„Rystafel'' Rijst-oogst Piertje Pelikaan RITSELENDE RIJMPJES VAN PIERTJE PELIKAAN Onlangs bladerde ik een aflevering door van het Amerikaanse tijdschrift „Dining Out", een tijdschrift gewijd aan de vele bijzondere restaurants die Amerika heeft, en hun „gourmet- menus". Leerzaam en boeiend tijdschrift. M'n aandacht werd getroffen door twee „schotels" die eigenlijk hetzelfde (en naar ik hoop on-geassimileerd) brengen, maar triomfantelijk staan onder andere vlaggen: „INDONESIAN rystafel" en „DUTCH rystafe!" (let op de enkele tl). Kennelijk is in het ene restaurant een bevorderaar van Indonesische cultuur aansprakelijk voor de naamsbepaling en in het andere een Hollander of Indischman. (Ja, kookkunst is ook cultuur, en niet alleen de door Escoffier en Brillat Savarin gedicteerde, maar ook de zeer eenvoudige sinds Toynbee vaststelde dat „fish 'n chips" en „boiled cabbage" evengoed Engelse cultuur zijn als Shakespeare). Dat de onvolprezen rijsttafel het tot wereld faam heeft kunnen brengen en als neusje van de zalm geserveerd wordt in chique en exotische restaurants, is misschien een van de schoonste triomfen van het „voormalige koloniale Indië" dat althans op dit terrein hoog-cultureel voortleeft. Natuurlijk is het wel wat raar als dezelfde schotel nu eens Indonesisch en dan weer Hollands wordt genoemd... en het geen van beide zijn! De echte naam (en tot ver in deze eeuw algemeen gebruikte) is Indische rijsttafel. Zoek maar eens kookboeken uit het begin van deze eeuw op of daarvoor. Je leest altijd: „Indisch kookboek" of „Oud- Indisch kookboek" of maakte verschil tus sen „Nederlandse en Indische recepten voor de keuken." Pas nadat de rijsttafel faam begon te krijgen, eigenlijk door touristen, werd men zich ervan bewust dat men inter nationaal met de rijsttafel eer kon inleggen, en misschien ook omdat Indisch misver stand kon wekken met b.v. Indiaas, kwam het Hollandse vlaggetje erbovenop. Natuurlijk is rijsttafel geen nationale Neder landse schotel. Op de eerste plaats heeft de Nederlander geen uitzonderlijke culinaire talenten en maar zelden bereikt de natio nale „snert met kluif" of stamppot of boe renkool met worst als „gourmet-item" bui tenlandse menu's. Dat is niets om een min derwaardigheidsgevoel over te hebben. Zo'n rake eerlijke eenvoudige pot voor een vent met goede eetlust heeft zijn aparte verdien ste, waar niets op aan te merken valt. Maar zolang Nederland nog geen twaalf miljoen pikoels rijst achter de knopen heeft zitten, kan je toch bezwaarlijk de rijsttafel Dutch gaan noemen. Hoe moet je nu als eerzaam burger van Babyloniënbroek of Buiksloot antwoord geven als je een buitenlander op bezoek krijgt en deze vraagt om eens de „famous Dutch rystafel" te serveren? Tien van de twaalf miljoen Nederlanders hebben het nooit verder gebracht dan een „happie bamie of nassie meeëten" en je kan je gast toch moeilijk een kom „rijst-met-poppeoge" (rijstepap met krenten) voorzetten als „the famous Dutch rystafel". Sinds Indonesië zich politiek en cultureel op internationaal terrein beweegt, is natuurlijk de „famous Dutch rystafel" die de Indone siër op wereldreizen is voorgegaan, meteen geannexeerd en tot „Indonesian rystafel" verklaard. En ik moet eerlijk zeggen: met een tikkeltje meer recht, want hoe dan ook: dit feestmaal is in Indonesië geboren en is zonder de Indonesische grondstoffen en meesterkookkunst nooit perfect te maken. Edoch: de rijsttafel bestond al lang vóórdat Indonesië bestond. De rijsttafel is ook een tafel, die met een superieur eenheidsgevoel vele „ethnische schotels" in één compositie bracht, terwijl voorheen eigenlijk alleen „ethnische delicatessen" bestonden. In Java at men Javaans, in de Soendalanden Soendanees, in Padang Padangs, enz. De veel (en terecht) genoemde sedekah of selamatan is op geen stukken na een rijst tafel. Maar goed: elk volk heeft t.a.v. de be roemde tafel een half gelijk. Het is nu maar te hopen dat men niet in culturele kloppar tijen raakt over het „cultuurbezit" van de rijsttafel... Waar komt de rijsttafel dan vandaan? Van de Portugese mixtiezen die door het suc cessievelijk verdrijven van de Portugezen uit Nederlands en Engels Indonesië lang zamerhand hun vaderlandse contact geheel kwijt raakten en uitsluitend aangewezen waren op wat de Indonesische tafels boden. Portugezen leefden overal in Z.O. Azië en werden her en der overgeplaatst, overal hun lievelingsgerechten meenemend, vaak ook door het trouw meegaan van slavinnen (of baboe's) van de keuken. Elke Indisch man weet dat uit ervaring. Onze ouwe trou we kokkie ging mee, waarheen we ook gin gen, en dus aten we (met een Javaanse kokkie) ook in Atjeh, Ternate en Loeboeksi- kaping rawon en sajoer goedeg. Kokkie pikte overal waar ze kwam, van collega's ook wat keukenwijsheid mee en wie een kokkie had met 25 jaren trouwe dienst, had heus een levend kookboek van heel Indo nesië in zijn dienst. Daarbij kwamen vele „inter-ethnische" hu welijken. Njoo Tjalie van Betawie trouwt met Toetie van Padang. Schoonmama („eigenlijk uit Ambon") ging mee en voor je het wist aten ze allebei Bataviaas, Ambons en Padangs. Deed je dan nog een baboe op in Palembang en kwam tante Fietje van Soerabaja te logeren, dan at je „van alles". De Indische rijsttafel is gewoon ontstaan door familie-relaties en door de cultuur-uit wisseling tussen „Casa Grande y Senzala", hoofd en bijgebouwen, zoals Gilberto Freyre het zegt. Hollanders die een eeuw na de Portugezen in Indië kwamen, namen én de „lingua franca" en de wijze van eten (én van huizen bouwen én van kleden én van baden, etc. etc.) van deze Portugese Indo's over al moet gezegd worden dat in de loop der daarna volgende eeuwen de onderne mende Hollander zijn Hollands conservatis me t.a.v. bovengenoemde rijst-met-poppe oge en snert met kluif (aanvankelijk bonen soep en pekelvlees) vaak geheel opofferde en de rijsttafel aanzienlijk aan uitbreiding en equisiteit heeft doen winnen. (Lees verder pag. 24) Eerst straalt de vlakte als één groot facet, waarvan de bodem en de wanden met duizend stukjes glas zijn ingezet als deed dit God met eigen handen. Wat bibit vormt een hel gekleurde vlek langs dijkjes, die de sawahs scheiden en eenzaam laat een boom zijn schaduwplek op 't weerzien in het water glijden. Nu vloeit een groene sluier door het dal nadat de padie is gaan leven en tere stengels, eind'loos in getal, die staan in de morgendauw te beven...: De zon trekt hen de waterspiegel uit en zuigt de gouden, gele halmen uit stoppels, die hun wonderschone buit naar boven stuwen zonder talmen. Zó ligt een frêle tapijt tot in 't verschiet dat golvend buigt op zang der winden..., in 't ruisen van dit eeuwenoude lied is rijpe oogst de stééds-beminde. Dan... op zo'n helder-blanke, blijde dag vergaren vele rappe handen de volle aren... En een milde lach ligt op het landschap stil te branden. Leonard J. van Weel, alias Piertje Pelikaan, geboren 30 juli 1905, is geen onbekende voor ons Indischmensen. Hij was o.a. jaren lang „hofdichter" van het v.m. weekblad D'Oriënt. Hij heeft zich thans in de rijen van onze vaste medewerkers geschaard en zal met zijn werk, in de vorm van ge dichtjes, die hijzelf met een bescheiden woord „journalistieke verzen" noemt, de dagelijkse dingen van het leven, maar dan uit het hart gegrepen, belichten. Meer dan 30 jaar heeft hij in Batavia/Dja- karta gewoond en heeft alles meegemaakt, ook de Japanse bezetting en de kampen. Tot begin 1955 verbleef hij er, eerst opge klommen tot chef cultuurzaken van de Fa. H. G. Th. Crone, om na de oorlog te worden benoemd tot secretaris van de „Onderne- mersbond voor Indonesië". Na zijn repatriëring trad hij als procuratie houder in dienst bij de AKU-Arnhem. In 1958 werd hij in dezelfde functie geplaatst bij het „Verenigd-Plastic-Verkoopkantoor" te Zeist, een joint-dochtermaatschappij van de AKU en de Staatsmijnen op het gebied van de verkoop van plasticgrondstoffen en tot heden ten dage is hij dat gebleven. Wij heten hem van harte welkom in ons midden en vertrouwen, dat zijn vaste ru briek, „Ritselende Rijmpjes", voorlopig eens in de maand, een aanwinst voor het blad zul len betekenen, niet 't minst omdat de lezers daarin een weerklank zullen vinden van wat de Tropen voor Piertje Pelikaan betekend hebben en nog immer betekenen! J. C. H. 3

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 3