V
INTRANED (v.h. HESTA, CRANS Co.)
Afscheid van Mustafa
Passage-, Reis- en Vrachtbureau
Den Haag - Plein 22 - Telefoon (0 70) 18 42 50
April 1956. Op de kade te Belawan stonden
vele van onze vrienden te wuiven toen het
motorbootje zich van de wal losmaakte om
ons naar de „Willem Ruys" te brengen. En
terwijl wij terugzwaaiden naar al die afdu-
wers die wij waarschijnlijk spoedig in Hol
land terug zouden zien, zochten onze
ogen de erker van de maatschappij-wacht
kamer op de eerste verdieping waar vele
mantri's van het hospitaal stonden te wui
ven. Hen zouden wij nooit meer zien, ook
niet de lange figuur die boven hen uitstak,
en die met beide handen stond te zwaaien.
Ook van hem hadden wij voorgoed afscheid
genomen, van Mustafa, mijn anak mas.
Op een avond in januari 1939 achtervolgde
Oerip de chauffeur in de bijgebouwen zijn
vrouw met een mes in de hand.Dat was te
bar en hij kreeg ontslag. Toen kwam Mus
tafa. Een naburige planter stuurde hem. Hij
was de zoon van een chauffeur. In zijn
schone kaki toetoep met de wat te korte
mouwen voor zijn lange armen, de vriende
lijke grijns op zijn open gezicht, met zijn
trouwhartige ogen maakte hij direct een
prettige indruk. Ook wij schenen hem te
bevallen. Het tjotjokte dan ook van de
eerste dag. Gewend te rijden op een drie
tons rubbergrobak nam Mustafa in het be
gin de bochten nogal ruim, maar dat wende
spoedig en hij was al gauw mijn steun en
toeverlaat in de auto, maar ook in huis
waar hij kleine karweitjes opknapte, want
hij was tegelijk een beste toekang.
De Jappen kwamen en veel veranderde, ook
in de houding van menig mantri, maar de
trouw en hulpvaardigheid van Mustafa ble
ven steeds dezelfde. In september 1943
werd ik op een morgen weggehaald voor
een ondervraging door de Kempetai en ging
daarna de gevangenis in. Mijn vrouw bleef
alleen achter. Echter niet geheel alleen,
want Mustafa die in de bijgebouwen met
zijn pasgetrouwde vrouw woonde, zwierf
steeds als een beschermende en gediensti
ge geest om haar heen. Overdag allerlei
werkjes verrichtende, bracht hij 's avonds
laat of 's nachts briefjes naar de enkele
nog overgebleven bevriende buitenlandse
plantersfamilies, die niet door de Jappen
geïnterneerd waren. Totdat hij op een late
middag bij mijn vrouw voorzichtig binnen
kwam en fluisterde „Tabeh Mim, tidah bisa
lagi, 'stapa ampir di tangkap oleh Nip". Een
paar weken later werd mijn vrouw geïnter
neerd en dook Mustafa met vrouw en pas
geboren kind onder in een kampong ten
zuiden van de Asahanrivier, tegenover Tand
jong Balei. Hij had gehoord dat men hem
had verraden aan de Jap als kaki-tangan
van de Blanda's.
Eind augustus 1945 de bevrijding, geen
Mustafa komt opdagen. Zou hij dood zijn?
Zou de Jap hem toch te pakken gekregen
hebben? In juli 1946 naar Holland zonder
iets van Mustafa gehoord of gezien te heb
ben. Augustus 1947 weer in Medan terug.
In oktober tegen zonsondergang thuisko
mende komt mijn vrouw mij opgewonden
tegemoet. „Hij is er." „Wie?" „Mustafa
natuurlijk" en daar staat hij dan de ogen
met tranen, maar met dezelfde vriendelijke
grijns. Dezelfde lange armen, maar nu ver
kleurd door panoe en dun als oebistokken.
Zij steken nu uit een vuil, gelapt hemd.
Mager, hoestend, vervallen maar toch onze
oude Mustafa die een hand geeft en daarna
op zijn hart legt. Niet meer gewend aan het
primitieve kampongleven heeft hij het niet
best gehad. Het was goed hem weer te
zien. Direct onderzoek, doorlichting; geluk
kig tbc negatief. Met geld en obat gaat hij
weer terug naar zijn kampong om vrouw en
nu 2 kinderen op te halen.
Tjio mijn Chinese chauffeur was een goed
psycholoog. Toen hij hoorde dat die magere
Maleier in vodden mijn vroegere chauffeur
was, wist hij dat z'n dagen geteld waren en
nam zelf ontslag tegen het einde van de
maand. Dan is echter Mustafa met familie
terug en klimt weer achter het stuur. En
dan is het of er nooit een Jap op Sumatra
geweest is. „Boekan main senang, Tandok
ter" zegt hij telkens „Betoel 'Stapa, senang
sekali" en zo rijden wij beiden met vreugde
in het hart door Medans' straten.
Doch de vrouw van Mustafa zocht het ho
gerop voor haar man en toen Mustafa
hoorde dat ik weer terugging naar een
kebonhospitaal waar een mantri-opleiding
aan verbonden was, vroeg hij leerling man
tri te mogen worden. Dat was gemakkelijk
te oeroesen al ging het mij erg aan het hart
mijn vriendje achter het stuur te moeten
missen.
In september 1949 werd Mustafa leerling-
mantri, met een vrouw en 3 meisjes (tot zijn
grote teleurstelling) tot zijn last. Hij accep
teerde het kleine salaris van leerling zonder
ooit te klagen en deed zoals altijd zijn best.
Handige toekang die hij was, bleek hij ge
knipt voor de operatiekamer en hij bracht
daar dan ook het grootste gedeelte van
zijn opleidingstijd door. In september 1953
slaagde Mustafa voor zijn mantri diploma
en werd vrijwel direct daarna gekozen als
voorzitter van de pas opgerichte vakver
eniging der mantri's. „Boleh djadi Presiden,
Tandokter?" „Membang 'Stapa" en zo zat
ik dan bij loonbesprekingen tegenover mijn
vroegere chauffeur.
In 1954 ging de hoofdmantri van de opera
tiekamer weg om een „eigen praktijk" te
beginnen en het was zelfs voor de meest
afgunstige mantri vanzelfsprekend, dat Mus
tafa, die reeds zo lang op de operatiekamer
had gewerkt, nu ook hoofd van deze afd.
werd. Wat was dat weer heerlijk werken en
wat begrepen wij elkaar weer goed, zonder
veel woorden te spreken.
Mustafa had een hoge opvatting van zijn
taak, want toen in latere jaren telkens onder
de mantri's stakingen dreigden, om loons
verhoging af te dwingen (wie kon hun dat
kwalijk nemen met de steeds minder wor
dende koopkracht van de roepiah), wist hij
steeds een staking te voorkomen door als
hun voorzitter er op te wijzen dat verple
gend personeel niet behoorde te staken
daar niet de werkgever maar de patiënten
de dupe zouden worden*).
Begin april 1956, een week voor ons ver
trek. Het is avond en wij zitten al in een
min of meer onttakelde voorgalerij.
Er wordt tegen de buitendeur geklopt. Daar
staat Mustafa met zijn knappe vrouw en nu
vier kinderen, allen meisjes. De jongste
wordt op de arm gedragen. Allen zijn in
hun mooiste kleren. Er wordt niet veel ge
zegd. Een goud doorstikte sarong wordt
aangeboden. „Boeat peringatan". Tranen
staan in bruine en blauwe ogen. „Tuhan
Alah jang Mogah djaga tandokter dan mim.
Dan gaat de deur weer open en verdwijnen
zij stil. De kinderen met grote verwonderde
bruine ogen. Op het grindpad verwijderen
zich langzaam hun voetstappen.
De kade is nu wel erg wazig geworden. Het
is net of wij alles zien door een beregende
ruit. Tabeh Mustafa, mijn anak mas, Tuhan
Allah jang Mogah djaga. TANDOKTER
Hier zouden wij, Europeanen een voor
beeld aan kunnen nemen.
Reisadviseurs voor zowel Individuele als groepsreizen^per vliegtuig,
schip, trein en autobus.
Speciaal voor: Intercontinentale reizen - Emigratie - Bezoekreizen'naar
kinderen overzee - Vakantiereizen.
Inlichtingen over
passagetarieven, visum -
bepalingen,
visumaanvragen etc.
worden U gaarne
en gratis verstrekt door
ons kantoor te
22