Gekoelde dranken in 't bos
Radio BOLLAND
Alleen al om 't feit dat Tong-Tong mij in
gedachten terug brengt naar 't land van de
zon, is me 't abonnement dubbel en dwars
waard. Wie praat, wie denkt er niet altijd
weer even graag over- en terug aan die
goede oude dagen? Aan belevenissen en
gebeurtenissen in T.T. beschreven door
anderen, maar dikwijls door ons zelf be
leefd, met een kleine, dan wel grotere
variant. Al die interessante artikelen van
o.a. de heer J. C. H. En zijn „Dieren in en
om 't Indisch huis". En betrappen we er ons
dan niet op, dat we evenals R. C. A. ver
vallen in liedjes van verlangen?
Zo graag zou ik nog één maal horen willen
't liedje van de tjoetjah-rawah, in de diepte
van 't ravijn, terwijl op de hellingen Mary-
golds haar gouden kroontjes als lichtende
zonnetjes laten afsteken in de schemering
van de komende dag. Ik zou zo graag nog
eenmaal opsnuiven de geur van gandah-
soelie; de witte bloemen, die zich spiegelen
in 't heldere water van mijn vijver, speu
rend, vergeefs, naar schoonheidsfoutjes op
de blanke gezichtjes. Ik zou zo graag, zo
verschrikkelijk graag nog zo verschrikkelijk
veel meer willen.
In Tong-Tong van 15 december j.l. vertelt
J. C. H. over zijn ervaring met de vocht-
houdende rottan, die zijn veldfles verving.
Ook ik maakte iets dergelijks mee, meerdere
malen; maar één keer, niet zo leuk.
Toen ik pas getrouwd was, nog geen
huishouden had met beslommeringen, liep
ik dikwijls met mijn man mee, als hij
klilingde door de aanplant. Eigenlijk keurde
de baas dat niet goed. Zijn employé's
moesten zich voor honderd procent werpen
op hun werk. En dat kon toch nooit als er
een vrouw bij liep? Niet dat alle vrouwen
op de onderneming dat zo graag deden,
maar ik vond 't heerlijk en kreeg daarom
genadig toestemming. Bij wijze van uitzon
dering; en alleen in de middaguren, als de
controle niet zó intensief hoefde te zijn.
Ach, zo graag zou ik nog één maal willen
horen, in onze rubbertuinen, de roep van
een kidangbok om een jonge hinde... (Ter
wijl, briesend van woede, mijn man de ver
nielingen constateert, die de dieren aan
richten onder de jonge bomen!)
Op deze onderneming werden ieder jaar
ook grote stukken bos ontgonnen. Gloeiend
heet kon 't zijn op deze open stukken. Maar
als we dorst kregen, liepen we even verder
't bos in, voor 't stuk hout, dat de koelies
voor ons afsneden, zoals J. C. H. dat be
schreef. 't Vocht gutste er in een dun
straaltje uit; dat lieten we door 't keelgat
klokken, je dronk uit een gendih of uit een
degan, een jonge klapper. Om te spreken
van lekker, als bij een degan, dat vond ik
bepaald niet. Er zat een brak smaakje aan,
dacht ik. Maar 't leste de dorst en gaf geen
nadelige gevolgen.
Jaren later, zaten we op een pas geopende
onderneming aan Java's zuidkust; bij Pasi-
rian. Toen waren er wel, al vele beslomme
ringen, o.a. in de vorm van vier kinderen,
waaronder een baby van enkele maanden.
Toen was 't niet zo gemakkelijk meer om
vele uren van huis te blijven. Bovendien
was 't op Kadjaran verre van aantrekkelijk
door de moordende hitte. De natuur echter
was er overweldigend mooi. Op een dag
zou en moest mijn man mij een vergezicht
laten zien van een bepaald punt op de
onderneming, over de branding van de
Laoet-kidoel. Heus je weet niet wat je ziet;
en we zijn immers terug binnen de drie uur.
Dit met 't oog op de voedingen van de baby.
Wat kon Eva anders doen dan zwichten
voor 't aandringen van deze Adam; die maar
al te goed wist, hoeveel ze hield van de
mooie natuur.
Gestoken in rijbroek met gepantserde kui
ten, tegen de doorns van rottan die we rijke
lijk zouden tegenkomen op onze tocht, ver
lieten we om een uur of acht in de morgen
't huis. De vier bloedjes in oma's hoede
achterlatend. Om twaalf uur zouden we
zeker thuis zijn. En een uur na vertrek
ongeveer waren we op de plaats van be
stemming, de noordgrens van de onder
neming. Inderdaad was 't panorama bene
den ons adembenemend mooi. De woeste
branding, huizenhoge golven spatten uit-één
op een machtige rotspartij aan de mond van
de Dampar, 't onmetelijke moeras dat op
die plek bijna tot aan de zee kwam. Eens in
't jaar als 't water zeer hoog stond in 't
moeras, groeven dessabewoners een kanaal
van 't moeras naar de zee. Een smalle gleuf
die allengs breder en breder werd door de
woeste vaart van 't water, dat zijn weg
zocht over 't brede strand. Miljoenen en
nog eens miljoenen larven meesleurend van
de zo zeer gevreesde anofeles, de malaria
muskiet. Maar ook duizenden brak-water
vissen en zelfs kleine krokodillen. Dan ver
anderde 't stille Zuiderstrand op die plek in
een vrolijk dorp, waar honderden dessa
bewoners zich een hutje bouwden van tak
ken en pandanbladeren, om hun netten uit
te gooien in 't schuimende water. Veel vis
vangend en garnalen, die ze op 't strand te
drogen legden op matten of stukken gedek.
Uitgestrekt in de schaduw van een paar
katesbomen, door vogels overgebracht op
deze onbewoonde plek, genoten we van 't
wijdse panorama. Intussen de dorst lessend
met de rijpe vruchten en met vuurrode wilde
tomaatjes, die als rode kraaltjes in 't groen
overal om ons heen groeiden. En hadden
we 't daar maar bij gelaten, waren we toen
maar naar huis gegaan. Maar 't bos dicht bij
trok zo ontzettend. Flauw bracht de wind
ons de geur van tjempaka gondoh; de
gouden bloem, die in de oudheid behalve
door goden slechts gedragen mocht wor
den door vorstelijke personen. Even zoeken,
heel even maar en niet te ver. Dat „even"
werd natuurlijk toch afdwalen.
In onze bewondering voor de prachtige
plantengroei om ons heen, kembang-garem,
die in wolken omlaag viel als zachte bruids
sluiers, soeng-sang, in meters lange ranken
met geel-rode bloemen, als grillige vlinders,
vergaten we niet alleen de tijd, maar nog
erger, de weg naar huis.
Langzaam aan was 't bos zo dicht gewor
den, dat we ons kruipend een weg moesten
banen door 't hout. De rottan trok onze
kleren aan flarden; handen en gezichten
zaten vol vurige schrammen. Maar mijn man
stelde me gerust; vlak bij moest er een
pad zijn, dus kropen we voort. Mijn oren
tuitten; niet alleen door de snerpende zang
van tonggerets neen; ergens meende ik de
klagende kreten te horen van een hongerige
baby. En ook mijn hart begon te wenen.
Arm verwaarloosd kindje, met zo'n ontaarde
moeder, die intussen zelf begon te ver
smachten van de dorst. Toch konden we zo
ver niet weg zijn; we vorderden immers
slechts langzaam, maar ja, gingen we wel
de goede kant uit?
Tot overmaat van ramp liepen we op spo
ren, die net iets te groot waren voor een
gewone panter. Mét de geruchten over
tijgers, die wel eens verdwaalden naar de
uitlopers van 't Zuidergebergte, bezorgden
die mij rilingen over de rug. Boeloe bediriI
Ineens was 't bos niet alleen prachtig meer,
maar ook luguber. We hadden immers geen
enkel wapen bij ons; behalve een snoeimes.
Toen de dorst ondragelijk begon te worden,
herkenden we plotseling om ons heen, de
lianen, die ons jaren geleden tegen de dorst
behoedden, maar hoe er aan te komen?
Met 't snoeimes; zagen. Naveel moeite was
de ergste dorst gelest, de tong zat weer
wat losser in de mond. Verder maar weer
door de doeries. We kwamen niet ver.
Eerst voor mij, toen ook voor mijn man, be
gonnen de bomen om ons heen vreemde
buitelingen te maken; ze stonden op hun
kop en dansten in 't rond. Ziek dat we ons
voelden, ziek! Dood en dood misselijk! 't
Volgend half uurtje hielden we ons onledig
met 't ledigen van onze magen. Gelukkig
was daarmee 't leed geleden.
Toen we weer wat opgeknapt waren, zoch
ten we verder naar de weg. We vonden een
helder kali'tje: ik trok me niets aan van
typhus of dysenterie en dronk met gulzige
teugen. Na een verfrissend bad volgden
we de loop van 't water en kwamen aan 't
strand uit, dicht bij huis. In plaats van drie,
bleven we tien uren weg!
We troffen een ongeruste oma aan, die een
in welstand verkerende baby blikjes-melk
gaf, dat deze nota bene nog lekker vond
ook, 't ondankbare kleine wicht.
Maar zo wil ik met dit verhaal alleen maar
zeggen, dat die frigidaire's in de bossen
blijkbaar ook minder deugdelijke dranken
in hun vriesruimten bewaren. De koelies
wisten de juiste etiketten, wij niet. En zo
doende... PLANTERSVROUW
Stationsweg 143 - Telefoon 60.17.03
DEN HAAG
Melodiën van Suhandi
Radio Veronica:
Ambon Manisé,
Good bye to you
nonna manis,
Waktu potong padi,
Doea melatti liedjes
Uit voorraad leverbaar.
Rembours zendingen worden prompt
verzorgd.
17