"HtyizUt
^nno 1664
Het Indo-Portugees in de 17e en 18e eeuw
H
i
In de maanden augustus, september en
oktober stonden in het „Dagh-Register" de
volgende aantekeningen:
8 Aug. na de middag is ter vergadering van
haer Ed. goetgevonden de predicanten Bar-
tholomeus Heynen en Jacobus Maxwel, on
langs uyt het vaderlant gecomen, nae
Seylon te senden, om aldaer gebruyckt te
worden.
13 Aug. Dominus Bongaert en is niet mach-
tigh alleen te verrichten, 't gene tot bevor
dering der scholen en religie vereyscht
wort; en voegt den Gouverneur hierby, dat
in 't district van Gale, nae proportie, dat
'er op Colombo twee geplaetst worden, ten
minsten 4 predicanten werck souden vinden,
immers behoorde er eene tot Mature te
werden geplaetst. Domini, Scherius en Wal-
lius, versoecken elck 100 guldens.
19 Aug. wyders is goetgevonden ds. de
Pape nae Negapatnam te senden om aidaer
geplaetst te worden in plaets van ds. Kruyff
die overleden is.
6 Sept. den inhout van de memorie, by syn
Ed. gestelt (voor Rycklof van Goens bij zijn
vertrek naar Ceylon!) en by haer Ed. ter
vergadering geapprobeert om sich daernae
te regulieren, bestaet in de naervolgende
poincten:
voor Cananoor en Cranganoor, o.a.:
dat Godes kerke sodanig werde bestiert,
dat het groot getal St. Thomése Christenen
allengs beter onderwesen werden, om Go-
des zegen over Comp. Staet te verwecken;
dat tot dien eynde de Mooren uyt dese lan
den geweert werden naer uytterste vermo
gen, so veel den staet der Ed. Comp. sal
toelaten;
dat de priesters in hare kerken aen strant
gedoogt mogen worden ondere sekere con
ditiën, te weten: de Parruas, Corrias, etc.,
maer geene Europise priesters omtrent St.
Thomése Christenen;
dat ondertusschen onse predicanten haer
werck moeten doen;
Overtredende van hier tot op 't eylant Sey
lon worden daerin aengemerckt de folgende
13 generale poincten, te weten, o.a.:
10e. aengaende de maintenue der kerken
en scholen:
dat het selve op den vorigen voet ende or-
dre sal geschieden, de predicanten by haren
luyster ende weerdigheyt houdende;
15 Oct. ontfangen van Seylon, met het
jacht Muyden, een missive door den Gou
verneur, Jacob Hustaerdt, ende Raet tot
Colombo in date den 12e July (waerin o.a.),
d'Ed. Coulster (van Cochin!) had syne
reyse naer Teckencour volbragt en met des-
selfs vorst een accoort gesloten van ex
clusieve negotie, soo wel in amphioen, als
peper. En passant had hy ook conferentie
gehouden met den grooten Archidiacon
van de St. Thomése Christenen en synen
competiteur, Alexander de Campos, ver-
soeckende d'eene assistentie tegens d'ini-
quiteyt van d'andere, het welck beyde ge-
weygert synde, wiert voorslag gedaen van
elck syne competente Christenen te laten,
mits renuntierende van d'authorityt van de
Paus van Romen, gevolgens ook van de
Portugese geestelyckheyt, en te samen
eenelyck subject blyvende aen den Pa-
triach van Babyloniën; waertoe beyde par
tyen wel schenen t'inclineeren; den Archi
diacon seyde daerby wel genegen te wesen
eenige van syne jongelingen onder ons in
de Latynse tale te laten onderwysen. De
Gouverneur, Hustaerdt, heeft aen meerge-
melte Coulster gerecommandeert de recon
ciliatie te bevorderen, ende dacht syn Ed.
dat het instrueren van eenige harer jonge
lingen in de Latynse tale al goede voet
soude geven om die luyden met 'er tyt tot
onse religie te trecken; ende versoeckt
hierop haer Ed. ordre. By die gelegenheyt
hadde gedachten commandeur in de binnen
landen begonnen peper te copen om desel-
ve tot civielder prys te hebben en 't ver
voeren voornamentlyck naer Porco beter te
beletten, waertoe de conversatie van de
St. Thomése Christenen goede hulpe scheen
te beloven.
De Portugezen hadden van het begin af aan
geweten, dat kennis van taal, zeden en ge
bruiken van een volk noodzakelijk was om
door te dringen tot hun denkwijze. Bij hun
vestiging in Voor-lndië, Malakka en in de
Archipel vonden zij daar als omgangstaal
het Maleis. Op scholen, die zij oprichtten,
gebruikten zij Portugese leerboekjes, die in
het Maleis waren vertaald. Maar door ook
in hun eigen taal te onderwijzen en in de
kerken de missen te bedienen, werden in
die streken deze taal en het Indo-Portugees
zeer populair.
Voor de Portugezen was de Missie een in
nerlijke drang en zij werden daarin ge
steund door de Koningen van Portugal, die
met hart en ziel de hoogheid der zending
bevorderden. Onderwijs was niet het enige
middel tot kolonisatie, de gemengde huwe
lijken werden ook aangemoedigd.
Bij de Nederlanders was het eigenlijke doel
het drijven van een winstgevende handel.
De Heeren Zeventien waren er in beginsel
niet op uit, volksplantingen te stichten of
de Christelijke godsdienst te propageren.
Maar toen zij merkten, hoeveel gemakkelij
ker de gekerstende bevolking te hanteren
was, gingen zij op de door de Portugezen
geslagen weg voort, maar dan volgens hun
eigen opvattingen; de gemengde huwelijken
echter waren absoluut taboe; dit werkte
het concubinaat in de hand, met alle trieste
gevolgen daaruit voortvloeiende. De predi
kanten, in dienst der Compagnie uiteraard,
moesten ook onderwijs geven. Aan de kus
ten van Malabar en Coromandel, op Ceylon
en Malakka geschiedde dit in de Portugese
taal en in het Maleis, in de Molukken in
het Portugees en in het z.g. „Maleis der
Molukken".
In 1522 kwam Enrique Lémé uit Malakka
naar Sunda Calappa (Jacatra) om met de
vorst van dit gebied een handelscontract te
sluiten. Ter gelegenheid hiervan plaatste hij
een gedenksteen „Padrao" op de hoek
van de „Djalan Batoe Toemboe" (Prinsen
straat). Reeds toen bleef hier een kleine
Portugese kolonie achter, die na de ver
overingen van Malakka, Coromandel, Cey
lon en Malabar door de Nederlanders, zich
zeer uitbreidde, daar vele Portugezen zich
in Batavia gingen vestigen. Portugees werd
de omgangstaal en tot in het begin van de
19e eeuw werd zij zelfs ook in de hoogste
kringen gebezigd.
In 1659 vaardigde Rycklof van Goens als
Gouverneur van Ceylon een decreet uit,
waarbij tot meerdere roem der Hollandse
Natie werd aangedrongen op: „de voort
zetting ende vaststelling der Nederduytsche
Tale en daerentegen de vernieling en abo-
litie van de Portugese Spraeck".
Ook in Batavia verzette de Regering zich
in het begin tegen het gebruik van de Por
tugese taal in kerk en school, maar in 1634
verklaarde de Kerkeraad, dat de Portugese
preek zou strekken tot:
„stichtinge van de Inlantsche Mardykers, als
mede van de lyffeygenen van de Comp. ende
borgers, die geboortigh syn van Malacca. Goa,
Cochin, Seylon, St. Thomé en die van de cust
van Coromandel."
De eerste preek in de Portugese taal vond
plaats op de 14e mei van datzelfde jaar en
werd gehouden door Ds. Nicolaus Moli-
naeus, die vijf jaar lang de Portugese dienst
in Paleacatte geleid had. Andere beroemde
dominees waren Abraham Rogerius en
Joan Ferreira d'Almeida. De laatste kreeg
in 1664 vergunning om voor het eerst het
Avondmaal te bedienen in het dialect van
de Portugese gemeente. Vanaf 1665 werd
elke zondag twee maal voor haar gepreekt,
waarbij al spoedig de vrijdagavonddienst
kwam, die gehouden werd in het wachthuis
buiten de Jassembrug. Hieruit ontstond de
behoefte aan een eigen kerk, hetgeen re
sulteerde in de bouw van de Portugese
Buitenkerk, die op 23 oktober 1695 inge
wijd werd. CORRA CORRA
10