v y
Exit Bon fonds
Gen. Douglas Mac Arthur
Dr. R. Wind
In memoriam
26 jan. 1880 —f5 april 1964
Op 5 april j.l. overleed op 84-jarige leeftijd
Generaal Douglas Mac Arthur. Tijdens zijn
leven was hij al een legendarische figuur
geworden. Haatgevoelens van enkelen
trachtten afbreuk te doen aan zijn verdien
sten, maar daarnaast stond de loyale liefde
en het onvoorwaardelijke geloof van ande
ren.
Zoon van generaal Arthur Mac Arthur, heeft
hij in zijn 52-jarige loopbaan drie oorlogen
meegemaakt.
In de eerste wereldoorlog verwierf hij lau
weren als generaal van de Regenboog
divisie aan het front waar hij 2 maal gewond
werd.
In de tweede wereldoorlog was hij geallieerd
opperbevelhebber in het Z.W. van de Grote
Oceaan en werd hoofd van het bezettings
leger in Japan. Later voerde hij in Korea de
strijdkrachten aan tegen de communisten.
Tijdens dit conflict kreeg hij onenigheid met
president Truman, die hem als gevolg hier
van in het voorjaar 1951 ontsloeg.
Bij zijn terugkomst in New York kreeg hij
een intocht die grootser was dan van Eisen-
houwer en Lindbergh, maar niettemin bleef
dit slechts verguldsel van een bittere pil.
Wat blijft is de herinnering aan een schilder
achtig militair, die het Verre Oosten bevrijd
de en die de zwaarste klappen van Korea
met bewonderenswaardige kalmte heeft op
gevangen tot nut van de wereldvrede, ook
al moge het waar zijn dat Ned. Indië niet
door hem bevrijd werd als zeer velen het
graag zouden hebben gezien maar dat
hij het overliet aan de Engelsen.
Moge hij in vrede rusten en in de herinne
ring blijven van een dankbare natie en
wereld. J. C. H.
13 febr. 1888 f 20 maart 1964
Hiermede vervullen wij de droeve plicht aan
onze abonnees het overlijden te melden van
Dr. R. Wind, slechts enkele weken na zijn
76e verjaardag.
Na een eervolle en verantwoordelijke loop
baan in het voormalige Ned. Iridië waar hij
o.m. directeur van het Bosbouw Proefstation
en hoofd van de Dienst van het Boswezen
was dwong zijn gezondheidstoestand hem
in 1936 te repartiëren.
Spoedig daarna begon hij zijn activiteten op
velerlei gebied, ook en vooral in de Ver
eniging van Verlofgangers en Gerepatrieer-
den, waarvan hij lange jaren voorzitter was.
De vereniging was een belangrijk deel van
zijn leven en hij was de spil van de vereni
ging.
Toen hij het nodig achtte als voorzitter af te
treden was het begrijpelijk dat hij Spontaan
tot erevoorzitter werd benoemd. Nimmer
werd tevergeefs een beroep gedaan op zijn
hulp en voorlichting.
Moge hij in vrede rusten. J. C. H.
U weet dat ik destijds tot de oprichting van
het BON-Fonds overging op een aantal posi
tieve indicaties van behoefte eraan, één
„als" en één (eerste) onderneming.
Indicaties van behoefte:
1. Van verscheidene oudere lezers hoorden
wij dat het moeilijk was om zich van een
plaats te verzekeren in een Tehuis van
Ouden van Dagen. Of ze waren „vol" óf zij
hadden een „voorrangslijst" van oudjes, die
reeds jaren lang gecontribueerd hadden en
dus niet opzij geschoven konden worden
voor nieuwelingen. Zij ondervonden dus de
noodzaak van het stichten van een eigen
Tehuis.
2. Ook „jongeren" zagen in dat bij het
vorderen van de leeftijd van de gehele
Indische groep de behoefte aan zulk een
Tehuis zeker groter zou worden, zodat
organisatie van initiatief en financiële opzet
nu al begonnen zouden moeten worden.
3. Uit de lezerskring waren van verschillen
de kanten al voorstellen binnengekomen
voor het beginnen van een eigen zaak of
bedrijf, waarvoor kapitaal gezocht werd,
dat op redelijke basis kon worden ingelost.
4. Regelmatig werd kennis genomen van
gevallen van plotselinge en onvoorziene
nood, waarin gezocht werd naar snelle
financiële hulp. Tong-Tong heeft daarop
altijd helaas „neen" moeten zeggen.
5. Voorstellen van participatie in bestaande
ondernemingen waren van ondernemende
lezers binnengekomen.
U weet welke „als" ik daartegenover stelde:
als tienduizend lezers van Tong-Tong maan
delijks ieder 5,bijeenbrengen, „maken"
wij maand in maand uit een halve ton, zes
miljoen in een jaar. Dat is een vrij potige
basis om op te werken. Maar dacht ik
ook al halen wij „maar" de helft, dan schie
ten wij nóg behoorlijk op. En we kunnen
zelfs direct beginnen aan de bouw van een
bejaardentehuis. Dat dit géén droom of
onbereikbaar ideaal was, bewezen reeds in
de eerste week drie aanbiedingen van
bouwmaatschappijen die met ons in zee
wilden gaan. Plannen voor een zo breed
mogelijke opzet werden uitgewerkt; het ging
de goede kant op, maar toen bleek alras
dat verreweg het grootste deel van de Tien
Duizend niet geïnteresseerd was. En er zelfs
na drie jaren nog steeds niets voor voelt.
Het handjevol geïnteresseerden dat nu nog
aanblijft zonder enig uitzicht op verbetering,
kunnen wij niet langer vasthouden. Wij zijn
deze mensen bijzonder dankbaar voor hun
inzicht, hun goodwill en vooral hun daad
werkelijke vertrouwen en het spijt ons (nu
Vergeet U niet ons even te melden hoe
U over het reeds gestortte geld wenst te
beschikken. (Zie Tong-Tong van 30
maart 1964, pag. 4). Van velen kregen
wij reeds bericht en het heeft ons ont
roerd dat hierbij een groot gedeelte van
onze abonnees dit geld als donatie voor
Tong-Tong gaven. Mogen wij deze mil
de gevers hiervoor op deze plaats heel
hartelijk bedanken? DIRECTIE
spreek ik mede namens directie en Raad
van Commissarissen van onze N.V.) dat wij
dit niet hebben kunnen doorzetten.
In Indische kringen heeft men blijkbaar geen
besef van of sympathie voor dit „Ameri
kaanse idee". Want hoewel het systeem in
Europa ook wijd bestaat, is het in Amerika
geworden tot een eerste kenmerk van de
maatschappij, waarvan reeds honderden ja
ren geleden de Franse historicus Alexis de
Tocqueville in zijn studie „Democratie in
Amerika" getuigde:
,,ln geen ander land ter wereld is het principe
van de vereniging met méér succes en met
groter ondernemingslust toegepast voor een
uijd gamma van mogelijkheden dan in Ame
rika... De Amerikanen maken verenigingen
voor het geven van ontspanning, om kweek
scholen, herbergen en kerken te bouwen, boeken
uit te geven, zendelingen te sturen naar de
antipoden; op deze wijze hebben zij hospitalen,
gevangenissen en scholen gebouwd. Er hoejt
maar een nieuwe waarheid, een nieuwe opvat
ting of de aanmoediging van een groot voor
beeld gevonden te worden, of er wordt een
vereniging gesticht om het idee te verwerke
lijken."
Zijn het in Europa de Staat, de Kerk, de
politieke partij of „grote mannen", die het
initiatief nemen voor bovengenoemde wer
ken, in Amerika zijn het groepen mensen
die zich verenigen. En wie rustig rondkijkt
in Amerika staat versteld over hetgeen zelfs
kleine groepjes van kleine mensen bereikt
hebben, die energiek zeggen: „Ajo", ieder
vijf dollar storten elke maand voor zoveel
jaar en dan gaan we dit of dat bouwen. In
goede samenwerking met Banken en Bouw
maatschappijen zijn inderdaad indrukwek
kende werken gebouwd door „kleine
boengs".
Nu ben ik helemaal niet zo'n Amerika-
vereerder; veel van mijn plannen zijn opge
zet en voor een deel gerealiseerd lang vóór
ik er zelfs maar aan dacht dit werelddeel
eens te bekijken, maar een gemeenschaps
mens ben ik wél en werk voor en mét de
gemeenschap heeft mij altijd aangelokt. Nu
begin ik echter te geloven dat althans dit
soort gemeenschapswerk voor onze groep
niet is weggelegd. De Staat doet blijkbaar
voldoende en het BON-Fonds is misschien
volslagen overbodig.
„It was a good try anyway." De deelnemers,
die teleurgesteld zijn, zowel als de sceptici,
die tevreden zouden kunnen zeggen: „Zie
je wel, het wordt tóch niets!" zou ik willen
vragen niet al te lang over dit BON-Fonds
na te kaarten, niet te spotten en niet te
klagen. We kunnen er een serieuzer kijk
mee gewonnen hebben op onze Nederlandse
staat en op onszelf. En dat zal dan op een
andere manier ons leven ten goede komen.
Of zou er ergens in Nederland tóch nog
een groepje „Bravo's" zijn, die deze ge
dachte willen ondernemen en met meer
„tangan dingin" tóch tot een succes maken?
Met dit blad zullen we hun graag op alle
manieren willen helpen!
Maar wat ons eigen plan betreft'en nog
maals met verdriet: Exit en Adieu!
TJALIE ROBINSON
5