JAN TOOROP
De kapitein-chinees en het afscheid van de resident
Geb.: Poerworedjo 20-12-1860 - Overl.: Den Haag 3-3-1928
De schrijvers van „tachtig", vooral Van Deyssel en Van Looy, zochten verschijnselen, en
men noemde hen „naturalisten" of realisten."
De schilders, hun tijdgenoten, o.a. Willem en Jacob Maris, Israëls, Blommers deden dat ook.
Hen noemde men impressionisten.
Deze term is juister. Niemand is in staat, de verschijnselen buiten zich direct waar te
nemen; hij kan alleen de INDRUK waarnemen, die door de verschijnselen gemaakt worden
op zijn zintuigen, zijn hersenen, enz. Die indrukken kan hij weergeven in heerlijke kleuren
gelijk de Marissen en Israëls of in mooie woorden gelijk Van Deyssel en Van Looy.
Maar dan spreekt het ook vanzelf, dat zijn
geest, de geest van de kunstenaar, deel
heeft aan het werk. Het is niet enkel weer
geven van de natuur; er is een geestelijk
element in, en wanneer men te doen heeft
met een waar artist, dan is dit element ook
hier de factor van blijvende waarde. Het
natuurlijke, dat destijds zozeer op prijs ge
steld werd, eerst bij de schilders en daarna
bij de schrijvers, het uiterlijke, dat iedereen
bekend voorkwam, is de hoofdzaak niet; er
is te véél hoofdzaak van gemaakt in die
tijd van natuurverheerlijking; en later is de
terugslag gekomen. De Marissen en zelfs
Israëls zijn niet meer zo hoog in de alge
mene waardering als vroeger, en de „tach
tigers" ook n-iet. De stroming is veranderd
en eist een dieper en sterker geestelijk
element, meer hoge intuïtie.
Toorop, die reeds in 1880 zijn plannen voor
Indisch ambtenaar had opgegeven en ca.
1900 al lang schilderde, noemde het „span
ning." „Er was geen spanning genoeg, noch
in de schilderkunst, noch in de literatuur."
En Toorop is blijven zoeken en streven met
alle middelen die te vinden waren; met kleur
eerst, pointillerend en plekkend, dan met
de lijn. Hij verliet de wereld der verschijn
selen, vroeg niet meer naar „natuur" of
indruk, gaf symboliek, verwerkte alles, ook
mensengestalten, tot afspiegeling van zijn
geest, zijn „fantasie", zijn ideeën. Naar die
verdieping, spanning, vergeestelijking zoekt
in de moderne tijd alles of bijna alles, vooral
na de eerste wereldoorlog. Niet het „na
tuurlijke", maar het „essentiële" moet wor
den weergegeven, wat dan vaak, bijv. bij de
cubisten met hun haast-wiskundige lijnen,
voor het publiek zeer onnatuurlijk lijkt.
Ouderen als Matthijs Maris, Hoytema, Van
Konijnenburg, Tholen en Voerman, zijn allen
min of meer in die richting gegaan, Piet
Mondriaan zelfs zeer ver. Breitner is er ook
niet vreemd aan gebleven. Stylering is bij
die moderne kunst een voornaam ding en
daarin heeft Toorop het zeer ver gebracht
en ons veel schoons geschonken. Dat deze
stroming niet nieuw is, bewijst de verering
voor Vincent van Gogh, die reeds in 1890
gestorven is en die geldt als de grote Euro
pese profeet dier stroming, voorbeeld voor
de Franse meesters als Cézanne, enz.
Na zijn overgang tot het Katholieke geloof,
vond Toorop in deze kerk zijn vast en sterk
vertrouwen in God en de gemoedsrust. Dit
heeft hem tot het scheppen van steeds
monumentaler werken gebracht, zoals zijn
meer dan levensgrote Aposteltekeningen, in
wier gezichten hij een vurige geloofsijver
en een geweldige kracht heeft weten te
leggen. Ongetwijfeld is het feit, dat Toorop
die door zijn vader Javaans bloed in zijn
JAN TOOROP
Zelfportret
aderen had, van grote invloed geweest op
zijn creaties. In zijn ouevre sublimeerde
Als Gezaghebber bij het Binnenlands Be
stuur was ik op Bangka geplaatst. Mij was
als rechterhand voor Chinese aangelegen
heden de kapitein-Chinees Tan Sioe Lim
toegewezen. Deze trad op als verbindings
schakel tussen de Chinese bevolkingsgroep
en het plaatselijk Binnenlands Bestuur.
Aangezien op Bangka het belangrijke Gou-
vernementsbedrijf, de „Banka Tinwinning"
werkte en zulks met overwegend Chinees
personeel, was het Instituut der Chinese
(liaison)-Offiicieren aldaar een belangrijk
onderdeel van het Bestuur.
Tan Sioe Lim was een buitengewoon goed
ambtenaar, een man van grote objectiviteit,
door en door betrouwbaar en met een uit
zonderlijke toewijding voor zijn werk, zo'n
echte „ouwe getrouwe".
Hij had de Hollands-Chinese school blijk
baar niet helemaal afgelopen, immers zijn
Hollands sprak hij allerminst feilloos en zijn
ambtelijke correspondentie met mijn kantoor
werd in het Maleis gevoerd.
De goedheid lag de man op het gezicht en
zijn betrouwbaarheid werd (vooral in Chi-
nezen-zaken-waar-wel-eens-een-luchtje-aan-
kon-zijn) herhaaldelijk door zijn intègre hou
ding bewezen.
Hij droeg een kunstgebit (waarschijnlijk een
zich deze oosterse invloed met het realisme
van een Noorderling.
Zo is Toorop geworden tot een der voor
mannen der „vernieuwing" in de schilder
kunst en aanverwante kunsten, zoals de
kunstnijverheid, de architectuur en de deco
ratieve kunst.
Hoewel de symboliek het grootste deel uit
maakt van zijn werk, heeft hij toch ook zeer
goed gelijkende portretten gemaakt, bijv.
van Dr. J. van Ginniken, portret van me
vrouw Annie van Schendel, van generaal
J. Drabbe, van Z. D. H. Monseigneur Callier,
Bisschop van Haarlem, van Z. Eerw. Heer
Hugo Verriest, van Miek Janssen, van Tilly
Driesier, van Arthur van Schendel, enz.
Het symbolische en visonnaire in Toorop's
werk kwam sterker en meer naar voren,
gelijktijdig met het scherp-psychologisch te
kenen der portretten. Voor ons grijpt het
meest aan het portret van Tilly Driesier.
Van zijn symbolische werken willen wij hier
noemen: Tijd en Eeuwigheid, de Drie Brui
den, Huwelijk, Liefde, de H. Maagd van
Lourdes, Heengaan van de Dag, 't Heilige
schreed, Ecce Homo, de Kolenmijnwerker,
de Toren der Eenzamen, Het Laatste Avond
maal, de Stille Vijver van de Ziel. Godde
lijke Liefdegang, In het Dal der Rozen, Bid
dende vrouw, 't Melaatschen Eiland, de
Apostel Tekeningen, de Ziel, de Non, enz.
Laten wij in Toorop, de menszoeker en kun
stenaar eren; die geboren op Java en een
gemengd-bloedige, als een der vernieuwers
der schilderkunst kan worden beschouwd,
en een portrettist die bij zijn afbeeldingen
diep in de psyche wist door te dringen. De
geest, de spanning is voor hem alles gewor
den; zijn stift of penseel wordt geleid als
bij intuitie; de lijn, het grote uitdrukkings
middel voor hem, komt als vanzelf; in extase
tovert hij de beelden zijner gedachten op
het tafereel. J. C. H.
produkt van Chinese techniek), dat exen-
trieke eigenschappen vertoonde. Immers,
als hij sprak, hoorde men van tijd tot tijd
een piepend geluid, waarschijnlijk afkomstig
van het een of ander scharniertjessysteem,
dat niet feiloos werkte.
Wanneer hij lachte, hield hij steeds de
hand voor de mond, doch als de lach-
explosie hem overrompelde, vertoonde zich
de grappige aanblik van een gebit in de
onderkaak, een bovengebit in het midden
van de mondopening, terwijl de bovenkaak
spiernaakt te zien was. Gauw, doch niet
altijd gauw genoeg, was dan de hand erbij
als „cache-misère", terwijl hij zich kennelijk
geneerde en mompelde: „Ampun, 'nir!"
(Pardon, meneer).
Bij de zittingen van het Magistraatsgerecht,
de z.g. „Politierol", was hij voor Chinese
zaken mijn tolk en adviseur.
Op zekere dag zat er een Chinese ver
dachte op het matje vóór mijn schrijftafel,
die in behoorlijk Maleis mijn vragen en
verdere betogen beantwoordde.
Het scheen, dat de kapitein de indruk kreeg,
dat ik me teveel ten gunste van de man
liet beïnvloeden, want hij fluisterde mij toe:
„Menir, U moet voorzichtig zijn. Die fen
(Lees verder pag. 23)
4