De Chinese "massacre" in 1740
en de verantwoordelijkheid daarvoor, zowel van
Valckenier als van Van Imhoff
A. Valckenler
Toen het de V.O.C. bleek, dat zij geen toe
stemming zou krijgen om in China vaste
kantoren te vestigen, en in 1662 het tussen
station voor de Chinese handel, Formosa
verloren was gegaan, werden de jonken,
die de veelbegeerde thee, porcelein en
andere Chinese rariteiten aanbrachten, zo
veel mogelijk naar Batavia gelokt. Deze
jonken vertrokken bij het begin van de
gunstige Noorder-moesson uit Canton en
Amoy. De eerste die in de loop van januari
in Batavia aankwam, kreeg algehele vrij
stelling van invoerrechten. Behalve boven
genoemde handelswaren bracht elke jonk
steeds een aantal emigranten mee, die
meest te Batavia achterbleven. Velen von
den er een bestaan als ambachtslieden,
anderen als koelies in de Chinese suiker
molens en arakstokerijen. Op de duur kon
den echter niet alle immigranten een be
hoorlijk emplooi vinden. En reeds in 1690
werd de regering bevreesd voor de gevol
gen daarvan en zij begon maatregelen te
nemen tegen „ongepermiteerde swervers
en quaaddoenders".
Toen nu bovendien de bewindhebbers te
kennen gaven, dat op de Chinese thee niet
genoeg werd verdiend door de hoge in
koopsprijs, bepaalde van Swoll, dat de
Compagnie voortaan maar 40 rijksdaalders
voor de pikol zou betalen inplaats van 60,
zoals steeds gebruikelijk was geweest. Dit
had tot gevolg, dat de volgende jaren geen
enkele jonk meer op Batavia verscheen,
zodat de Compagnie haar Chinese waren
alleen kon krijgen door tussenkomst van de
Portugezen op Macao, of de Spanjaarden
op Manilla, wat veel duurder uitkwam. Het
gelukte Zwaardecroon door verstandige
maatregelen de jonken sedert 1722 weer
naar Batavia te lokken. Maar reeds 5 jaar
daarna was ook de aanvoer van Chinese
paupers weer zo groot geworden, dat zij de
veiligheid van Batavia en omstreken in
gevaar brachten. Daarom bepaalde de rege
ring, dat alleen die Chinezen zich in Com
pagnies gebied mochten ophouden, die
voorzien waren van een door haar afgege
ven permissiebriefje. Zij, die met de uitgifte
van deze briefjes aan bona-fide Chinezen
werden belast, lieten zich daar grof voor
betalen. Een regeringsbesluit, bepalende
dat Chinezen, die zonder middel van be
staan waren, zouden worden opgepakt en
naar de Kaap of Ceylon gevoerd, was voor
van Imhoff
die ambtenaren een middel, om ook zij die
reeds lang gevestigd waren en een behoor
lijk beroep of bedrijf uitoefenden, onder
bedreiging van wegvoering eveneens geld
af te persen.
Intussen nam het aantal „vagebonderende"
Chinezen steeds toe, en 25 juli 1740 besloot
de regering alle verdachten, ook al waren
zij van permissiebriefjes voorzien, te doen
gevangen zetten en te ondervragen. Ook
deze maatregel schijnt zeer willekeurig te
zijn uitgevoerd. De stemming onder de
Chinezen werd er niet beter op, toen het
dwaze gerucht de ronde deed, dat zij, die
zogenaamd naar de Kaap of Ceylon ver
voerd zouden worden, in volle zee over
boord zouden worden geworpen. Vele Chi
nezen begonnen de stad te verlaten, en 26
september kreeg Valckenier bericht, dat
zich in de Ommelanden troepen gewapen-
den ophielden, die in verbinding stonden
met hun landgenoten binnen de stad. Aan
Van Imhoff en een ander lid van de Raad
van Indië werd nu opgedragen te onder
zoeken, of „door zachte middelen" de on
rust niet kon worden weggenomen; het
onderzoek wees uit, dat de stemming onder
de Chinezen reeds veel vijandiger was dan
vermoed werd, en inderdaad van een gevaar
kon worden gesproken, nl de nacht van 8
op 9 oktober deed een grote bende gewa-
penden een aanval op een der poorten van
de stad, doch zij konden worden afgeslagen.
De daarop volgende dag bleek men het in
de Raad van Indië niet eens te zijn over de
te nemen maatregelen. Valckenier wilde
alle Chinezen als vijanden beschouwen; van
Imhoff alleen diegenen, in wier huizen
wapenen zouden worden aangetroffen. De
laatste zienswijze behield de overhand,
maar nauwelijks was men begonnen met
het onderzoek, of in enkele Chinese huizen
brak brand uit. Sommigen beweerden, dat
Chinezen die branden zelf hadden gesticht,
om een onderzoek te beletten, of hun land
genoten buiten de stad te waarschuwen. In
elk geval ontstond onder de Europese be
volking een paniek, en zeelui, soldaten en
vrijburgers, bijgestaan door slaven, begon
nen een aantal Chinese woningen te plun
deren. Hieruit ontwikkelde zich een alge
mene roof- en moordpartij, terwijl de rege
ring ook al het hoofd scheen kwijt te zijn.
J. C. H.
(Wordt vervolgd)
(Vervolg van pag. 8)
ten en. de geest van het Oosten altijd
vreemd bleven. We leerden ons verbazen
over de tocht van Hannibal over de Alpen
of de tocht van de Armada. Maar ook de
geschiedenis van Indonesië kende zulke
wapenfeiten. Ik heb me b.v. vaak afge
vraagd hoe de logistiek was opgezet van
zo'n tocht als van Pati Joenoes van Demak,
die met een vloot van 100 schepen om heel
Sumatra heen zeilde om de Portugezen in
Malakka uit het Noorden aan te vallen. En
er waren meer van die merkwaardige expe
dities.
Is de Oosterse geschiedschrijving niet
exact genoeg? Welke waarde heeft boek
houdkundige nauwkeurigheid over zovele
eeuwen, als details toch wegvallen in het
veranderende cultuurpatroon? Wat de Oos
terse geschiedschrijving verliest aan pre
cisie, wint zij aan dichterlijkheid. Wat zij
mist aan zakelijkheid, wint zij aan wijsge
righeid. Wat zij verwerpt aan peuterigheid,
wint zij aan epiek. Reeds zijn Emil Ludwig's
historische biografieën vergeten, maar de
Bratajoeda leeft nogl De westerse Alexan
der de Grote is een generaal, de Oosterse
Iskander is een Godszoon. En dat IS hijl
Wat de habitus van de mens in zijn tijd
betreft: hoe arm is het eindeloze Kinsey
Report en hoe rijk de Kamasutra. Deze tus
sen twee haakjes werd voor het eerst ver
taald door een wonderlijke „Totok", Ri
chard Burton, een avonturier, zoals de
koloniale geschiedenis er zovele kent. Hij
was een kenner van Oosterse talen en lite
ratuur en van zeden en gewoonten, zoals er
maar weinig waren in vele eeuwen, maar hij
was geen kamergeleerde. Ook leider van
expedities en safari's, soldaat en natuur
onderzoeker. Hij ontwierp het handboek van
bajonetvechten, zoals het later door alle
legers der wereld werd overgenomen; hij
legde al zijn verband tussen malaria en de
muskiet lang voordat de wetenschap het
bewees; hij voorspelde dat de colanoot
eens de wereld veroveren zou. Maar het
karakteriseert de westerse ontvankelijkheid
voor deze geest, dat hij leefde in verstoting
en dat zijn vertaalde Kamasutra verkocht
wordt in stalletjes van schunnige lectuur...
Nu, na de koloniale tijd, komen wij braaf bij
het Oosten aan met „een schone lei". O,
wat zijn we braaf. We hebben de kolonialen
opgehangen, we weten geen lor van Oos
terse cultuurgeschiedenis en komen nobel
aandragen met het beginsel dat alle mensen
broeders zijn. We doen niet meer aan poli
tiek en gaan zoet in een hoekje zitten met
onze daganan of humaan onze beschaving
brengen... Is het een wonder dat bij zo'n
mentaliteit oorlogen steeds weer ontstaan
tussen volken die elkaar toch nooit begrij
pen?
Pas dan zal er een eind komen aan de
eeuwige herhaling van twist en oorlog tus
sen volken als er meer mensen geboren
worden met twee vaderlanden; dat van hun-
zelf en dat van de vijand. Die zij gelijkelijk
liefhebben, hoogachten, kennen en eren.
Wat zegt U? Zal dat wel altijd een droom
blijven? Misschien is het zo. Maar mis
schien begrijpt U dan ook waarom in deze
wereld mensen met twee vaderlanden zo
eenzaam zijn. T. R.
Reeds in de eerste jaren van onze jaartel
ling waren er Chinezen in de Archipel
gevestigd en onder de V.O.C. nam hun
aantal gestadig toe. Daar vele hunner be
kwame en ijverige handwerkslieden waren,
had Coen, na de stichting van Batavia, hun
vestiging in de nieuwe stad aangemoedigd,
en zo was daar een belangrijke Chinese
kolonie ontstaan.
20