„Ik kende Mata Hari
Mej. Louise Balkstra (87) woont met haar zuster, mej. Laura Balkstra
(85) in een moderne flat aan de buitenkant van Den Haag. Mej.
Louise reageerde op de oproep in Tong-Tong (30 juli): of er onder
de lezers wellicht nog iemand was, die Mata Hari had gekend? Ja,
zei mej. Louise, ik heb haar gekend, en goed. Tong-Tong ging bij de
dames op bezoek: uw verslaggever, ofschoon ook niet meer in de
bloei der jeugd, voelde zich in de huiskamer van de dames Balkstra
aanvankelijk als het kleine neefie, dat bij de tantes op bezoek
komtmaar als de meeste tantes waren deze, in haar met soeve-
niers uit het goede Indonesië rijk gesierde huiskamer in staat neefje
binnen enkele ogenblikken op zijn gemak te stellen.
De geschiedenis van de Balkstra's is die
van zovele Nederlanders, die naar het verre
Indië trokken en daar hun geluk vonden
ondanks soms onvoorstelbare moeilijkhe
den. Vader G. P. Balkstra, koopvaardij-
officier uit Workum (geparenteerd aan het
oude redersgeslaght van de Botgans-en)
kwam op zeker ogenblik in Indië, bleef er,
trouwde een juffrouw Fagnoti van Italiaans-
Belgische afkomst en ging op de Kloet
pionieren. Daar ontstond met de jaren een
koffie-onderneming, Kemloko, op ongeveer
12 paal van Blitar maar de geschiedenis
van het ontstaan en de bloei van Kemloko
is een geschiedenis op zichzelf. Daar wer
den de kindertjes geboren, onder wie dus
Louise en Laura en ook de vrouw van onze
oude vriend D. M. G. Koch, Henriëtte Balk
stra in totaal vijf. Er was ook nog een
aangenomen kind. Het was, ondanks de
ontberingen die men „in het binnenland" zo
tegen het einde van de vorige eeuw zich
wel moest getroosten, een gelukkig leven.
De ziel van de familie, de vrouw van G. J.
Balkstra, ontginner van de rimboe, koffie
planter en „baas" van Kemloko was de
vrolijkste, meest opgewekte en inspirerende
figuur die men zich denken kan. Trouwens,
zonder veel optimisme, levenslust, door
zettingsvermogen en goed humeur zou het
daar op de hellingen van de Kloet, waar als
de avond viel „de grote poezen" rond het
huis slopen het leven niet draaglijk geweest
zijn.
In de besaran van Kemloko was Mary
Greve, vriendin van Louise altijd welkom, en
toen zij op zekere dag een kennisje „van
de boot" meebracht dat zal omstreeks
1896 of een jaar later zijn geweest werd
ook dit vrouwtje, Margaretha Zelle, een
welkome gast.
Mary Greve, later getrouwd met de planter
A. van Laer, had met de familie MacLeod,
de veertigjarige majoor en zijn twintig jaar
jongere vrouwtje Margaretha de reis ge
maakt, toen zij naar Indië vertrok. Greta had
geen plezierige jeugd gehad, maar haar
vlucht in het huwelijk was ook geen succes.
Greta was een levenslustig jong ding, haar
echtgenoot een rustige en teruggetrokken
figuur. In Atjeh, de eerste standplaats van
de majoor, speelde zich een drama af, dat
het leven kostte aan de oudste van de bei
de kinderen uit dit ongelijke huwelijk. Uit
wraak voor een disciplinaire straf, die de
majoor had opgelegd aan zijn ordonnans,
vergiftigde de vrouw van de ordonnans die
als kokkie bij de MacLeods diende, Nor
man, toen een jaar of vier, de oogappel van
zijn vader en het evenbeeld van zijn moeder,
wier prachtige ogen hij had geërfd. Mac
Leod is die slag nooit te boven gekomen.
Hij versomberde meer en meer, trok zich
elke dinsdag de sterfdag van zijn zoon
tje met diens portret terug. Zijn verdriet
nam een pathologisch karakter aan. Hij
maakte zich schokkende verwijten: zou hij
de ordonnans niet hebben gestraft, dan zou
Norman nog in leven zijn...
De kloof tussen de levenslustige jonge
vrouw en de sombere, veel oudere man
verwijdde zich met den dag. Telkens langer
perioden onttrok Greta zich aan zijn aanwe
zigheid. Toen de familie MacLeod in Ban-
joebiroe werd gestationneerd, werd de al
tijd gastvrije besaran van Kemloko met zijn
opgewekt en vrolijk familieleven een toe
vluchtsoord, waar zij soms maanden ver
bleef. Haar beste vriendin daai werd Louise,
die immers op haar beurt de vriendin was
van Mary Greve, de schakel tussen Greta
en de Balkstra's.
Louise zegt: zij was niet mooi, maar
een uitgesproken persoonlijkheid, vol char
me, vol gratie; zij danste als een godin. In
één avond was zij door naar het dansen te
kijken, de meest ingewikkelde dansfiguren
meester. Zij kleedde zich met groot raffine
ment en flirtte graag. Haar mond was te
groot, haar lichaam te kort om haar „mooi"
te kunnen noemen, maar ze had prachtige
benen.
Mata Hari in haar glorietijd
Ze had toen reeds, naar uit allerlei kleinig
heden bleek, vele „kennissen" onder de
mannen met wie ze in aanraking kwam,
maar Louise zocht daar nooit iets achter:
ze was zó van kostschool thuis gekomen.
Greta was dol op moeder Balkstra en tal
van opmerkingen, die Louise later pas in
het juiste perspectief kon plaatsen, getuig
den van haar diepe genegenheid voor de
vrouw, die zij in vertrouwelijke ogenblikken
zelf ook „moeder" begon te noemen. „Als
jij mijn moeder maar was geweest, zou ik
nooit slecht geworden zijn..." zei Greta
eens, zonder dat Louise begreep, wat zij
daarmee zou kunnen bedoelen. Van de
relaties, die Greta toen al met andere man
nen onderhield had Louise geen flauw ver
moeden. Kwam Louise in Banjoebiroe, dan
bleek Greta's echtgenoot, ofschoon een
teruggetrokken en somber man, toch altijd
vriendelijk en tegemoetkomend jegens zijn
vrouw: ruzie was er niet. Maar wel een
onmeetbare afstand tussen twee mensen,
die naar hun levensopvatting, karakter en
leeftijd bijzonder slecht gepaard waren.
Andere ontboezemingen van Greta zijn in
de herinnering van Louise blijven voortle
ven... Half schertsend, half ernstig: „Ik
word nog eens beroemd... of berucht". En
dan die profetie, die zulk een beklemmende
vervulling tegemoet ging: „Ik sterf nog eens
op het schavot..." Nauwelijks 16 jaar later
zou zij, voor het vuurpeloton, de blinddoek
weigeren. Heeft zij toen aan die woorden
gedacht... of heeft zij, zoals haar advocaat
later aan een van de Balkstra's vertelde,
gemeend, dat zij toch niet gedood zou
worden, omdat men haar uit medelijden had
gezegd, dat het peloton met los kruit zou
schieten en men haar daarna zou laten
verdwijnen?
Omstreeks 1902 kwam aan de relatie tussen
de Balkstra's en het jonge vrolijke vrouwtje
een eind: Greta verliet de echtelijke woning.
Louise heeft haar nooit weergezien. Mac
Leod bleef achter met de herinnering aan
een vrouw, die hem minachtte en bedroog;
aan een zoon die hem door een gruwe
lijke speling van het lot was ontnomen, en
een ziekelijk dochtertje Louise - „Kaka" -
dat zijn blauwe ogen had, maar haar moe
ders teint en dat bij hem blijven zou tot haar
onverwachte dood in 1921. In een brief aan
de familie Balkstra meldde MacLeod het
vertrek van zijn vrouw, met de mededeling,
dat hij nochtans altijd voor haar zou blijven
zorgen. „Ik heb ook schuld, en hongerlijden
zal ze niet". Zeer spoedig was die zorg
niet nodig meer: Greta begon als Mata
Hari haar fantastische carrière als danse
res, courtisane en tenslotte spionne, die
met haar dood door de kogel zou eindigen.
MacLeod nam ontslag uit de dienst, woonde
nog enige tijd in Bandoeng en begaf zich
toen naar Nederland. Als dat gebeurt zorgt
Louise voor warme kleertjes voor Kaka.
In 1905 gaat vriendin Mary Greve, dan in
middels mevrouw van Laer, met haar man
met verlof naar Europa. In Parijs zien ze
aanplakbiljetten van de befaamde danseres
Mata Hari en nemen plaatsen voor de voor
stelling. Zij realiseren al spoedig dat het
„oosters" karakter van Mata Hari's bijna
naakt optreden alleen het etiket is zij
realiseren ook de ongehoorde bekoring, die
(Lees verder pag. 19)
7