Een varende vakantie (III) WbmM TERANG BOELAN ÜIMH Hallo. De 22ste zijn we dus vertrokken uit Montreal, om 12 uur 's-middags. Altijd weer even opwindend die drukte bij een vertrek, en sleepbootjes die bedrijvig om het schip heen krossen. Om elf uur die avond waren we weer in Quebec, weer die verlichte stad, mooi. Hier kwamen weer passagiers aan boord en omdat we laat waren legden we niet aan, maar kwamen de passagiers op een veerboot langszij en al varend liepen ze de gangway op en kwamen zo aan boord. Tender service heet dat. Op het voordek konden we het een en ander niet zo goed volgen, dus gingen Peter en ik, ieder met een lege doos onder de arm, heel bedrijvig tussen de passagiers aan de railing staan. De volgende morgen weer heel vroeg aan de slag. We staan nu met ons drieën in de pantry. De Belg, een Haïtiaan en ik dus. Met de Haïtiaan kwam ik al meteen in een arbeidsconflict te verkeren. Hij wil n.l. niet werken. Men had mij al gewaarschuwd dat hij een jacknife bij zich draagt, doch dat schijnt hij in Montreal verkocht te hebben, aangezien zijn financiële middelen al te liquide waren. Dit gaf mij moed en dus waagde ik het mij te ergeren omdat hij maar met kalfsogen naar het vrouwelijk schoon staat te loenzen en wij maar werken. Toen ik dan eindelijk witheet van drift was heb ik hem een kop naar zijn hoofd ge gooid. Of die doel trof wachtte ik niet af, rende meteen door, de trap af, naar de baas toe. Die me weer naar boven zond met de boodschap dat ik die vent maar bij hem moest sturen. Ofschoon ik daar niet bar veel voor voelde, bleef er niets anders over. Toen ik me, zeer behoedzaam, vertoonde stond hij me al dierlijk aan te loeren, van onder een bebloed hoofd. Even een flits van voldoening aan mijn kant en toen stoof hij op me af, als een gorilla. Vanwege het lood in mijn schoenen was ik dit keer niet zo snel. Gelukkig kwamen twee hofmeesters aansnellen die ons uitelkaar trokken. Veel langer zou ik hem trouwens niet gehouden hebben. Eind van het lied is dat hij overge plaatst zal worden, helaas morgen pas. Hij staat nu met een woedend gezicht, op een vreemde, langzame manier, koppen en scho tels in een bak te smijten. We draaien nu voorzichtig om elkaar heen en ik zorg er voor steeds een zware ijsschaal bij de hand te hebben. Onderwijl loopt hij zachtjes te vloeken en dreigt dat hij me nog voor Nassau te pakken zal nemen. Doch ook hier geldt: eerst Nassau zien, en dan ster ven! Om 9 uur kwam hij weer boven, nu vrij kalm en druk niets doende. Even voordat ik weg kon gaan vond hij dat we maar niet meer boos op elkaar moeten zijn en goede vrienden worden. Ik zei natuurlijk maar ja, want hij zou me een ontzettend pakslaag kunnen geven als hij echt kwaad wordt. Nu pas realiseer ik me dat het zondag is. Je merkt er hier aan boord niet zo veel van, alles gaat gewoon door, ik heb het trou wens vreselijk druk. Dinsdag. Er is niet veel bijzonders gebeurd, we varen gewoon. Behalve dan dat ik een enorme blunder beging, 's Avonds moest ik een groot blad met verrukkelijke appetizers naar boven brengen en in de gang stoot ik tegen een deur. Resultaat: schaaltje met bitterballen tegen de vlakte. Ik stopte ze zolang in mijn zak, schaaltje in de andere zak en ging de lift in. Boven heerste een enorme drukte, iedereen werd aan iedereen voorgesteld, de kapitein was er bij. Ik schui felde behoedzaam door de menigte, alsmaar bescheiden roepend: I beg your pardon, etc. maar niemand die op zij ging. Ineens slaat een dame haar arm woest achteruit, tegen mijn plateau! Bladak, weer een schaal er af, pal tegenover de kapitein natuurlijk. Toen was er ineens ruimte en ben ik maar snel doorgestiefeld. De chefsteward kwam even later binnen met de worstjes, een jongen met het schaaltje. De bitterballen haalde ik toen maar uit mijn zak, helemaal plat, niets meer mee te beginnen. Verder moet je bijzonder voorzichtig zijn met stewards en passagiersheren in avondkleding, het verschil is bijna niet te zien en je zou de meest desatreuse vergissingen kunnen be gaan. Donderdag. Vandaag bloedheet, zonder wind, in tegenstelling tot gisteren toen waaide het nog een beetje. De zee is zo tam als de plassen in Holland op een wind stille dag. Zodra ik vrij ben ga ik zonne baden. Morgen komen we in Nassau aan. De zon lokt, ik stop. Vrijdag. Hoe speel ik het klaar, alwéér een brief. We liggen op de rede van Nassau. Het is zo onwerkelijk, het lijkt of ik in de Op de „Johan van Oldenbarneveldt" op reis naar Indië in 1938 vond ik een toeristen folder waarin o.a. Terang Boelan voorkwam met Maleise en Engelse tekst. De Engelse tekst ben ik vergeten, maar als ik mij goed herinner luidde de Maleise tekst: Terang boelan, bikin plesiran semben doedoek, main krontjongan djika nona trima tawaran saja minta djadi toendangan Potong padi di tengah sawah pantjing ikan didekat rawab djika sudt kita berdoea makan pake lida ketjiwa. Djarang ada tjinta sedjata lebih banjak tjianta palsoe tjinta di moeloet, boekan di hati boeat irinkan hawa nafsoe. G. SAD]A open lucht naar een film sta te kijken. Voor mij een enorm groot, wit strand met palmen en witte villa's. De transparant blauwe zee is niet egaal van kleur, maar hier en daar turkoois groen. Scholen vissen flitsen in de diepte heen en weer. Er wordt dan ook druk gevist, talloze lijntjes hangen van het schip in het water. Om de boot heen varen prauwtjes met negerjongens bemand, die alles opduiken wat we in het water gooien en dan met een grijns bovenkomen. Helaas mag de bemanning niet aan wal, waarom is niet erg duidelijk, men doet er een beetje vaag over. ledereen is van boord en ik heb niets te doen, zit daarom maar aan dek te schrijven, moet alleen voor de officieren nu en dan ijsthee halen, waar ik vanmorgen grote hoeveelheden van gemaakt heb. Ik kan mijn ogen niet afhouden van dit uitzicht. Het doet je wel wat. Waarschijnlijk zal ik wel niet „gewoon" naar huis komen. Nie mand wandelt ongestraft onder de palmen, leerde ik eens. Ik heb er nog niet eens on der gewandeld en voel al een soort onrust van binnen. De zin van Goethe begin ik nu beter te doorgronden. Waarom zakten die Germanen nu uitgerekend de Rijn af? Waren ze maar een andere kant opgegaan, dan was er niets gebeurd. Dit zal ik ze eeuwig kwalijk blijven nemen. C. A. Brug tussen Quebec en Montreal Genietend van een prachtig uitzicht... Montreal

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 9