Herinneringen uit
1 WAROENG SOEBOER I
DE VROUW
mijn Indische jaren
Decembermaand; Spekkoekmaand
De Jan Pieterszoon Coen, los van de stei
ger, voer langzaam achteruit. Ik zag
mijn dierbaar Sabang verdwijnen. Héél Sa-
bang was uitgelopen om ons vaarwel te
zeggen. Ja, wij waren overgeplaatst naar
Batavia. Toen, beste mensen, stond ik te
huilen aan de railing. O zeker, wij zouden
natuurlijk heel veel Indische plaatsen zien,
bergen, rijstvelden, noem maar op. Ik hield
toch van Indië, van alles wat Oosters was.
Natuurlijk, maar ons huis in de Koningin
Emmalaan, de palmbomen in de tuin, en
dan het voornaamste, onze oude trouwe
djongos en kokkie! Zij gingen naar hun
dessa en kochten daar een klein huisje, om
verder hun leven te slijten en aan hun
„Toean en Njonja moeda" te denken. Zij
wilden niet in ons vertrouwde huis bij
„andere blanda's" werken. Ook zij stonden
beneden aan de kade, en kokkie huilde.
„Tabeh Toean, tabeh Njonja moeda, slamat
djalan!"
Het leven gaat verder, en ik was wel vlug
gewend, doch altijd heb ik in mijn hart
gezegd: „Sabang is voor mij echt Indië".
En wanneer ik ook nu zit te typen, heb ik
één gedachte: nog éénmaal Sabang weer
te mogen zien!
Batavia was een stad, dus een heel ver
schil met ons eiland Poeloe-Weh. Maar,
Indië was en bleef het. Oók Meester- Cor
nells en Soerabaja en Semarang.
Wij hadden de eerste tijd een aardig pavil-
joentje. Met een baboe-tjoetji en kokkie.
Maar het koken van deze of de kokkie op
Sabang was wel een groot verschil. Wan
neer wij rijsttafel daar aten, kwam de kip
gebraden op tafel. Doch de eerste keer dat
onze kokkie Siti rijsttafel klaar moest ma
ken, en van de passar met een mand vol
sajoeran, lombok en vruchten het erf op
kwam, duwde zij mij een levende ajam on
der mijn neus. Het beest kakelde verward
onder het gesprek van kok aan één stuk
llllll!llllllllllll!'lllllllli:illlll!l[illilillllllllllllll!lllllll!llllllllllllllllllllllllllllllilil![lilllllllD
Slamet
Dateng
Koningstr. 16, Den Haag, tel. 60 41 42
1 HET ADRES waar U lekker en goed- j
I koop INDISCH kunt eten. ELKE DAG
j VERS. Ook kant en klaar mee te
nemen.
Geopend: dagelijks v. 10-10 uur. Zon-
dags v. 2-10 uur. Dinsdags gesloten.
llil!ll]llllllllll!lllllll!llllll!llllllllllllllllllllllllli!l!lllll!!IIIIIIIIIIIIIIIIINIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII!lllil!l]lllllllllllilii
door A. Th. Brandenburg-de Rooy
door. „Moerah njonja, terlaloe gemoek,
itoe ajam".
Het beest begon hevig te protesteren in
mijn arm. Ik zei: „Wat moet ik met die
ajam, kokkie, moet jij dat beest hier dood
maken?"
„Saja, Njonja-moeda, tida apa!"
„Tida apa?" vroeg ik, en tegelijk gooide ik
de kip hoog de lucht in, die al luid kake
lende van blijdschap over zijn herwonnen
vrijheid, vlug ergens onder een pagger door
vloog.
„Ziezo", zei ik, „dan maar geen kip". Maar
mijn grappige kokkie sloeg de handen in
elkaar en smeekte Toean Allah zo'n gekke
njonja Blanda maar weer gauw over te
plaatsen.
Het „sajang, adoe... Njonja-moeda", hoor
de ik steeds, wanneer ik naar de bijgebou
wen moest. In het vervolg zou zij me de el
lende van 't kippen slachten achter op 't erf
maar besparen, zei zij. En inderdaad kwam
zij verder met een geslachte kip thuis.
„Wij moesten met de feestdagen naar
Lembang gaan", kondigde mijn man de
naderende vrije dagen aan.
„O, dat is fijn, enig", juichte ik. Hè, die
heerlijke bergen, en om weer eens echt in
een dessa te lopen, dat was verrukkelijk!
Ik aan het koffers pakken. De ochtend van
vertrek waren wij al heel vroeg op. „Je
bent veel te vroeg" zei mijn man.
„Dat geeft niet", antwoordde ik, „dat is
juist fijn, kunnen we een goede plaats
uitzoeken!" Wij hielden beiden niet van te
laat komen (ik ben nog zo: klokslag het
aangekondigde uur sta ik op de stoep, als
de mensen tenminste een stoep hebben).
Kort en goed, wij waren wel een uur te
vroeg op het sVation Weltevreden. „Hè,
jij ook" zei mijn man „met je: maak nou
voort zeg! Nu zie je wat er van komt...
één uur te vroeg!"
Maar toen önfdekte manlief een gereed
staande trein. „Je hebt gelijk zeg, de trein
staat er al, stap maar vlug in" sprak hij
weer in zijn humeur. Ik vertrouwde het
zaakje niet helemaal, want de station
chef met een vlaggetje in de hand, kwam
op de trein toelopen. Ik wees mijn man
hierop en hield vol dat deze trein niet de on
ze kon zijn. „Ach jawel", zei hij en gooide -
de de koffers in de wagen, tegelijk mij in de
bewuste trein voortduwende, „stap in, jog".
Ik voelde mij helemaal niet gerust terwijl
ik een klein handkoffertje, plus een beeldige
lila Indische parasol boven in het net legde
En op dat moment gaf de chef het signaal
van vertrekken. „Verdje hebt gelijk"
riep mijn man, vlug zeg, de trein uit, en hij
sleurde mij mee en met een sprongetje
belandde ik weer op het perron. De trein
reed al en twee keer ging mijn man er
(van Oma Tio)
Laat Kokkies Winkel uw spekkoek
zendingen naar uw familie of kennis
sen verzorgen, waar ook ter wereld.
Spekkoek van Oma Tio blijft drie
maanden goed. Verleden jaar tiental
len mensen teleurgesteld, omdat
„Soedah" uitverkocht. Zóóóó lékker!!
Kokkies Rijstwinkels:
Witte de Withstraat 128
Telefoon 89438
Slotermeerlaan 125
Telefoon 130362
Simonskerkestraat 11
Osdorp, Tel. 199323
AMSTERDAM -W.
P.S. Wij verzenden over de gehele
wereld.
weer in, om de koffers te halen. En met een
zucht van verlichting zei hij: „Dat was even
een geluk hè!"
Maar ineens kwam ik tot een droeve ont
deking. „Daar gaat mijn mooie parasol,
daar", riep ik, wijzende naar de trein die in
de verte reed.
„Is er iets", kwam de chef naderbij. En toen
hij van het geval hoorde, „o, dat is niet
erg, gaat U maar even mee naar het kan
toor, dan bellen wij het eerstvolgende
station op, en kunnen zij die parasol daar
uit de trein halen.
Zo gezegd, maar niet zo gedaan, want in de
haast, daar ik mee moest hollen, vloog ik
tegen een djongos van één of andere
njonja besar op, die het eten voor de Toean
naar Tandjong Priok moest brengen. En de
etensdrager rolde over het perron. Alle
bakjes over de grond
Aardappelen, boontjies, croquetten, lekkere
agar-agar pudding, dweilde in een verruk
kelijk sausje.
En de „Adoe, Njonja-moeda..., adoe, sajang
toh, saja poenja Toëan dan Njonja marah!"
meieerde de hele santekraam. Ik kon be
slist niet mee jammeren, en stikte van het
lachen. Ook mijn man was op zijn vlugge
schreden teruggekeerd en deed hartelijk met
mij mee. Doch hij suste de arme djongos
door hem schadeloos te stellen.
Maqr intussen stond ik met een schoen en
één kousebeen op het perron, want toen ik
over die potten en pannen viel, vloog mijn
muiltje met een elegante zwaai, in een grote
boog over de rails op het tweede perron
en bleef daar eenzaam staan, zodat ik er
meteen weer in had kunnen stappen. Zelf
had ik die schoen nooit met zo'n élégance
op het tweede peron gemikt.
Ik kan U zeggen beste mensen, na een uur
rijden zaten wij nog te lachen en te grinni
ken. Zodat 'n paar passagiers gauw meede
den, zonder dat zij wisten waarom zij eigen
lijk moesten lachen. De boy in de trein, die
ons koffie bracht, stak ik ook al aan. En hij
begon eveneens al vrolijk te grijnzen.
„Njonja senang betoel?!"
„Terlaloe senang, djongos". Maar, parasol
tida, ada, habis, want wij waren in Ban
doeng, toen het zonnescherm weer ter
sprake werd gebracht.
Nou ja,... soedah, tida apa!
12