nat'*
fcD£^fifcn/mctl5cïclirabircljecr(öcCurcfcl}ctooo2Dca:
Het eerste Maleis-Nederlandse handboek
SisE
350 jaar geleden
SpraecJc en de woord-boeck,
anDcuDfuoc niw.il ci.tmriifpjrluiigtjmniur ud.min'ctjrn.öt bzïrtiiDe U-woa*
baitt.cn ?LX\C Ê'lt? mt /ac&trtuptftB tart&fc
Ccn ïTupb-pootbeo; btjïn tjj&t nePt Mi. I Ut
Sonderling tuit voor de ghene die de Londen van Ooft-Indien be foccVcnrendo niet
Win Ycinukclkk voocjllccuficuf.: Lief-hebbers van vrcemdicIieyUl. Alles
ghclkldtghcobfcrvtcrcerde befchrcïcn duor
1'Amstelr.edam,
SpXanCUn'frj.Qrioppmbiirclj/^ci'cUttrcoopfr/op'tUDACfr/
De kennis van de Maleise taal is in het
westen al heel oud. Het begint met een
bescheiden woordenlijst van de Italiaan
Pigafetta die in 1522 in de buurt van Ternate
reisde. Dan, op een slag, neemt de kennis
geweldig toe met het verschijnen van een
opmerkelijk goed boek, het Spraeck ende
woord-boeck in de Maleysche en Madagas-
karsche Talen... waarvan U de volledige
titel op het plaatje kunt lezen. Dit werk werd
samengesteld door Frederick de Houtman
van Gouda, de vijf jaar jongere broer van
de uit de vaderlandse geschiedenisboekjes
bekende Cornelis de Houtman, volbrenger
van de eerste tocht der Nederlanders naar
Indonesië in 1595.
Op een tweede tocht, begonnen in 1598,
werd Cornelis gedood en raakte Frederick
in gevangenschap van de sultan van Atjeh.
Van september 1599 tot augustus 1601,
bijna twee jaar dus, verbleef hij daar ge
dwongen, en ondanks de moeilijkheden ge
durende de krijgsgevangenschap ondergaan
slaagt hij er in Maleis te leren en goed
te leren, zoals ik U straks met een paar
stukjes uit zijn boek wil aantonen.
Frederick had een goede schoolopleiding
gehad, waarvan het nut gedurende de ge
vangenschap bleek hij ontwierp, ten
einde een wat draaglijker behandeling te
krijgen, een buskruitmolen voor de vorst
van Atjeh. Hij was een intelligent man, die
snel leerde, o.a. talen, wat hem hoogst
waarschijnlijk het leven heeft gered omdat
de vorst blijkbaar daarom een soort van, zij
het heel vage, sympathie voor hem had. Die
schoolopleiding kreeg hij te Gouda, bij de
Franse meester Dorisy en sporen daarvan
vindt men nog in zijn boek; want op een
goed ogenblik zegt iemand daar in het
Maleis: ,,En gaat hij niet ter scholen? Jae,
hij leert Franscoys spreken". Dat is voor
Indonesiërs uit die tijd wel bijna onmoge
lijk, en Frederick neemt voor deze conver
satieles het Nederlands dan ook over uit
een toen heel bekend 16e eeuws leerboek
voor Europese talen van de Antwerpse
schoolmeester Noël Bairlemont. De Maleise
vertaling daarvan echter is natuurlijk van
Frederick de Houtman!
Zijn talenknobbel mag blijken uit het feit
dat hij in het boek, zoals uit de titel al
blijkt, ook nog Madagaskars opneemt, ter
wijl hij niet lang op dat eiland geweest kan
zijn, en bovendien Turkse en Arabische
woordenlijsten toevoegt.
Hij begreep bovendien iets van de Maleise
grammatica, die beknopt achterin zijn boek
staat, en moet daarenboven nog verschillen
de Europese talen, o.a. Latijn en Frans,
misschien Portugees gekend hebben. Bo
vendien was hij op de hoogte van de sterre-
kunde; bij zijn boek voegt hij een bijlage
over de deklinatie van vaste sterren op het
zuidelijk halfrond, waarvoor hij verschillende
observaties in gevangenschap uitvoert,
evenals hij daar aan een woordenlijst van
het Maleis werkt!
Na zijn verlossing uit gevangenschap schrijft
hij in Alkmaar het leerboek. In 1603,, dus nu
360 jaar geleden, kwam het uit.
Het Maleis zoals Frederick het heeft ge-
20
schreven voor zijn tijdgenoten en hun nako
melingen (want het boek werd nog in 1707,
dus meer dan 100 jaar later, voor de derde
keer herdrukt!) is van verrassend goede
kwaliteit. Om dat te bewijzen hieronder dan
zoals ik beloofde wat stukjes waarover U
zelf kunt oordelen: eerst het Oud-Hollands,
dan een tweede kolom met Maleis van
Frederick, dat ik, omdat soms zijn spelling
wat moeilijk is, in de derde kolom omzet in
modern Indonesisch.
Als U nieuwsgierig naar de rest bent, het
boekje is te vinden op een afdeling van de
Bibliotheek van de Universiteit in Leiden,
en een afdruk ervan op het Koninklijk Insti
tuut voor Taal-, Land- en Volkenkunde in
Den Haag!
Overigens blijkt uit het feit, dat Frederick
Maleis en géén Atjehs leerde, én uit het
feit dat Pigafetta helemaal aan de andere
kant" van Indonesië, in de Molukken, ook
Maleise woorden opschreef, dat in die tijd
al die Maleise taal een lingua franca was,
een algemeen gesproken taal voor (handels)
kontakt tussen de bewoners van de ver-
mftoftD' lïuafiov m«t alerrfjftnbt ujoojbni tu&r tMiimi/ nh,f fJtltnatr o>öis
Frederick deKoutmein vun Ccade.
toStngrcsttiigpt;;!. ggj.
'Md Tmiltjit vu» acht Ure».
Duyts 1)
De tweede tsamensprekinge
soomen eerst aencomt in
een vreemdt landt, om ver-
versingh te coopen. een
Duytschman, een Indiaen 2)
ende haer Coning.
D. God groet U mijn heer.
I. U sy van ghelijcken ghe-
groet.
D. Met verlof mijn heer, dat
ic U aênspreke.
I. Wat ist dat ghy my vrag-
hen wilt? laet het my hooren?
D. Weet mijn heer niet, of
hier eenige vreêde 3) schepe
onlag geweest zijn, die uyt
vreemde landen quamen?
I. Ja, hier hebben drie sche
pen geweest, maer zijn we
der wech gheseylt.
D. Hebben sy lange gheseylt
geweest? 4).
I. Neen, ontrent drie weken.
D. Wat hebben sy hier ghe-
daen?
I. Sy hebbê hier anders nz
da 5) verversing gekoft 6),
als orangie appelen, lymoe-
nen, benanes, honich, rijs,
koeyen, buffels, boeken en
de schapen.
Maleys
lang dua barkatta samma.
tatcalla moela sampey dé-
lam satoe negri dagang, ken
bly maccanan. satoe orang
Hollande, satoe orang In
diaen, deng'an rayja di'a.
D. Essalémalécom Tüan.
I. Malecom selam.
D. Sentaby tüan beta ber-
katta ken tüan.
I. Appa mau kamoe bertainja
ken amba?
byer amma deng'ar.
D. Tieda tauw tüan hamba,
jicke barang cappal dagang
barou adda siny, iang datan
derri negry iauw?
I. la adda la tyga capal siny.
Wellakin souda ballayer poe-
lang.
D. Adda dia lamma ballayer?
I. Tieda, barang tyga ioümat.
D. Appa dia kerryja siny?
I. Dia tieda bly la'in ke mac
canan, bagy lymoen manis,
lymoen cap'as, pissang,
ayermadoe, bras, lemboe,
karbouw, cambing, deng'an
bierebiry.
Indonesisch
Berkata sama jang (ke) dua.
Tatkala mula sampai dalam
satu negeri dagang, akan
beli makanan. satu orang
Belanda, satu orang Indo
nesia dengang radjanja.
D. Assalamualaikum Tuan.
I. Alaikum salam.
D. Tabik tuan, beta ber-
katakan (kepada) tuan.
I. Apa mau kamu bertanja-
kan hamba? biar hamba den-
gar?
D. Tidak tahu tuan hamba,
djika barang kapal dagang
baru ada (di) sini, jang da-
tang dari negeri djauh?
I. Ja, adalah tiga kapal (di)
sini walakin 7) sudah berla-
jar pulang.
D. (Sudah) lama dia berlajar?
I. Tidak, barang tiga Djuma'
at. 8).
D. Apa dia kerdjanja sini?
I. Dia tidak beli lain (dari-
pada) makanan, bagai limun
manis, limun kapas, pisang,
air madu, beras, lembu, ker-
bau, kambing, dengang biri-
biri.
(Lees verder pag. 21)