Uit mijn foto album LUDOVIC f INDONESISCHE DANS- en MUZIEKGROEP In de officiersmess van de geallieerde strijdkrachten te Constantsa, Roemenië's belang rijkste haven aan de Zwarte Zee, zaten aan verschillende tafels groepjes officieren aan het diner. Plotseling ontstond aan de hoofdtafel een incident, dat zich ernstig liet aanzien. Een Franse kolonel, die als tafelpresident optrad, had zich laten ontvallen: „Les Hollandais? lis ne sont pas meilleurs que les bochesi..." („De Hollanders? Die zijn niet beter dan de Moffen!..."). Waarop een kapitein in Russisch uniform woedend was opgesprongen en in het volle gezelschap de Fransman had toegebeten: „Vous mentez, mon colonel!" („U liegt, kolonel!"). Die kapitein was een Nederlander: Lodewijk Hendrik Grondijs. Op zijn naamkaartje stond: Ludovic H. Grondijs, Neuilly-Plai- sance. Geboren in Nederlands-lndië, zoon van een Hollandse vader en een „Indische" moeder. Lager onderwijs genoten in Indië, bij zijn eigen vader, die onderwijzer was. Middelbaar en hoger onderwijs in Neder land. Toen de eerste wereldoorlog uitbrak was hij juist gepromoveerd tot doctor in de ge schiedenis van Oost-Europa. Na de tweede wereldoorlog was hij professor in de By zantijnse Kunstgeschiedenis te Utrecht. Het incident te Constantsa vond plaats tij dens de eerste wereldoorlog. Tot een duel met de, doodsbleek geworden, Franse kolo nel kwam het niet. Het conflict eindigde er mee, dat de kolonel zijn excuses aanbood. Ik leerde Grondijs, op papier, kennen om streeks 1925. Zaalberg, mijn hoofdredac teur bij het Bataviaasch Nieuwsblad (in die tijd lang niet meer het befaamde „lorretje", maar een volwassen dagblad van voornaam uiterlijk) gaf me op een morgen een boek in handen: „De Russische Revolutie-Oor log" door L. H. Grondijs. Met de opdracht er een (korte) recensie over te schrijven. Het boek was hem toegezonden door zijn vriend, papa Grondijs, gepensioneerd hoofdonderwijzer bij het Europees lager onderwijs, woonachtig te Soekaboemi. Ik las het met stijgende belangstelling. Het bleek te zijn een samenvatting van de in houd van een groter werk, in het Frans, onder de titel: „La guerre en Russie" par Ludovic H. Grondijs. Een boeiend verhaal, dat me meevoerde van het Westfront, waar Grondijs oorlogscorrespondent voor de Te legraaf (en later ook van de Engelse Daily Mail) was bij de Franse strijdkrachten, naar het oostfront, waar hij naar toe was gegaan omdat hij meende als oorlogscorrespondent in Frankrijk te weinig vrijheid van beweging gelaten te worden door de Franse generale staf. Aan het Russische front bleek hij zich ten volle te kunnen ontplooien. Hij werd toege laten tot in de eerste linies van het (Tsaris tische) Russische leger. Zijn artikelen in de Daily Mail maakten furore en werden, met zijn toestemming, overgenomen door een der grootste Amerikaanse bladen. Op zekere dag maakte hij, wederom in de eerste linie, een zware veldslag mee in de Karpathen. Hij was bij een Russische infan- terie-compagnie, die sterk in de knel ge raakte en zware verliezen leed. Achter elkaar sneuvelden de kapitein en alle luite nants; vervolgens vielen ook alle onder officieren. Een korporaal met een handvol soldaten was het enige, dat overgebleven was, toen er even een vuurpauze intrad. De korporaal was ten einde raad en wend de zich uiteindelijk tot de oorlogscorrespon dent om advies. Grondijs zou zichzelf niet zijn, als hij toen niet met volle kracht de leiding over het troepje overgenomen had. Hij deed het en hij slaagde erin onder de kogelregen, die opnieuw was losgebroken, het restant van de compagnie zonder enig verlies uit de vuurlinie te brengen. Slechts enkele dagen later werd hij de Nederlandse journalist, zonder militaire sta tus bij dagorder van de Russische op perbevelhebber benoemd tot kapitein der infanterie van het Keizerlijke Russische Leger en voor het front der troepen be ëdigd en gedecoreerd met een Russische militaire ridderorde. Grondijs is terecht altijd zeer trots geweest op dit wapenfeit. In latere edities van zijn boeken prijkte zijn foto in de uni form van kapitein van het Russische leger op een der begin-pagina's. En toen ik eens bij hem op bezoek kwam in zijn woning aan de IJsbrandtstraat te Scheveningen zag ik een groot geschilderd portret van hem, in hetzelfde uniform, boven de schoorsteen mantel hangen. Met zijn belevenissen aan het Russische front tegen de Duits-Oostenrijkse legers eindigde het eerste deel van zijn boek. In het vervolg vertelt hij, hoe intussen de revo lutie van Kerensky was uitgebroken, snel gevolgd door de bolsjewistische omwente ling. De ineenstorting van de keizerlijke strijdkrachten en de bliksemsnelle vorming van het Rode Leger, dat zich allereerst tot taak stelde de laatste restanten van het Witte Leger te vernietigen. Een van die restanten was het officiers-bataljon, dat zich met een ontembare moed en taaie volharding vechtende een weg baande van Sint Petersburg naar Odessa. Met zware verliezen, bloedend uit vele wonden, be reikte het officiersbataljon, gevormd en aangevoerd door admiraal Wrangel, uitein delijk zijn bestemming. Te Odessa ging het scheep en over de Zwarte Zee naar Roe menië. Hoe kwam hij aanvankelijk in de journalis tiek? Dat was kort na het uitbreken van de eerste wereldoorlog. Hij was juist gepromo veerd. Zijn vader had hem bij die gelegen heid een douceurtje gezonden. De jonge doctor besteedde het aan een reisje naar België. In Antwerpen liep hij vast, doordat de stad door de Duitse troepen werd inge sloten en belegerd. Na de capitulatie ging hij terug naar Nederland en publiceerde hij een klein boekje over zijn belevenissen. De Telegraaf vond er aanleiding in hem te verzoeken als oorlogscorrespondent naar het westelijk front te gaan. Oorlogscorrespondent bleef zijn speciale lijn in de journalistiek. Hij werd het ook tijdens de Japanse veldtocht in Mansjoerije in de oorlog tegen China en veel later tijdens de burgeroorlog in Spanje. Hij bleef evenzeer een doodsvijand van het internationale communisme, dat hij met alle middelen, die hem ten dienste stonden, en met de karakteristieke felheid, die al zijn daden kenmerkte, bestreed. In dat verband was hij een der voornaamste medewerkers van het internationale, anti-communistische Bureau Colonial International onder leiding van wijlen prof. Treub. Het hoofdkantoor was gevestigd aan de Oranjestraat in Den Haag. Het filiaal te Singapore stond gedu rende enige jaren onder leiding van de Indische journalist Frans de Wit. Aan het boek „De Russische Revolutie- Oorlog" van Grondijs heb ik destijds geen korte recensie gewijd, zoals Zaalbergs op dracht luidde. Ik schreef er een artikel over, waarin ik enige ideeën ontvouwde over de aanpak van de strijd tegen het bolsjewisme. Ik opperde daarbij de mogelijkheid van een buitenlandse interventie. Grondijs, die mijn artikel toegezonden kreeg van zijn vader te Soekaboemi, schreef me uitvoerig terug. Hij verwierp mijn denkbeeld. „Als er ooit enige verandering in Rusland moet komen, dan kan dat alleen door het Russische volk zelf. Nooit door een andere macht!" schreef hij. „Overigens hoop ik spoedig in Indië te ko men en dan ook met U kennis te maken". Dat is korte tijd later gebeurd. Sindsdien hebben wij elkaar op onze journalistieke wegen af en toe ontmoet. De allerlaatste keer op het terras van Garoeda aan de Kneuterdijk, toen ik hem vroeg een bijdrage te leveren aan het maandblad Oost en West, waarvan ik hoofdredacteur was. Hij beloofde me een artikel te schrijven over een onderwerp uit het vak van zijn studie: de Byzantijnse kunstgeschiedenis. Hij heeft zijn belofte niet kunnen houden. In plaats van de toegezegde bijdrage ont ving ik enige tijd na onze laatste ontmoe ting een zwart-omrande kaart uit Neuilly- Plaisance, bij Parijs, met het bericht van zijn overlijden... E. W. OSTREIG Gaarne maken wij onze lezers attent op de komst van een (bestaande uit 36 personen) t die op de wereldtentoonstelling in J NEW YORK is opgetreden. Ook hier in Nederland zullen enkele voorstellingen plaats vinden: 7 9 nov. R'damse Stadsschouwburg 10 nov. Scheveningse Kurhaus 13 nov. A'damse Stadsschouwburg 16 nov. Schouwburg Eindhoven 7 (Zie voor meer bijzonderheden pag. f 17 rechtsboven.) I

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 8