$Uï
^nno 1664
In het jaar 1664 waren bij de V.O.C. de trots en vreugde om het uiteindelijke bezit van de
specerij-eilanden zeer groot. De hongi-tochten waren met succes gevoerd, de opstan-
digen hadden zich onderworpen. Er waren wel veel doden gevallen, maar zij sliepen hun
eeuwige slaap in de aarde en de zeeën van de eilanden. De kruidnagel- en notemuskaat-
bomen, die aan de schennende hand der Compagnie waren ontkomen, leverden haar zoveel
goud op, dat de Molukken ten rechte de naam kregen van „de Schatkamer der V.O.C."
De Heren Zeventien zonden er bekwame Landvoogden heen en in de vriendelijke kerken
gewaagden vele dominees van God's Goedertierenheid.
In 1655 voer het schip Arnhem uit Holland
naar Oost-lndië. Aan boord bevonden zich
Ds. Abbema en zijn vrouw Cecilia Elisabeth
du Vayer, hun vier dochters en een zoon.
De 14e Februari 1656 kwamen zij te Batavia
aan en nog hetzelfde jaar vertrok het gezin
naar Amboina. Na een maand werd Ds.
Abbema overgeplaatst naar Ternate als
opvolger van Ds. Warmelo, die naar Banda
ging. De meisjes Abbema, mooi en lief
tallig, waren een aantrekkelijke aanwinst
voor de kleine samenleving in Ternate. Ds.
Abbema kreeg zondags een druk bezochte
kerk, „maar niet allen waren sieltoogent van
verlangen naar Gods Woort" zoals V. I. van
de Wall schreef in zijn: „Vrouwen uit den
Compagnies Tijd". Elisabeth, de oudste,
was de mooiste van de zusters en alle
jonge mannen maakten haar het hof. Ook
Simon Cos, die in 1656 Landvoogd van
Ternate was, een der rijkste Landvoogden
van de Molukken, toen hij Jacob Hustaerdt
als zodanig opvolgde. Hij was nooit ge
trouwd geweest. Zijn hoge positie en zijn
rijkdom waren in de tijden van de Com
pagnie van het hoogste gewicht, waar het
een huwelijk betrof.
Elisabeth Abbema, jong, mooi en vrolijk,
won het hart van Simon Cos en nog in
het zelfde jaar trouwden zij. Het huwelijk
bleef echter kinderloos. In 1659 stierf Ds.
Abbema. In 1662 werd Simon Cos Commis
saris der Oosterse Provinciën (Ambon,
Ternate en Banda) en Gouverneur-Directeur
van Amboina. In juni van dat jaar ver
huisde het paar naar Ambon. Voor Elisa
beth werd het een heerlijke tijd. Er werden
tochten gemaakt naar Hitoe en Hila, waar
Rumphius woonde met zijn vrouw Susanna
en zijn kinderen; naar Larike en andere
bekoorlijke plaatsen in de omgeving van
Ambon. Huiselijke feestjes werden georga
niseerd met zang en dans en waar kon het
nu gezelliger toegaan dan in Ambon.
In die tijd was Mr. Johan van Dam (1624-
1677) Gouverneur van Banda en Raet-extra-
ordinair van India. Hij was een zeer deskun
dig man op het gebied van bolwerken
en fortificaties. „De Pakhuysen en Kruyt-
kelders" werden steeds door de Compag
nie in de bijzondere zorg van haar dienaren
aanbevolen. Daarin werden immers de no
ten en de foelie voor de uitvoer bewaard,
de rijst voor de bevolking, de ammunitie
voor de vijand! Johan van Dam had daarbij
de uitnemende hulp van de vestigingbouw-
kundige Georg Everhard Rumphius, in die
dagen Oppercoopman te Hila aan de Noord
kust van Ambon.
Met zijn vriend Simon Cos maakte Rum
phius diens inspectiereizen mee, zo ook
de reis naar Ceram en de omliggende
eilanden in October en November 1663, die
voor Cos de laatste zou zijn. Bij zijn thuis
komst voelde hij zich niet goed, als gevolg
van een abces aan zijn been. Hij kreeg
zware koortsen en stierf de 24ste februari
1664.
Met veel praal werd hij begraven in de
Maleise Kerk, later de Hervormde Kerk,
waar misschien nu nog zijn mooi gebeeld
houwde zerk ligt met het volgende graf
schrift:
D'HEER
SYMON COS
EXTRAORDI NARIS
RAET VAN INDIA EN
GOUVERNEUR DER
PROVINCIE AMBOINA
OVERLEDEN 24
FEBRUARY
ANNO 1664
Hij liet een vermogen na van vijf tonnen
gouds, vermaakte aan Elisabeth vier tonnen
gouds, aan zijn zwager en drie schoonzus
ters elk 9000 rijksdaalders, aan zijn broeder
te Hoorn 16000 rijksdaalders, aan zijn
vrienden 10000 en aan de armen van zijn
geboortestad Hoorn 6000 rijksdaalders.
Johan van Dam was ook een groot bewon
deraar van Elisabeth. Het is niet zeker, of
er na de dood van Simon Cos, werkelijk
sprake was van een verloving tussen hen
en dat zij daarom naar Batavia vertrok,
om het huwelijk niet in Ambon te doen
plaats vinden, uit piëteit voor haar over
leden echtgenoot, die reeds van 1648 af
hoge functies in de Molukken bekleed had.
Wel verzocht van Dam de Gouverneur
Generaal Maetsuyker, die een goede vriend
van hem was, de jonge weduwe met de
grootste zorg te willen omringen. Maetsuy
ker was in 1663 weduwnaar geworden na
een 29-jarige echtvereniging met Haasje
Berkmans.
Toen Elisabeth op 3 juni met de Westfries-
lant in Batavia aankwam, nodigde hij haar
uit, haar intrek te nemen in het Kasteel.
Maetsuyker kwam zo onder de bekoring
van haar beminnelijke persoonlijkheid, dat
hij haar ten huwelijk vroeg. Zij trouwden
de 31-ste juli, zoals in het Dagh-Register op
die datum staat vermeld:
Na de middag heeft haar Ed. d'heer Gouver
neur Generael, Joan Maetsuyker, voor
Commissarissen van Huwelykse Saken, die
in haer Ed. wooning compareerden en ver
gaderden, ondertrouw gedaen met mevrouw
Elisabeth Abbema, weduwe wylen d'heer
Simon Cos salr. mo„ in syn leven extra-
ordinaris Raet van India ende werden de
heeren Raden van India, de Fiscael, Baillu
en Secretaris, nevens hare respective huys-
vrouwen op de voorbruyloft des avonts
genoodigt.
Het werd een gelukkig huwelijk, ondanks
het grote leeftijdsverschil. Bij al de pracht
en weelde van de Landvoogdelijke hof
houding, bleef Elisabeth de innemende,
hartelijke vrouw, die ook hier spoedig vele
vrienden maakte. Haar moeder woonde nu
ook te Batavia. Haar zuster Susanna huwde
Andries Bogaert, „Opperhooft van Jamby",
later Raet-ordinair te Batavia.
Slechts tien jaren zou Maetsuyker haar
naast zich mogen hebben. De 19e novem
ber 1674 overleed Elisabeth in de leeftijd
van ongeveer 36 jaren. Voor Maetsuyker
was haar dood een zware slag, hij over
leefde haar niet lang. Na een regering van
25 jaren, die viel in de glansrijkste periode
van het bestaan van de O.l. Compagnie,
waarin haar macht in Zuid- en Zuid-Oost-
Azië zich kon stabiliseren, en na een onaf
gebroken verblijf in Indië van 42 jaren,
overleed deze verdienstelijke Gouverneur
Generaal op de 9e januari 1678. Met grote
luister werd hij te Batavia bijgezet.
Nu in de maand juni van het Dagh-Register
vooral Ambon en de Molukken zo de aan
dacht krijgen, valt weer het volle licht op
Rumphius en zijn levenswerk, dat hij wijdde
aan zijn geliefd Ambon.
Een korte levensbeschrijving stond in Tong-
Tong no. 23 van 15 juni 1960, precies 358
jaren na zijn dood.
In no. 24 van juni 1960 schreef Ir. Z. S. in
zijn „Reactie op Rumphius", dat, toen hij na
de oorlog in 1945 op Ambon was, de ge
denksteen met een aan Rumphius gewijd
opschrift, verdwenen was, vermoedelijk
door Australiërs als souvenir meegenomen.
Adriaan van der Stel, Gouverneur van
Ambon van 1706-1720 had een kostbaar
marmeren monument, dat op voetstukken
rustte, opgericht in de tuin van Rumphius'
huis. Later bleek, dat hij niet in die tuin
begraven lag, maar de juiste plaats wist
men niet. Tijdens het Engelse Tussenbestuur
werden huis en tuin verkocht en de mar
meren grafsteen verdween. De Franse
natuurhistoricus Lesson, die tijdens een
wereldreis met de corvet La Coquille van
4 tot 28 oktober 1823 te Ambon verbleef
om het Rumphius-monument te bezichtigen,
vond alleen de voetstukken en vestigde er
de aandacht op van Gouverneur P. Merkus.
Toen Gouverneur Generaal Baron van der
Capellen op zijn Molukkenreis in 1824 een
bezoek aan Ambon bracht, gaf hij de schil
der-tekenaar Payen opdracht, een gedenk
steen te vervaardigen. 8 April 1824 had bij
een kleine plechtigheid de onthulling plaats.
Ook deze gedenksteen is nu dus verdwe
nen.
Het is goed te weten, dat Rumphius vele
toegewijde vrienden had. Joan Maetsuyker
was hem zeer genegen, ofschoon hij hem
(Lees verder pag. 21)
20