Ervaringen in liet moederland' Komt U misschien uit Indië door Jacq. Vréke die „kroegbaas" een psycholoog, want dank zij zijn sportieve behandeling, kweekte hij een nieuwe klantenkring! „Ik zag het bij uw binnenkomst" Nog niet zo lang geleden moest ik beroeps halve in Rotterdam zijn. Met een zaken relatie had ik afgesproken in een keurig café-restaurant. En indachtig aan de beken de Franse uitspraak: „La ponctualité c'est la politesse des rois" was ik dus iets vroe ger op het appèl dan de man, met wie ik de afspraak had gemaakt. Ik ging naar binnen, zette mij aan een tafeltje, riep „Ober!" en bestelde een pilsje. De ober was, zo te zien, een ervaren man van het vak, die in rok gehuld mij prompt en keurig bediende. Aangezien geen enkele andere bezoeker op dat ogenblik zijn hulpvaardigheid van node bleek te hebben, bleef hij naast mijn tafeltje gepos teerd staan. Keek mij eens aan en vroeg: „Komt U misschien uit Indië?" Opnieuw verraste mij deze vraag. En na mijn bevestigend antwoord vroeg ik de enigszins bejaarde ober, waarom hij dat dacht. „Wel zo verklaarde hij ik zag het al bij uw binnenkomst". Stomverbaasd zei ik me te verbeelden, dat ik was binnengekomen zoals iedere andere bezoeker. „Neen, meneer" legde hij uit „Toen U binnenkwam nam U onmiddellijk uw hoed af. Liep zelfbewust naar een tafeltje, riep mij met verstaanbare stem en bestelde een biertje. Meneer zo voegde hij eraan t0e die oud-lndischgasten herken ik onmiddellijk aan hun wijze van optreden. Bovendien moet U weten, dat ik jarenlang op Indië heb gevaren als hofmeester, zodat ik mij zelden in de allure van oud-lndisch- gasten vergis. In hun allure ligt iets van zelfbewustheid, als ik het zo eens mag uitdrukken, waarvan zij zichzelf geen reken schap geven..." Op de tram in Den Haag Laatst stond ik op de tram in Den Haag. 't Was een kille dag en de conducteur wreef zich de handen warm. Mij toevoegend: „Nou, meneer, dat land, waar U vandaan komt, daar is het vast warmer". Op mijn vraag of hij dan wist, waar ik vandaan kwam, antwoordde hij: „Uit Indië, meneer. En hoewel U er helemaal niet Indisch uitziet, zag ik het direct. Want U hebt uw kleingeld los in uw zakken zitten, en moest eerst even nagaan in wélke zak. Dat doen meestal lui uit Indië, want Hollanders ste ken hun geld in een degelijke portemon- naie. Tenslotte nog dit: Onlangs reed ik per tram van Scheveningen naar het Hollandse spoorstation in Den Haag. En bemerkte tot mijn schrik geen rode stuiver bij me te dra gen. „Geen nood aldus de conducteur U komt zeker uit Indië. Dat maak ik her haaldelijk mee. Gaat U straks even naar het controleurshuisje, voor het station. Ik zal het daar melden en dan regelt U het wel". Inderdaad, dat heb ik gedaan, met een ruime fooi voor de conducteur, die kennelijk wist wat het woord „service" betekent. Komt U misschien uit Indië? Ja en telkens als me deze vraag wordt gesteld, antwoord ik met trots: terang-dong Bijna ben ik er zeker van, dat vele lezers van ons blad wel eens de vraag gesteld is: „Komt U misschien uit Indië?" Een vraag, die soms verbazing wekt, vooral als men er niet zo opgelegd Indisch uitziet. En mij verwondert, als totok met 24 tropenjaren achter de rug een dergelijke opmerking, omdat ik mij verbeeld heus niet een kennis geving op de borst te dragen, waarop te lezen staat, dat ik de beste jaren van mijn leven in het schone Insulinde heb door gebracht. Toch wil ik enkele recente ervaringen boekstaven, opgedaan in het kille kikker land, dat wij in de Oost het „moederland plachten te noemen en niet het vaderland. Ja, het „moederland". Een destijds gebrui kelijke benaming, die ongetwijfeld psycho logen en andere zielevorsers onder onze lezers stof tot overpeinzing kan verschaf fen. Sproot die benaming voort uit een soort onbewust moedercomplex? Ik weet het niet, want ik ben geen psycholoog. Toch heb ik enkele malen in het moederland mensen ontmoet, en waarlijk geen geleer den, die van psychologisch inzicht getuig den jegens totok en Indo met de vraag: „Komt U misschien uit Indië", een vraag, die spontaan bevestigend moest worden beantwoord. En de begrijpelijke wedervraag ontlokte: „Waarom denkt U dat?" Oordeel van een „kroegbaas" Van de winter ontmoette ik in Amsterdam een oude vriend, een Indischman van Java, stuurman op de grote vaart. We waren bij een ons bekende Indische familie op be zoek geweest en wandelden naar huis, langs de befaamde Rozengracht. En in de buurt gekomen van het pand, waar Rembrandt gewoond heeft nadat hij insolvent was ver klaard, begon mijn vriend Siep te klapper tanden van de kou. 't Was inderdaad het weertje wel. ,,'t Kan me niets meer schelen zei hij maar de eerste de beste kroeg, die ik zie, ga ik binnen om bij te komen". Zo gezegd, zo gedaan. Met enigszins ver baasde blikken keken de klanten van het Jordaanse buurtcafé'tje ons aan, doch hin gen weldra aan de lippen van Siep, die ruim voorzien was van sterke verhalen, waarin Soerabaja, Makassar, Palembang, Bagan si Api Api, Belawan, Sabang, Emma- haven en Benkoelen Tandjong Priok en Semarang niet vergetend de locale kleur verschaften. Verhalen, die naar zich laat begrijpen, op oud-Indische wijze ruim schoots besproeid werden met produkten van brouwers en distillateurs, die ook vroe ger reeds in Indië ruime bekendheid geno ten. Toen echter het sluitingsuur was geslagen moesten we afrekenen. Siep en ik brachten het echter niet verder dan enkele Neder landse guldens, die allerminst toereikend waren om de consumpties te bekostigen. Maar gelukkig was ik in het bezit van 20 rasechte Amerikaanse dollars, die ik de Jordaanse caféhouder ter vereffening van de rekening aanbood. En wat dacht U? Hij weigerde ze te accepteren, met de opmer king: „Och, heren, ik ken U weliswaar niet. Maar U komt uit Indië en U komt me heus wel eens betalen... En kan ik U misschien nog met een bedrag van dienst zijn?" Totaal verbluft en uiterst dankbaar namen we afscheid. Met het gevolg, dat we alle Indische vrienden en kennissen van dit avontuur verhaalden, hun nieuwsgierigheid opwekten en hun naam en adres van het Jordaanse buurtcafé'tje gaven, waar zij zich van de waarachtigheid van onze ervaring gingen overtuigen. Goed beschouwd was Er was maar één Pasar Ikan Ruikt U de vislucht? Hoort U het zachte geplepper van het water tegen de stenen kademuur, tegen de prauwwanden? En herinnert U zich dat sympathieke vissersvolkje, tintelend van levensvreugde en boordevol humor? Maar misschien voelt U meer voor Marken of Volendam 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 6