Onder ons 8 6 HULPTROEPEN o De redactie van Tong-Tong heeft reeds enige stukken van mij onder bovenstaand kopje geplaatst. Ik betuig haar daarvoor mijn grote erkentelijkheid. Met haar goed vinden hoop ik op de ingeslagen weg voort te gaan, daarbij geen ander doel voor ogen hebbend dan dit ene taalkundig gespro ken deze ene: het TongTongleger met de eenvoudige groet, dag, dag, hier ben ik weer. Waarvoor? Omong-omong sadja... Ditmaal echter moet ik, bij wijze van inter mezzo, niet naar het verleden teruggrijpen, maar aller aandacht vragen voor één die midden onder ons leeft en die desniettemin door velen onzer niet of niet voldoende gekend wordt. Leven is werken, voor anderen werken; in deze nood dan ligt een wereld van gedach ten besloten. Die werker, die mens is Tjalie Robinson. Door wie Tong-Tong zes jaar ge leden uit en met niets begonnen, geworden is op cultureel gebied een der beste tijdschriften in Nederland. Ik zeg dit met volle overtuiging. Ik zeg dit bijzonder als niet in Nederland maar in Indonesië gebo ren en getogen Nederlander, die onder ver schillende G.G.'s heeft gediend. Ik zeg dit als iemand één der vele duizenden Indo's, die van zich zelf getuigen dat hun hart klopt zowel voor Nederland als voor land en volk van Indonesië. In dit blad, Tong-Tong, waarin we Tjalie thans als directeur en hoofdredacteur be groeten, en we doen dat van harte in deze regels hebben we hem hoe langer hoe beter leren kennen en waarderen als een ware kracht op cultureel-filosofisch ge bied, buitengewoon ontwikkeld literator, slagvaardig en steeds in toon blijvend bij het beantwoorden van (soms stekelige) vra gen in de rubriek „Van hier en gunder", maar bovenal als hoofdredacteur blijk ge vend van eruditie, belezenheid, beheersing van talloze vraagstukken, waarover hij schrijft. Voor dat alles heeft hij de steun gehad en hij heeft die nog van velen in de redactiestaf. Ik zou wensen dat alle artikelen van Tjalie's hand van 1962, 1963 en 1964, gebundeld, in boekvorm worden herdrukt zij zijn en blij ven actueel. Tussen haakjes gezegd: bijna het hele jaar 1963 heb ik geen Tong-Tong- nummer gelezen. Kon niet wegens tijdelijk verlies van het gezichtsvermogen. Nu dit al les over is, lees ik met intens genoegen No. 24 van 30 juni 1963, lustrum nummer. Puik, Tjalie! Wé Bé In Tong-Tong geef ik altijd graag het volle pond aan ,,ou-opa" Bürer, al maakt zijn openlijk uitgesproken bewondering me al tijd weer verlegen: als de lichtzijden zó scherp zijn, hoe donker moeten dan de schaduwzijden wel zijn? Ik zal de uren dat ik met hem praatte aan de Zwetkade nooit vergeten. Deze oude Mohikaan was altijd vol van de mooie dingen in het leven. Nooit heb ik hem de kwade gebreken van iemand horen uitmeten. Zulke standaardopinies als „Die-en-die is inderdaad een bijzondere kerel, maar..." waren hem vreemd. Ik heb me hier lang over verwonderd. Is niet een normale eigenschap van het ouder worden: kritischer, sceptischer zijn? Ou-opa is zijn leven lang een scherp waarnemer geweest: hij wéét dus wat er óók verkeerd is aan mensen en toestanden; waarom praat hij niet „evenwichtiger", wijzer? Pas onlangs heb ik begrepen dat dit de ware oude wijsheid is: het weten dat niets en niemand in de wereld volmaakt is en dat het ganse menselijke leven eigenlijk voort durend „omsingeld" is door de macht van het kwaad. En dat het juist daarom nodig is té meer licht te laten vallen op wat goed is en te zwijgen over wat kwaad is. Net zoals een planeet lichtloos zweeft door het uni versum tot het zonlicht erop valt en hij als avondster troost en moed geeft voor de verdwenen zon, een baken is voor kara vanen en schepen in de nacht, een vonk van hoop achter het tralievenster van de gevan genis: „Spreek niet over wat donker is; verspreid licht." En nóg wat: kwade eigenschappen zijn zo naargeestig eentonig, zo vervelend vlekke rig met als enige variatie: Jantje heeft meer vlekken dan Pietje, maar vlekken hebben we allemaal: lafheid, onbetrouwbaarheid, hebzucht, egoisme, enz. enz. Maar goede eigenschappen zijn altijd persoonlijk, origi neel, boeiend, radiant, begeesterend. Zij zijn inderdaad als sterrebeelden in de nacht. Zij stellen altijd één dominerende waarheid: hier doet iemand iets wat andere mensen (ook de scherpste critici laat staan de kleine roddelaars) niet kunnen. Hier is een soort superioriteit t.a.v. de grauwe massa: „Al heb ik nog zo'n gelijk met al mijn af brekende kritiek, die vent kan iets wat ik niet kan. Hij is beter dan ik!" Daarom ook is Afgunst de grootste afbreker in alle menselijke opbouw.' Ou-opa weet dat. In zijn heel lange leven heeft hij misschien wel honderden bijzon dere geesten zien afbreken, neerhalen en vernietigen. En wat blijft over? Een o zo brave, maar zoutloze, nare, fantasieloze en moedloze massa die niets presteert op de weg naar vooruitgang. En het is inderdaad waar: luister naar de mensen die zo „evan gelisch" ijverig wijzen op wat verkeerd is aan goede dingen, meet dan af wat ze presteren: het is niets. Van hén leert men niets. Men leert altijd van de begeesterende typen, zelfs in hun smadelijke ondergang, zelfs in hun kansloze strijd tegen hun eigen verkeerde eigenschappen. Om die reden mag ik ook de Fransen zo graag. Ze kunnen vergeven en ze kunnen bewonderen. Toen enige tijd terug een en- quete gehouden werd met de vraag: „Wie is de grootste Fransman?" Toen kwam zon der mankeren Napoleon tevoorschijn. Wat? Die moordenaar? Die scharrelaar?, riepen vele brave culturele Nederlanders (die blijk baar toch maar een gretige studie gemaakt hadden van wat verkeerd was aan Napoleon maar blijkbaar „niveau" misten om zijn plus-eigenschappen te begrijpen). Hier ar gumenteert de Fransman niet meer: je weet het of je weet het niet, immers? Denk aan Kennedy, aan zoveel andere groten en besef één ding goed: de brave kritiek is een grote en genadeloze moordenaar. Zij heeft o.m. OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOQ5 O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O We hebben voor de a.s. Pasar Ma- lam weer „hulptroepen" nodig om ons bij de verschillende werkzaam heden te helpen. Niet alleen: 1. tijdens de drie Pasar Malam dagen (vrijdag 26, zaterdag 27 en zondag 28 juni), maar ook 2. gedurende de maand juni bij het maken van versieringen en 3. op donderdag, 25 juni bij de op bouw en inrichting van enkele stands en 4. op maandag, 29 juni bij het af breken en opruimen hebben wij heel hard werkkrachten nodig van tiener tot tachtiger, de leeftijd doet er niet toe als het en thousiasme er maar is. Het is geen zwaar of moeilijk werk, we! ramé en gezellig. Grote salarissen kunnen we niet be- O loven, maar U kunt in ieder geval rekenen op vrije consumptie en een kleine geldelijke vergoeding. En die genen, die alleen vóór of na de Pasar Malam komen helpen, krijgen toch ook gratis toegang tijdens één van de Pasar Malam dagen. Schrijft U ons vóór 8 juni a.s. wan neer U er voor voelt. Graag met vermelding van uw leeftijd en dag en uur, dat U zich beschikbaar kunt stellen. Adresseren aan: PASAR MALAM TONG-TONG, Prins Mauritslaan 36, Den Haag. In de linkerbovenhoek van de enve loppe: „HULPTROEPEN". S.V.P. niet telefonisch aanmelden. O c O O O O O O O O G O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O onze Indische historie, een moedige en grootse historie, vermoord met eindeloze opsommingen („laat ons redelijk zijn, maar...") van wat er hoog en briljant en onsterfelijk was en is aan grote mensen en grote daden in het oude Indië. Ik ben er trots op dat de oude wijze geest van ou-opa de geest is van Tong-Tong, wees mild in kritiek, wees onvervaard in erkenning van het goede! (En toch, Grand Old Man, praat niet meer over mij, ja?) T. R. 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 9