Prof. A. de Waart:
Volksgezondheidszorg in Ned. Indië tot 1942 (I)
Batavia werd vroeger het kerkhof der Europeanen genoemd. Er stierf in de 18e eeuw jaar
lijks 1/4 van de Europeanen en het werd nog in 1807 beschreven als „een besmet Smirna,
dat van vriend en vijand wordt geschuwd".
Nu moet men niet vergeten, dat het oude Batavia (de latere benedenstad), zoals de Haan
zegt, wel expres gebouwd leek te zijn om eens te tonen hoe men het in de tropen NIET
moet doen.
Op een moerassige bodem had men huis
naast huis gezet aan modderige grachten,
feitelijk open riolen, met vaak stilstaand
water. De leefwijze der Europeanen in die
tijd te Batavia kon ook niet als ideaal hy
giënisch worden beschouwd. Lichaamsbe
weging werd vrijwel niet genomen, voor
baden voelde men niet veel, men overat
zich aan zware spijzen en beschouwde
alcohol als een prachtig en onmisbaar voor
behoedmiddel tegen ziekte. Driemaal daags
werd jenever in een of andere vorm gedron
ken. In 1846 schreef nog een Engelsman:
,,Gin and brandy have killed five sixth of
all the Europeans who have died in Batavia
within the last twenty years".
Denken wij daarbij nog aan de in het geheel
niet op de tropen ingestelde kleding van
die tijd, en vergeten wij vooral niet de
infectieziekten, die hun tol opeisten, zoals
malaria, pokken, dysenterie, typhus en cho
lera, dan is wel duidelijk, dat de ongezond
heid van Batavia grotendeels op rekening
van andere factoren moest worden ge
schreven dan klimaatsfactoren.
Van preventie tegen ziekten was nog wei
nig sprake, ten dele door onwetendheid,
ten dele door gebrek aan medici.
Weliswaar had de Compagnie aan het eind
van de 18e eeuw 300 chirurgijns in dienst,
maar daarvan waren 100 op schepen varen
de, 100 gedetacheerd aan de Kaap en in
Ceylon, Voor-lndië en Japan; de overige
100 waren over de gehele Archipel ver
spreid. Eind 1851 (toen op Java met de
dokter-djawa-opleiding werd begonnen) was
het aantal geneeskundigen, alle in militaire
dienst, voor geheel Indië niet meer dan 140.
Toch zijn er uit die oude tijd enige bijzon
derheden bekend, die reeds een indruk
geven van pogingen tot behandeling en
voorkoming van ziekten, en komt dus reeds
hier en daar een streven naar preventie
naar voren. Ik wijs b.v. op het volgende:
BONTIUS beschreef in zijn Bataviase jaren
(1627-31) reeds de beri-beri en de framboe-
sia, en wees op de overeenkomst van deze
laatste met syphilis. RUMPHIUS beschreef
in 1660 op Ambon reeds, dat beri-beri kan
genezen door katjang-idjoe.
Eind 17e eeuw beschrijft een Frans eskader
commandant dat de meeste Hollanders in
Indië aan beri-beri lijden door „te veel bier
en te veel boter".
In het midden der 17e eeuw werd te Bata
via het koken van drinkwater aangeraden,
dat gewoonlijk uit de vuile rivieren werd
geschept. TEN RHIJNE beschreef omstreeks
die tijd, dat in het water „onzichtbare
beestjes leven, die door koken worden
gedood". In 1744 werden in het Binnen-
hospitaal te Batavia voorschriften gegeven
om het drinkwater te koken, omdat het
anders dysenterie veroorzaakte. Sedert het
midden der 18e eeuw lieten de meer gegoe
den hun drinkwater uit Europa komen als
Selters- of Spa-water, dat in Indië „Hollands
water" (ajer blanda) werd genoemd. Toch
dronk men nog vaak water uit de „kali".
Cholera werd te Batavia voor het eerst be
schreven in 1819. Opgemerkt werd, dat de
Chinezen minder last van de ziekte hadden,
omdat zij geen water maar thee dronken
(zoals thans nog in China het geval is).
Pokken-vaccinatie werd te Batavia reeds in
1829 verplicht gesteld bij toelating tot de
school.
Het is duidelijk, dat van een zuivere beoor
deling van de hygiënische betekenis der
klimaatsfactoren geen sprake kon zijn, zo
lang de z.g.n. tropische infectieziekten over
heersend de belagers van de gezondheid
waren Het zijn de door deze ziekten ver
oorzaakte grote sterfte en invaliditeit, die
nog gedurende de 19e eeuw de mening
deden handhaven, dat een verblijf in de tro
pen nadelig zou zijn voor de gezondheid.
Deze ongunstige mening vinden wij telkens
terug in allerlei officiële berichten. Bijvoor
beeld:
In 1857 werd in Nederland een advies
uitgebracht aan de regering, dat in hoofd
zaak steunde op de mening van DONDERS,
in welk advies wordt gezegd: „De weten
schap komt tot het resultaat, dat de Euro
peaan in een tropisch klimaat overgeplaatst
1o een minder krachtvol leven leidt,
2o aan meerdere ziekten is blootgesteld,
3o een mindere levenskans en een kortere
levensduur heeft,
4o voor krachtige lichamelijke inspanning
minder geschikt is en zijn gezondheid daar
door nog meer in de waagschaal stelt".
Prof. A. de Waart is thans emeritus hoog
leraar, maar bekleedt nog vele adviserende
functies in verschillende commissies op
geneeskundig gebied. Hij werd op 12 okt.
1888 in Den Haag geboren. Hij bezocht ook
daar de H.B.S. en studeerde daarna
geneeskunde te Leiden, waar hij enige
jaren assistent was van Prof. Einthoven. In
1913 deed hij het artsexamen en in sept.
1914 werd hij als leraar in de physiologie
verbonden aan de Indische artsenschool de
STOVIA te Batavia. Van 1918 tot 1933 was
hij directeur van deze inrichting, terwijl hij
samen met Prof. de Langen een belangrijk
aandeel had in de oprichting van de Ge
neeskundige Hogeschool, waar hij vanaf
1927 de leerstoel voor physiologie bekleed
de. Er verschenen van zijn hand vele publi
caties en hij behoorde tot de medewerkers
aan het Ned. Leerboek der Physiologie.
Na gedurende de lappentijd gevangen ge
zeten te hebben, keerde Prof. de Waart in
1946 naar Nederland terug. Hier was hij tot
1954 afdelingshoofd van de Preventieve
geneeskunde te Leiden, waarna hij gedu
rende 2 iaar voor het Tijdschrift van
Geneeskunde zijn krachten wijdde aan een
boek over zijn leermeester Prof. Einthoven.
Tot zijn emeritaat was hij hoogleraar in de
physiologie aan de Leidse Universiteit.
Wij zijn er bijzonder trots op in dit nummer
te kunnen beginnen met een serie van drie
artikelen geschreven door Prof. A. de
Waart en zeggen hem, mede namens onze
lezers, hartelijk dank voor zijn medewerking
aan Tong-Tong. RED.
In 1873 bracht de Indische Geneeskundige
Vereniging advies uit aan de Ned. Mij. tot
bevordering van Nijverheid te Haarlem, lui
dende, dat de kolonisatie van ongehuwde
Nederlandse landbouwers naar alle laag
gelegen plaatsen in de Archipel onverant
woordelijk was en als zodanig streng te ver
oordelen.
Er is echter sedert dien veel veranderd. Op
grote schaal is de studie van, en de strijd
tegen de in de tropen heersende ziekten ter
hand genomen en daarmede heeft zich in
Indië meer en meer een preventieve ge
neeskunde kunnen ontwikkelen ten nutte
van de gezondheid van alle bevolkings
groepen.
Aanvankelijk werden in 1826 (na het Engelse
tussenbestuur) alle geneeskundige verrich
tingen ondergebracht bij de Militair Genees
kundige Dienst. In Indië bestonden in de
19e eeuw vrijwel uitsluitend militaire artsen,
waarnaast zich geleidelijk enkele onderne
mingsartsen schaarden, vooral ter Oostkust
van Sumatra. In totaal waren er in 1850
ongeveer 140 artsen, niet meer.
Daarnaast begon geleidelijk de vorming van
geneeskundigen in Indië zelf, die aanvan
kelijk nog zeer eenvoudig werd gehouden.
In 1851 was n.l. te Batavia de Dokterdjawa-
school geopend, in volgende jaren tot hoger
peil groeiend. Deze Indische artsenschool
stond tot 1914 uitsluitend open voor Indo
nesiërs en werd pas daarna ook voor ande
re bevolkingsgroepen opengesteld, nadat
haar naam veranderd was in School tot
Opleiding van Indische Artsen (STOVIA).
In 1888 werd te Batavia het Geneeskundig
Laboratorium opgericht (waar in de eerste
plaats EYKMAN en GRIJNS zouden werken
en waaraan een cursus voor Nederlandse
artsen werd verbonden, die in de tropen-
geneeskunde werden ingewijd o.a. door
KIEWIET DE JONGE). In 1891 volgde de
oprichting van de Koepokinrichting en van
(Lees verder pag. 9)
,di Suntik Injectie tegen de pest.