I I vrijdag, zaterdag, zondag26 - 27 - 28 juni3 uitgaansd Spelletjes van toen Oude Liedjes DE VROUW V. Sterren stralen overal KOKKIES rijsttafelartikelen staan bovenal !ooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooo>ooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooc Zelf heb ik altijd meegedaan met baren en ik werd altijd „uitgekozen" omdat ik zo hard kon lopen, nu leef ik van A.O.W. en loop met een stok vanwege een gebroken knie. De regels van dit spel zijn niet helemaal volledig gegeven: Wie getikt is, gaat in de gevangenis, een rechthoek vóór de streep van de tegenpartij en de tikker moet „baar" geven. Heb je zelf ook gevangenen van je partij, dan mag je, als je „baar" gegeven hebt, die gevangenen bevrijden, door met een er heen te lopen, natuurlijk zorgend, dat je niet door de bewakers getikt wordt, anders word je zelf ook ingepikt. Nu nog een ander spelletje. „Sin Sodor": 2 partijen en evenveel lijnen op de grond, als er spelers in een partij zijn. Op het midden van die lijnen een lange dwarslijn: de „sodor". Al deze lijnen wor den bezet door de spelers en de tegen spelers moeten zien over al deze lijnen te komen zonder gegrepen te worden en ook de weg teruggaan. Zijn alle tegenspelers heen en terug geweest zonder gegrepen te zijn, dan hebben ze 1 gewonnen, Dat gaat zo door tot er een gegrepen wordt, dan moet de partij de lijnen bezetten. Betoel, even opwindend als „baren". „Ronde gobak"; een grote cirkel met 2 middellijnen en degeen die „wordt" (de ver liezer na „soeten") moet over deze lijnen lopen, de anderen proberen in en uit te gaan. Wie gepakt wordt, moet op zijn beurt, „worden" (zoals de gangbare uitdrukking in onze tempo doeloe was). F. H. G. SMEETS-WETTERS Kokkies Rijstwinkels: Witte de Withstraat 128 Telefoon 89438 Slotermeerlaan 125 Telefoon 130362 Simonskerkestraat 11 Osdorp, Tel. 139323 AMSTERDAM -W. P.S. Wij verzenden over de gehele wereld. Wat voor het jongste zusje van F. van den Bosch (zie Tong-Tong van 30 mei) het leukste spel was, was het stokjesspel. Hier in Holland zie je het ook wel eens spelen, maar vergeleken bij hoe wij het vroeger de den, is dit hier niet „echt". Je hebt een lang en een kort stokje; resp. lengte 40 cm en 20 cm., en twee stenen, b.v. halve bakstenen. Een streep deelt het speelveld in een groot „buiten" veld en een resp. „binnen" veld. Vlak achter de streep, midden in, worden de twee stenen opgesteld. Het korte stokje ligt met de uiteinden daarop. Met het lange stokje wip je het korte zo ver mogelijk het veld in. De tegenpartij probeert het te vangen. Drie maal vangen is reden om van veld te wisse len. Kan men niet vangen, dan is het zaak, het stokje zolang dit in beweging is, zo ver mogelijk terug te schoppen. Als het eindelijk stil ligt, wordt de afstand van het stokje tot stenen gemeten met lengtematen van het lange steeltje. Dit aantal stokleng- ten wordt als punten opgeteld met de pun ten ,die in de volgende twee fasen van het spel kunnen worden gemaakt, tenminste wanneer de speler niet af wordt gegooid. Tweede fase: Het korte stokje en het lange worden zodanig in één hand gehouden, het korte verticaal, het lange horizontaal, dat je, het korte stokje loslatend, dit met het lange weg kunt slaan. Het zoeft door de lucht. Ook hier geldt weer: vangen of terug schoppen en punten tellen. De derde fase is de moeilijkste. Het korte stokje wordt schuin over een steen gelegd met de punt omhoog naar het buitenveld. Met het lange stokje wordt op de omhoog stekende punt geslagen, zodat het omhoog wipt. Dan wordt 't zwevende korte stokje met 'n ferme slag 't veld ingeslagen. Van gen of terugschoppen. Vanaf de plaats, waar het blijft liggen, wordt nu door een van de tegenpartij geprobeerd met dit stokje de stenen te raken. De speler die aan de beurt is probeert dit te verhinderen door met zijn lang stokje het korte wéér het veld in te slaan. Van daér, waar het terecht komt mogen punten worden geteld. Worden de stenen geraakt, dan wordt wéér van veld veranderd. G. RAVENSWAAY-VAN DEN BOSCH Naar aanleiding van de vraag: „Wie weet de woorden?" op bladzijde 25 van Tong- Tong nr. 22, ben ik in mijn machine geklom men. De schrijver/ster vraagt naar de woor den van het liedje: „Mijn Zonneland". Toe vallig heb ik nog een oud boekje van de Lagere School (waar het al niet goed voor is, oude rommel te bewaren!) geschreven door O. L. de Mester en getiteld: Padi- Aren, gevonden. De woorden van het lied zijn als volgt: Waar het wuivend loof der palmen Van de kust de zeeman groet, Waar de gouden padihalmen Rijpen in de zonnegloed, Zong ik blij op berg en strand (2 x) ,,'k Heb U lief mijn Zonneland(2 x) Waar het lieflijk groen der bergen Vriend'lijk in de zonne blinkt, En 't gemurmel van een stroompje Zachtjes langs de sawahs klinkt, Sloot ik menig vriendenband <2 x) k Heb U lief mijn Zonneland!! Indonesies wondertuinen, Eilanden vol lieflijkheid, Waar natuur vol milde zorgen, Gulle overvloed bereidt, Waar ter wereld ik beland, (2 x) 'k Heb U lief mijn Zonneland En deze „song" werd geschreven door Th. J. A. Hilgers en door O. L. de Mester uit „Onze Vriendjes" gehaald. Ik hoop dat ik U hiermede voldoende ingelicht heb. Uit hetzelfde boekje haalde ik het volgende gekke versje, dat misschien niet zo nieuw is en ook niet Indisch maar misschien toch wel grappig genoeg om de redactie te ver maken en even uit de „Zware Piekerans" te halen: Jeroen wou zeggen: buitensporig, Maar sporenbuitig kwam er uit. Een poging om 't weer goed te maken, Had borenspuitig tot besluit. Nog bleef de man naar juistheid streven En spuitenborig werd de klank. Toen zag hij af van verder pogen Eu sprak: „Meneren, 'k zeg u dank, Dat gij de daad hier voor de wil naamt; Een goedheid, die uzelf vereert, Maar die ik toch ook wel verdiend heb, Want 'k zeg het goed maar k meen 't verkeerd. 'k Zal echter nu de mond maar sluiten, Want naar een spreuk, zo waar als oud, Die zeker al de heren kennen, Is spreken zwijgen, zilver goud"MA]A OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOCOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOQ O O 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 14