Een nieuwe koers voor Tong-Tong Of geen nieuwe koers Naar aanleiding van het afscheidsbriefje van „Nap" Soute in TT no. 4 dd. 30 aug. 1964, en je artikel daarop volgend, speciaal de zin „we piekeren ons nog steeds suf over een eventuele nieuwe koers, die gevolgd zou moe ten worden, maar we vinden niets"het vol gende: Je weet dat ik grote sympathie heb voor Tong- Tong en grote bewondering heb voor je kennis, je energie en je durf. Ik weet dat Tong-Tongs voorloper Onze Brug" op de rand van faillis sement stond en dat jij dit blad voor onder gang hebt behoed. Ook van het daverend succes van de 3-daagse cabaret-avonden „Tong- Tong" in de Haagse Dierentuin ten bate van onze landgenoten uit Indonesië, en dat sinds dien „Onze Brug" in Tong-Tongis her doopt. Ik weet hoe moeilijk je het hebt gehad met je kleine staf vrijwilligers en vrijwilligsters en hoe heerlijk het was dat het aantal abon nees steeds toenam. Maar helaas, Tjalie, vielen (Vervolg van pag. 4) mans vonden onderwerpen en wortels in eigen bodem in de Indische en in de in heemse maatschappij. Het beeld mocht soms miskend zijn: men herkende er altijd zichzelf en zijn omgeving in. Karina Adinda is tweemaal in Nederland opgevoerd: de Nederlandse première had 26 oktober 1933 plaats in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag en wel door het Vaderlands toneel onder directie van Con Paré met mevrouw Cecile Spoor-Carelsen in de hoofdrol. Dat Victor Ido tenslotte toestemming gaf tot een ver toning elders, die geheel buiten zijn per soonlijke bemoeiing om tot stand moest komen, zal wel zijn verklaring vinden in de vriendschap tussen de auteur en mevrouw Carelsen, die hij natuurlijk tijdens haar ver blijf in Indië goed heeft gekend en zeer heeft gewaardeerd. De opvoeringen in Den Haag kregen vriendelijke recensies. In 1937 vertrok de familie Van de Wall de kinderen waren het huis uit naar Europa. Het zou een tijdelijk verblijf zijn, maar het is, door het uitbreken van de oorlog, een definitief verblijf geworden. In 1948 kwam aan dit werkzaam leven een eind. Twee jaar later stierf Betsy. Een overzicht van wat in dit rijke leven werd aangevat en vaak tot stand gebracht zou een boekdeel vullen. Behalve een enorme produktiviteit op publicistisch ge bied valt te vermelden het feit, dat Victor Ido voorzitter is geweest van de Vereniging voor Indo-kolonisatie op Nieuw-Guinea en voorzitter van de Indische afdeling van het Algemeen Nederlands Verbond. Dit boeiend leven is nu 16 jaar geleden afgesloten. Moge de vertoning van Karina Adinda op de 17de van deze maand gelden als een tribuut van een man, die in het bijzonder in de Indo-maatschappij van de eerste decennia van deze eeuw een rol heeft gespeeld, zoals men zich thans nau welijks kan voorstellen. CIVIS er na een zekere tijd abonnees af. Niet alleen om het „petjo", dat zou niet zo erg zijn, want daartegenover zijn er genoeg abonnees die ons gekke huistaaltje wèl leuk vinden. Maar velen gaan weg omdat ze zich aan je artikelen erge ren. Ik zelf ben het ook niet altijd met je eens. Je tóón is soms werkelijk onuitstaanbaar (sorry Tjalie, dat ik het zeg). Eeuwig en altijd vitten en de Indo kleineren: ja, dat doe je, weet je. Wij zijn niet cultureel, we hebben geen inte resse voor politiek, we doen niets aan vereni gingsleven, we durven geen financiële risico's enz. Daarbij vergelijk je de Indo's met allerlei andere volkeren die dat allemaal wèl zijn. Is dat niet erg onbillijk? Als je het percentage van de andere volkeren eens vergeleek met het percentage van geslaagden van onze groep, zouden we misschien niet eens zo'n gek figuur slaan. Bedenk hoe klein onze groep is! Dan nog dit: Je standpunt ten opzichte van Indonesië is ook iets waar velen van ons zich aan ergeren. In vele opzichten heb je gelijk: we moeten „sabar" zijn, revolutie is altijd een ernstige, moeilijke zaak geweest. Een jonge republiek heeft altijd met moeilijkheden te kampen, we moeten hun tijd gunnen, enz. De Nederlandse regering heeft inderdaad ook veel fouten gemaakt en veel dingen nagelaten die gedaan hadden moeten worden, maar in je artikelen is vaak een toon, die bepaald ergerlijk is in zijn afkammen van Nederland en opheme len van Indonesië. Dat je het land en het volk ophemelt, soit, daar zijn we het mee eens, maar dat je de Soekarnisten de hand boven het hoofd houdt en met hem sympathiseert, dat is het, dat vele abonnees je kwalijk nemen en zich daarom van Tong-Tong afkeren. Zij willen zich niet meer aan je artikelen ergeren. Voor mij echter is het „right or wrong, my Tong-Tong." Als ik geen zin heb om me te ergeren léés ik gewoon je artikelen niet. Er staan gelukkig genoeg andere dingen in, die ik wèl graag lees. Van bepaalde artikelen van je hand denk ik vaak: Wat heeft hij dat knap geschreven." Het is een kunst om dingen en gebeurtenissen te analyseren en zo mooi onder woorden te brengen. Ik bewonder je dus nog steeds, Tjalie, maar je moet niet altijd zo hakkenop onze mensen. Vaak is het alsof je niet hebben kan dat we ons gelukkig voelen in Nederlanden dat je het niet leuk vindt, dat niet 100°lo van ons meteen terug zou willen naar Indonesië, je neemt het ons misschien kwalijk dat we de moeilijke jaren in Indonesië niet willen of kun nen vergeten, en dat we geen sympathie kun nen fokken voor hun president. Wij zijn wèl heel blij dat de diplomatieke betrekkingen tussen Indonesië en Nederland hersteld zijn, omdat wij daardoor weer corresponderen kun nen met onze daargebleven familieleden en lof kennissen en hier zijn wij de Indonesische regering dankbaar voor. Maar... of we bij een eventueel bezoek van de president aan Neder land hem zuilen gaan toejuichen? IK kan dat beslist nog niet. EMILIE INTVELD „Mag ik n.a.v. het artikel „Door omstandig heden gedwongen" in TT no. 4 een woordje laten horenIk ben nu lang genoeg abonnee om te weten dat zulke brieven toch geen effect sorteren. De werkelijke pientere mensen schrijven niet, omdat ze je moeilijkheden goed begrijpen en ook niet weten hoe je eruit komt. Want de enige die zou weten hoe je uit je tal loze moeilijkheden komen kan, ben jij. Als jij het niet weet, weet niemand het. Daarnaast komen er natuurlijk bossen brieven met de van ouds bekende adviezen voor betere redac tievoering en meer abonnees: minder pro- Soekarno zijn, minder anti-Nederlands zijn, minder „kankeren op kleine boeng"meer „grote boengs" produceren, minder zware artikelen, meer moppen, meer vers nieuws uit Indonesia, lagere abonnementsprijzen (terwijl ieder nuchter mens zich stomverbaasd afvraagt hoe je alles nog runt met de omhoog vliegen de prijzen). Kortom: ouwe koek. Wat men zich zelden voldoende realiseert is dat je te veel klassebent voor onze groep. Ik ben 12 jaar en heb altijd veel gelezen. Maar nog nooit, herhaal nog nooit, is er over de positie van de Indische Nederlander (Indo en Totokzo helder en zo juist geschreven als in Tong-Tong, ook in de beste jaren van het IEV niet, ook in de duizenden hoofdartike len van K. W. tot Hitman toe. En dat zeg ik met respect voor de vele goede journalisten in Indië. Tong-Tong gaat (dat is zijn grote ge brek) ver boven het petje van de meeste lezers. Dit blijkt uit het feit dat zij kanke rennoemen wat in feite is: het onvermijdelijk fouten moeten aantonen in onze beschouwing van Oost en West, als wij nog een taak willen vervullen. Wat Tong-Tong wil is dat wij met onze ver beterde kennis weer wat gaan doen in Neder land en Indonesië, terwijl de meeste lezers alleen maar willen praten over vroeger en nu. Als we wat gaan doen, moeten we het goed doen. Dus moeten we van onze fouten af. Ik hoop voor ons allemaal en voor de toekomst van Indonesië en Nederland dat we over enige tijd weer aan het werk mogen gaan. Tjalie's vertrek naar Indonesië is daarvoor nummer 1 op het programma. Als het niet kan en mag, is het met Tong-Tong inderdaad gauw gedaan. En hopen we dat de redactie nog gauw een groot aantal artikelen in boekvorm uitgeeft, zoals de Brieven van Opheffer" en de „Pie- k'erans van een Straatslijper" tijdig voor vol komen verdwijning werden behoed. Sekian. A. W. W. VAN LOON Aan beide inzenders dank voor hun hulp. Elk advies, elke suggestie wordt nog steeds zorgvuldig onderzocht op zijn praktische mogelijkheden. En boven dit onderzoek blijven wij ,,onze ogen naar de bergen, van waar Uw hulpe komen zal" richten, want sterker dan ooit realiseren wij ons dat wij met al onze ijver en kracht en zwakheid maar een pion zijn op het schaakveld van de Volkeren in de Tijd, waarin de Grote Meester bedachtzaam Zijn zetten zet in een eeuwig en ondoorgrondelijk „partijtje soli tair". T. R.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 5