/I71 f
TONG TONG BOEKENCLUB
HET VINDEN VAN EEN DEUR
„De Sirenen" en „Donker van uiterlijk" door Maria Dermoüt - Querido
Eigenlijk begrijp je wel waarom Maria Dermoüt er met al haar buitengewone en veel
geprezen eigenschappen als schrijfster in Holland toch nooit goed in zal gaan. Daarvoor is
ze te veel vertelster. En Oosters vertelster erbij. Schrijvers zijn exact. Ze beschrijven een
aantal verhoudingen in een zekere procedure tussen mensen, dingen en handelingen. Er is
een begin en een einde en er is wetmatigheid: oorzaak en gevolg; schuld en boeten; enz.
Vertellers verkeren samen met de toehoorder in een sfeer, die gezamenlijk verkend wordt:
een kooi in het universum. Er wordt niets begrepen; alleen maar doorvoeld en aangevoeld.
De exacte dingen zijn slechts variatie van het onbegrepene en mystieke. Mensen zijn dwa-
lenden. Diepe wijsheid en kinderlijkheid liggen vlak naast elkaar en worden afwisselend en
door elkaar gebruikt. De man die gewend is aan lezen, aan een systeem van snelle pro
gressie van feiten en handelingen, in een bepaalde stijl, raakt in de war bij Maria Dermoüt.
Men vindt haar soms kinderachtig (ze zegt b.v. jokken i.pl.v. liegen en ze zegt: „o, o
wat wij kennen van Ot en Sien) en soms nodeloos uitvoerig in het beschrijven van een
kamer, een etenstafel, een klederdracht. De lezer verwacht actie, ontknoping, emotie en
Maria vertelt maar
Maria Dermoüt behoort tot de klasse van
Herman Melville en William Faulkner, die
hun verhalen niet bouwen, maar a.h.w. spin
nen, zich voortdurend bewust van de we
reld rondom hun verhaal, het wonderlijke
van het gebeuren. Men moet tijd hebben
om zich los te maken uit zijn omgeving;
men moet veel ruimer kunnen denken dan
Europees alleen, men moet geen behoefte
hebben aan het volgen van een handeling
van begin tot einde, maar geboeid zijn door
elke phase van deze handeling. En voor
veel meer dan misschien Maria Dermoüt
zelf beseft, moet men Indië kennen. En moet
men Hollandse maatstaven thuislaten. Waar
kom je b.v. met kwalifikaties als „schijn en
werkelijkheid", „realisme en romantiek?"
De techniek van analytisch schrijven is haar
vreemd, maar toch dringt ze vaak adem
benemend precies tot in het hart der hande
lingen door. Het gemak waarmee zij van de
historische roman overstapt naar het mo
dernste surrealisme is verbluffend en kan
alleen begrepen worden door hen die weten
dat voor de menselijke geest eigenlijk geen
tijd bestaat en dat handelingen zich eeuwig
herhalen.
Bij haar (tenslotte toch nog vrij plotselinge)
dood liet Maria een aantal manuscripten na,
deels voltooid, deels in diverse fasen van
voleindiging, die het uitgeven ten volle
waard bleken te zijn. Maar hoe uit deze
vrij chaotische massa toch nog een of meer
samenhangende bundels samen te stellen?
Het is inmiddels gebeurd met de bundels
„De Sirenen" en „Donker van uiterlijk" en
ik kan niet anders zeggen dat de samen
stellers eer hebben van hun werk.
Want inderdaad vormen de verhalen „De
Prinses van het Eiland" en „Toetie" een
genre apart en horen in een aparte bundel,
die de bijzonder goed gekozen naam „Don
ker van uiterlijk" heeft gekregen. De an
dere vertellingen zijn gebundeld in „De
Sirenen", een bundel, die naar vorm en
trant een voortzetting zijn van de vorige
bundels van Maria Dermoüt: „De juwelen
haarkam", „De Tien Duizend Dingen", enz.
Ik geloof dat de gemiddelde Nederlander
niet veel verschil zal zien tussen al die
andere bundels en „Donker van uiterlijk",
en als ik de paar recensies door kijk, die er
reeds over geschreven zijn, dan vind ik mijn
mening bevestigd. Tussen twee haakjes: wat
zijn Nederlandse recensies over Maria Der
moüt vaak slordig en oppervlakkig: mooie
woorden netjes aaneengelijmd en kennelijk
overgenomen van het boekomslag. De re
censenten zien en voelen geen verschil tus
sen b.v. een verhaal als „De haaienvechter"
(De Sirenen) en „Toetie" (Donker van uiter
lijk).
Maar er is een bijzonder belangrijk verschil
zijn de andere verhalen van Maria Dermoüt
gewijd aan de mens in een sfeer, in „Don
ker van uiterlijk" dringt Maria in de mens
zelf door, en de verhalen zijn bijzonder
knappe psychologische analyses van „De
Indo". Ik weet niet wanneer deze verhalen
geschreven zijn, maar ik ken ze, omdat
Maria Dermoüt ze bij mijn bezoeken aan
haar in Noordwijk-aan-Zee vaak met me
besproken heeft. Niet in de trant van: hier
heb je ze, lees ze eens en vertel me wat
je ervan denkt, maar als fragmenten in dis
cussies over haar en mijn opvattingen van
literatuur (Europees en Aziatisch) en onze
levensinstelling in Europa.
Mijn felle Tong-Tong-acties, mijn voortdu
rende verdediging van het Indo-schap en
het karakter van mijn korte verhalen in Tjies
en Tjoek verwarden haar. En ik vond Maria
„te etherisch". Zij mij nodeloos realistisch
en wild. Enz. enz. Wie Maria's verhalen en
de mijne kent, zal begrijpen langs welke
wegen deze discussies zich ontwikkelden.
Ik onderschreef Maria's mening dat alle
mensen ter wereld in eenzelfde patroon
leven van Strijd met het Lot, in begrip en
onbegrip, aanvaarding of verwerping, liefde
en haat, overwinning of ondergang, vernie
tiging of resurrectie, en zo voort, en zo
voort, en dat dit patroon overal herkenbaar
was. Daarom ook kan er zoiets bestaan als
„wereldliteratuur": wij herkennen in bele
venissen van mensen elders in de wereld
onszelf.
Maar ik verwierp Maria's mening dat het
„dus" niet nodig zou zijn om dieper in de
eigen natuur door te dringen van b.v. de
Amboinees, de Hollander, de Javaan, de
Indo. Want ons Lot is juist onze geaard
heid, onze bijzonderheid. Ook al is het pa
troon gelijk, de kleuruitvoering is verschil
lend en maakt dat hetzelfde patroon telkens
weer een andere warmte heeft en karakter.
En dat die juist leven en geboeidheid geven
aan het vaak „saai" wordend patroon. Meer
nog: de kleur geeft het unieke en het waar
achtige aan elk mens in zijn maatschappij
en zijn tijd. Een Draupadi is ondenkbaar bij
Chinezen of Europeanen, een Don Quixote
is een Spanjaard, de Vliegende Hollander
is de man wiens doem het is eeuwig te
zwerven, dus is hij „uitgevonden" in het
land dat eeuwig thuiszit: Holland, Hang
Toeah een Maleier en Sam Pek Eng Tay
een Chinees. Het is te begrijpen dat in een
gesprek tussen een Indisch meisje en een
Indo middelpunt van elke beschouwing toch
weer werd: de Indo, bestaat hij wel of niet?
Is zijn Indo-schap zijn lotsbepaling of niet?
Is zijn bewustheid alszodanig gerechtvaar
digd of niet?
De discussies liepen meestal vast rond de
vraag: „Moet je het nu zo nadrukkelijk
stellen of niet?" Ik meende van wel, altijd
koppigzeggende: wie dieper doordringt in
een mens, ontkomt niet aan het tekenen van
zijn aard, ook al weiger je de soort bij de
naam te noemen.
Wel, in beide verhalen in „Donker van uiter
lijk" noemt Maria geen namen, maar tekent
de „soort" in duizend forse lijnen en rag
fijne lijntjes, stuk voor stuk herkenbaar. De
tekening van het menselijk patroon zo
sterk in alle andere verhalen gaat bijna
geheel verloren in de kleur der typen. In
menige pagina vinden we de probleemstel
lingen van de Indo en het misverstand tus
sen Totok en Indo terug.
Het over het verleden praten, waarvan de
Hollander zegt: „Vergeet dat maar. Het is
toch voorbij. Je wordt er alleen maar be
roerd van" zien we terug in het gesprek
tussen de Hollandse grootpa en de .prin
sesjes van het eiland", als wees in Holland:
„Je moet proberen dat niet verdrietig te
vinden", zegt Opa (het denken aan het
Stuur mij:
ex. Donker van Uiterlijk, door
Maria Dermoüt, tegen de
prijs van 8,90 plus
f 0,60 porto, totaal
9,50 per stuk.
ex. De Sirenen, door Maria
Dermoüt, tegen de prijs
van 5,90 plus 0,60
porto, totaal f 6,50 per
stuk.
Een bedrag van werd door
mij gestort op uw girorekening 6685/
overgemaakt per postwissel. (Door
halen naar wens).
Naam:
Adres:
Woonplaats:
10