood van deze ouwe sobat, deze „kandjeng besar" per excellence, ontdekte de wereld wie hij was. Zoals ook in menige necrologie in de komende jaren herontdekt zal worden dat de overledene een Indisch man was, opgroeide tussen vulkanen en smaragdgroene zeeën in „Boeddha's we relddeel". Wij kunnen ons verleden wel bedekken, maar nooit vernietigen! Wat ons in het einde van de „Johan" treft, is zijn „dood in het harnas", niet langzaam wegrottend op land (komt déar misschien het woord landrot vandaan?) maar in volle zee in volle glorie. Zoals het een geboren zwerver op De Zeven zeeën betaamt. Ook al heeft Holland je niet meer nodig, ook al blijft het voortaan thuis, de wereld in móet je! Hier is te deksel de geest van Tong- Tong: ook al is Indië voorbij, de Tropen- gordel blijft bestaan en zal zoals in alle voorbije eeuwen een bepaald slag Hollan ders blijven trekken. Daarom verdient dit portret van de bran dende Johan een plaatsje in Tong-Tong: laat je niet afschrijven, laat je niet dood verklaren, poekoel teroes, ook al kost het je levenl Hij is de Indischman par excel lence! Mischien vinden sommige lezers dit stukje romantisch en pathetisch. So what! Is niet driekwart van het Leven romantisch en pathetisch? Gelukkig is hij die schepen niet ziet als dode dingen, maar als levende vrienden. Schepen zijn voor mij (evenals voor duizenden, miljoenen, anderen) méér geweest dan transportmiddelen tussen „honk" en „honk", maar „Honk van de Reizende Geest". Het mochten majangs of djoengs of litiks zijn, KPM-ers of oceaan reuzen, deze tehuizen hadden voor mij een eeuwig bekorende Melodie der Verten, die ik beluisteren kon in het krakende en kreu- Naar aanleiding van het artikel van J. C. H. voorkomende in ons blad van nov. '63, nr. 10, getiteld „Geografische Plaatsnamen", moge ik een kleine aanvulling geven met betrekking tot de onderstaande plaats namen. 1. Glen Nevis, inheemse naam Kalibaroe; Glen Eallock, inheemse naam Krikilan (Cen traal Hospitaal); Glenmore, inheemse naam Glemoor. 2. De landbouwonderneming Anim Sand gelieve van achter naar voren te lezen: wordt dus Land Mina (de oorspronkelijke letter L is abusievelijk voor S gezien). Voorts op dezelfde wijze te lezen, de naam van de onderneming Trebla Sala; in wezen dus Alas Albert. 3. De namen van forten zou ik willen aan vullen met Fort de Cock tegenwoordig heet ze Bukit tinggi; Fort van de Capelle tegen woordig heet Batu Sangkar, beide plaat sen liggen in Sumatra's Westkust, terwijl drie forten op Java zijn, voornamelijk in de Vorstenlanden, te weten: Fort Vredenburg in Djokjakarta; Fort Engelenburg in Klaten (1803) en Fort Vastenburg in Soerakarta. VEWE werd in mijn jeugd gezongen met deze woorden: Terangboelan, terangboelan di kali Boeaja timboel disangka mati Djangan pertjaja pada djandji djandji Seriboe djandji dari orang laki. Enige jaren geleden werd de lagoe van het lied geadopteerd en tot volkslied verheven door de nieuwe staat Persekoetoean Tanah Melajoe (Malaya) bij het verkrijgen van haar onafhankelijkheid. MOEKTIHAR nende hout van kleine majangs, in het mysterieuze ijle zingen van miljarden trillin gen van ijzer, chroom en glas in gladgelakte hutten, in de uitdagende donder van het zware geschut van pantserschepen. Ja, sche pen hebben de Stem van de Ruimte. Ook ben ik tenslotte een halve Hollander, dus leven „Mare Liberum" en „De Vliegende Hollander" in mijn bloed. En van mijn Aziatische helft het wonder van de Ark, die de Ondergang der Wereld hielp overleven. En de eeuwige Reizen van Sindbad. Maar bovenal is zoals gezegd Johan mij dierbaar als Indiëvaarder, behorend tot die Garde van Hollanders (ja, geen dubbeltje minderl), mannen en schepen, die verre Continenten verkozen bóven de veiligheid van moeder's pappot: Houtman, Roggeveen, van Noort, Tasman, Bontekoe -tot aan Fokker en Ir. van Blommestein toe. Hoe kan hun geest ooit sterven? Daarom gaat Tong-Tong er' ook weer op uit, niet opgelegd en niet vergeten, varend tot het niet meer kan. Als wij vergaan vóórdat een nieuwe aarde onze gedachte overneemt, het zij zo, het einde bevreest ons niet. Maar wij geloven dat de Geest van de Johan niet dood is en dood kén zijn. Alzo: „berkibar bandera", Tong- Tongers laat uw vlag wapperen en een goede vaart in het nieuwe jaar! T. R. Nu geen confetti. 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 8