DIARO ESPANJOL (II)
MANANA
JAN FABIUS
den zo heerlijk als men zich maar denken kan. Soms roept de morgen de herinnering
wakker aan een of ander stukje Indië. De Wijnkoopsbaai b.v. of Pameungpeuk, Noesa
Kambangan, Sewoegaloor, Patjitan, Poeger, Blambangan. Als je hoofdzakelijk naar de zee
kijkt, groen-blauw als de omlijsting van de Kleine Soenda-eilanden. Dan weer wordt je in
gedachten teruggevoerd naar een stukje bergland als de Preanger, de Padangse Boven
landen, de Minahassa of Zuid-Celebes. La manana, de morgen, is hier een weldaad, die
ons elke dag opnieuw bewezen wordt. In sommige gedeelten van het land wel driehonderd
maal (of nog meer) per jaar.
De herinnering aan Indië wordt nog ver
sterkt als men de stemmen hoort van de
stromen mannen en vrouwen, die zich naar
hun werk spoeden. De intonatie lijkt won
derlijk veel op die van de Indonesische
talen in het algemeen: de open a's, de rol
lende r's en nog veel meer. Men wordt
getroffen door dezelfde keelklanken. En als
er gelachen wordt en het volk hier lacht
graag en veel dan denkt men terug aan
het Indische „achtererf" met zijn bedienden-
verblijven, waar ook zoveel gepraat en
gelachen werd, in tempo doeloe.
Ja, la manana is een weldaad en een ver
rukking in Spanje.
„Manana alleen, zonder het bepalend lid
woord, is daarentegen een verschrikking
voor hen, die nog niet ingeburgerd zijn in
Spanje.
Je laat je tv-antenne repareren of bijstellen.
De techniker zegt, dat het nog niet helemaal
goed is. Hij moet nog terugkomen. Maar of
je de nota alvast wilt voldoen. Dan is dat in
elk geval afgehandeld. De techniker hoort
bij een behoorlijke zaak, denk je. Dus
betaal je. En je vraagt hem: „Wanneer kom
je?" „Manana (morgen) verzekert hij.
En hij kijkt je zo vriendelijk trouwhartig aan,
dat je erop rekent. Hij komt niet... Eerst na
vele aanmaningen, verzoeken, per telefoon
of in de winkel zelf, komt het zaakje voor
elkaar... Doordat je, ten einde raad, een
andere zaak hebt ingeschakeld, die nog niet
aan „manana" toe is!
„Manana" (morgen) is zo leer je lang
zamerhand kennen voor tal van Span
jaarden, de goede niet te na gesproken,
geen tijdsbegrip, maar een stopwoord, meer
niet. Het maakt het gemakkelijk een gesprek
kort te maken en in een vriendelijke, pret
tige sfeer te beëindigen.
De langganan heeft niet het juiste aantal
flesjes bier of mineraalwater, dat bij hem
besteld is, bij zich. Het spijt hem erg. Hij
had niet zoveel in voorraad. Maar hij komt
het zeker nog brengen. Betoel! Manana!
Maar hij komt niet...
Zo gaat het eveneens met de tuinman, de
melkboer, het dienstmeisje enz. enz. „Ma
nana, manana, manana..."
„Waarom doen ze dat nou? Dat is toch niet
eerlijk!" zegt mijn vrouw tegen een kennis.
Een dame, die vijftien jaar lang in Zuid-
Amerika heeft gewoond en nu al enige
jaren in Spanje is.
„Och", zegt ze, schouderophalend: „Wat
zal ik je zeggen? Je moet het zó opvatten:
de Spanjaard doet niet graag iemand pijn.
In Zuid-Amerika zijn ze net zo. Ze weten
soms zeer goed, dat ze de volgende dag
niet kunnen komen. Maar als ze het zeggen,
zou het je misschien pijn doen. Dus...
Begrijp je het?"
Gerda zweeg; een diepe rimpel tussen
haar wenkbrauwen. Ik deed een trek aan
mijn pijp en klopte hem uit in het asbakje.
Zo, dét was het dus...!
Wij zijn op den duur wijzer geworden. En
stap voor stap gaan we vooruit op
het moeilijke terrein van de „Spaanse
mensenkennis". We weten nu in vele geval
len te onderkennen of we te doen hebben
met een manana-mens of niet. Want dit
moet wel uitdrukkelijk gezegd worden: er
zijn ook Spanjaarden, die geen „manana"
zeggen, als ze anders bedoelen dan mor
gen. Voor wie dat woord dus geen stop
woord is, zonder meer.
Tot die mensen behoort stellig Ana, voluit
Ana Diaz Zaragoza. Een stoere vrouw met
donkere lokken, die de bewondering wek
ken van Gerda. Overigens is Gerda vol
bewondering voor praktisch alle Spanjaar
den, mannen, vrouwen en kinderen. „Wat
een knap gezicht en wat een mooi haar!"
zegt ze om de haverklap. Buitenshuis, in
een restaurant, op een caféterras of zo
maar op straat. En binnenshuis, als we
naar de televisie kijken. De TV, die tus
sen twee haakjes vaak wondermooie
programma's geeft. Voor niets, want er
bestaat hier geen kijkgeld. Evenmin als
luistergeld voor de radio. Televisie en radio
zijn hier commerciële, maar tevens nationale
instellingen. Ana is geen vrouw van „mana
na". Zij werkt een paar dagen per week bij
ons. Zij doet het huis en de was. En goed,
nadat Gerda haar ingewijd heeft in de eisen
van een Hollands huishouden, in het gebruik
van een stofzuiger en wat dies meer zij.
Zij is moeder van zes kinderen. De oudste
een zoon, is overgestoken naar Marokko,
waar hij werkt. Zij is er verdrietig onder,
dat hij Spanje verlaten heeft. Maar gelukkig
zijn de andere kinderen allen nog thuis.
Pepe, Antonio en Anita zijn al volwassen
en zij werken respectievelijk als timmerman,
metselaar en dienstmeisje. Ook Conchita,
die op Anita volgt, werkt reeds als schoon-
maakstertje, ofschoon ze de kinderschoe
nen nauwelijks ontwassen is. Dan is er ten
slotte nog de jongste, die zes jaar oud is.
Anna's echtgenoot, José, is tuinier van be
roep. Als vakman staat hij goed aange-
T. R. heeft met enkele forse lijnen het leven
van de strijder JAN FABIUS getekend en
wij willen hier een kleine aanvulling geven
wat Abuis, zoals zijn vrienden hem
noemden betekend heeft.
Wij zaten samen onder de Jappen in het
L.O.G. kamp te Bandoeng, en moesten om
in het leven te blijven ons karig portie
stijfsel halen.
In een lange rij stond voor Fabius een
grote kerel, die met zijn ellebogen werkte
om eerder geholpen te worden. Zelfs in het
kamp waren nog mensen die haast hadden.
Fabius zei ineens tegen die man: „Meheer,
U hebt een smoel om een klap op te
geven" en het korte antwoord was: „dat
doet U dan maar" en Jan Fabius gaf hem
een muilpeer.
De twee mannen rolden over de grond ten
aanschouwe van vele kampgenoten. De
strijdlustige Fabius kreeg veel te incasseren
en moest de strijd opgeven.
Onherkenbaar, bont en blauw geslagen lag
hij geruime tijd in het ziekenzaaltje.
Vondel dichtte eens: „Waar niet te winnen
is, is het ijdel dat men strijdt".
Fabius keek vaak niet naar de uitslag maar
was een dappere strijder die in zijn arbeid
zaam leven dikwijls een schram heeft opge
lopen. W. H. HOOGLAND
schreven. Hij is voorman van een ploeg
tuinlieden bij een van de grootste villa's in
Torremolinos. Hij verdient goed, maar hij
zet helaas een groot deel van zijn verdien
sten om in wijn. Heel veel wijn, ongetwijfeld.
Want hier in Andalucië is de wijn bepaald
niet duur. Zes peseta's zes-en-dertig cent
per liter. En heerlijk...!
Soms krijgt de wijn of misschien is het
wel de cognac, die hij er tussen door
drinkt hem te pakken. En dan is José niet
te genieten. Dan kan hij opspelen, om de
minste futiliteiten. De kinderen vluchten dan
het huis uit. Of houden zich verborgen.
Ana niet. Ana blijft. En vangt (letterlijk) de
slagen op. Als er weer eens zo iets ge
beurd is, komt Ana met rode ogen binnen.
En ze klaagt haar leed bij Gerda. Maar er
zijn ook dagen, dat ze met trots over haar
man vertelt. Trots omdat hij zo'n bekwaam
vakman is. Omdat hij zo sterk is. En zo
moedig. Zij houdt van hem, nog altijd. On
danks de slagen, die zij moet opvangen,
als gevolg van zijn drankzucht...
Wij hebben langzamerhand het hele gezin
leren kennen, op José na. Pepe heeft wei
eens wat timmerwerk voor ons gedaan.
Antonio metselwerk. Anita werkte bij ons,
voordat haar moeder haar plaats innam,
omdat Anita als volledig daghitje kon gaan
werken bij een Amerikaanse familie. Con
chita heeft weieens eieren voor ons ge
haald, direct van de boer. Groter, verser en
goedkoper dan uit de supermercado (zelf
bedieningszaak).
Als Ana of een van haar kinderen, zonder
onderscheid, manana zegt, dan is het ma
nana, morgen! W. VAN DEN EVENAER
11