Wat Njoek, het apenjong beleefde Spreekwoordenraadsels VOOR ONZE BIBIT Tante Mieke Na een logeerpartij bij de goedhartige fami lie Kalong was Njoek tenslotte op weg ge gaan, om de weg terug te vinden. Hij had een gevangen stekelvarken bevrijd en moest zich zelf schuilhouden voor naderende men sen. Njoek hield zich muisstil in het hoge gras, tot dat hij de mensen voorbij hoorde gaan. Toen werd zijn nieuwsgierigheid hem te sterk en voorzichtig dook hij uit het gras omhoog om te kijken wat de mensen deden. Hij wist riu van het stekelvarken, dat die grote gladde apen mensen heetten. Hij zag er twee bij het bananentuintje staan. Ze stonden druk te gebaren en spraken luid op verwonderde toon. Toen bukte de klein ste van de twee zich en raapte het stuk stam op, dat hij nauwkeurig bekeek en toen boos van zich afgooide. Njoek grinnikte bij zich zelf en sloop door het beschuttende gras tot hij weer de bosrand bereikte. In de eerste de beste boom ging hij zijn banaan zitten opeten. Daarna had hij weer fut ge noeg om zich door de boomtoppen heen te slingeren. Hij ontmoette verschillende dieren die hem vriendelijk ontvingen, maar moest zich ook een paar keer tijdig uit de voeten maken voor enkele meer kwaadaar dige bewoners van het woud. Zo trof hij tegen de middag een paar mollige berenbabies aan, die leuk met hem gingen spelen. Maar o wee, toen hun moeder thuis kwam, en die lelijke indringer in het beren hol ontdekte, toen was de wereld te klein. Njoek wist zich geen raad, waar moest hij heen. Die grote beer stond recht overeind met dreigende opengesperde bek. Het be renhol was eigenlijk geen echt hol, maar een kleine open plek in het overigens dichte bos. omhoog om een tak te pakken, toen roetsj tot aan de stam opgerend, daarna een hogere tak gegrepen, en toen een rij bomen in snel tempo afgewerkt tot hij de afstand tot het berenhol groot genoeg vond om eventjes rust te nemen en uit te blazen. Hij zat daar op een dikke tak van een hoge boom en luisterde naar het gefluit van de vogels, die in diezelfde boom hun nesten hadden. Hij keek naar een mooie roodge streepte rups die vlak bij hem over de tak kroop. Hij plukte een blad af en ging daar mee de rups kietelen. Die bleef prompt stilstaan, trok zijn kop opzij en probeerde toen een andere koers te houden, weg van dat nare ding dat daar steeds tegen zijn kop tikte. Njoek probeerde de rups tussen twee vingertjes op te pakken om hem eens goed te bekijken. Maar het was een harige rups, zijn handje begon er van te jeuken. Nijdig slingerde de aap de rups van zich af en wreef het jeukende handje over zijn eigen vachtje, alsof hij de jeuk er af wilde borstelen. Hij mopperde op de rups, die op dat moment niet meer leefde, want hij viel precies in een vogelnestje en werd meteen als diner gebruikt. Njoek zocht zelf wat eetbare bessen om zijn ergste honger te stillen, en kauwde op wat jonge blaadjes. Toen had hij het geluk om een eind verder op een beekje in het bos aan te treffen, waarin hij in het heldere water visjes kon zien zwemmen. Die zou hij eens eventjes vangen. Ze vingen in het drinkmeertje in het grote woud ook wel eens visjes. Maar hij vergat, dat de meeste door zijn moeder werden verschalkt. Hij was er zelf nog niet zo handig in. Of in ieder geval had hij er het geduld nog niet voor. Zijn moeder kon doodstil langs de waterkant zitten met haar De moederbeer stond grommend en brul lend voor Njoek. Ze zou die kleine aap juist een flinke tik met haar brede poot geven, toen de speelse babybeertjes tegen haar opsprongen en moederbeer opzij rolde en omviel. Van die gelegenheid maakte Njoek gebruik. Hij sprong bijna loodrecht staart in het water, totdat er een onnozel visje zich vergiste, die staart voor een wurm aanzag en er in hapte. Op datzelfde ogenblik trok moeder-aap haar „hengel" omhoog en greep de vis. Maar ja, dat lukte Njoek niet al te best. Het viel hem bijzonder tegen. Ten eerste was het water Mens, wat hebben jullie moeten schrijven, en ik nakijken! We laten de goede oplossing maar weg, want die neemt zoveel plaats in en we kunnen die plaats beter gebruiken voor leuke dingen. Wel wil ik hier de geluk kige prijswinnaars bekend maken. Het waren ditmaal twee jongens die we geloot hebben. Dit zijn: Dimple Sweers (15 jaar) in Oss boekenbon van 7,50 Leo Simon (10 jaar) in Waalwijk, boekenbon van 5, Omdat we vermoeden dat jullie beiden veel van lezen houdt sturen we ieder een boe kenbon toe. Horen we nog welk boek je ervoor gekozen hebt? Of als je liever wat anders hebt kan je je vader of moeder misschien die boekenbon „verkopen". Dat doet mijn zoon tenminste als hij boeken- bonnen krijgt! Het aantal inzendingen viel me erg mee dus zullen we tante Mieke maar weer eens lief aankijken en vragen om een nieuw raadsel. IKS P.S. Van tante Mieke ontving ik net een mooie rebus, helaas te laat voor dit nummer. Voor de oudere bibits van 12-16 jaar ver zon ik zelf een nogal moeilijk raadsel, maar dat bewaar ik dan ook maar tot de volgende keer. Dus niet vergeten het volgende nummer te vragen aan je ouders. Je kunt weer mooie prijzen winnen. in de beek erg koud, ten tweede zwommen alle vissen van schrik weg toen Njoek's dunne staartje door het water zwiepte, en ten derde rolde zijn hele lijfje achter die staart aan het water in! O, Njoek, al schreeuw je nog zo hard om je moeder, ze is er immers niet om je te helpen. Het water van de beek stroomde nogal snel. Njoek ging kopje onder en kwam een eind verder weer proestend boven. Hij spartelde uit alle macht. De beek was dieper dan hij dacht. Bij het meertje thuis gingen de kleine aapjes nooit zo ver het water in, dat ze er niet in staan konden, maar hier was het beekje ineens al zo diep. O wat kreeg hij 'n water binnen. En wat hij ook deed, hij kon niet tegen de stroom in spartelen. Het lukte hem gelukkig telkens weer met zijn kopje omhoog te komen. Maar dan werd hij weer meegesleurd door het koude bergwater, langs grote en kleine stenen heen. Eenmaal lukte het hem om zich aan een uit het water stekende boomtak vast te grijpen, maar die was zo vermolmd, dat hij bij zijn greep afbrak. Nog eens kopje-over door het water heen, toen ineens stootte hij zich aan een steen en wist zich er aan vast te klemmen. Eindelijk kon het water hem niet meer mee nemen. Hij liet de steen niet los, en kon er zelfs bovenop klimmen. Het was zo'n grote bergkei, die door de rivier tot zover uit de bergen was meegesleurd en die zich op deze plek had weten vast te zetten. Tot Njoek's grote geluk. Hijgend zat het apen- jong op het topje van de kei, die een om vang had van een grote tafel, hoewel niet zo vlak 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 16