Je-lah-je-kripoet
Nieuwe scheldnamen
Geachte redactie,
ln antwoord op het artikel „Nieuwe scheld
namen?" kan ik U het volgende mededelen.
Tijdens een bespreking met E. Breton de Nijs,
medio aug. l.l. over de uitgave van mijn ver
haal, waren we het erover eens om de titel met
de „scheldnamen" nog een neventitel te geven.
En wel: „Soldatenkind"aangezien deze titel
meer spreekt tot het pur sang" Nederlandse
lezerspubliek dan de oorspronkelijke.
Voorts kan ik Nonna liplap uit Groningen
verzekeren dat ik geen enkele leugen in mijn
verhaal heb neergeschreven. Het sproot voort
uit authentieke gegevens, mij verstrekt door
mijn ouders en jamilie, in de loop van de tijd
dat ik jaren tel.
Ik herhaalde slechts in mijn eigen bewoordin
gen alle belevenissen, die zij mij verhaalde:
Niet één keer, maar ontelbare keren.
Voor het overige verwijs ik naar T. R.'s com
mentaar dat afdoend voor zich zelf spreekt.
H. G. SIEBENHAAR-SCHOLTE
Na deze brief van mevrouw Siebenhaar
ontvingen wij nog een verklaring hoe zij er
toe gekomen is dit boek te schrijven. Wij
meenden er goed aan te doen ook deze
brief op te nemen. REDACTIE
Mijn grootouders waren altijd erg ingeno
men met hun Javaanse schoondochter, mijn
moeder. Vooral bij opa kon ze een potje
breken.
Toen wij in 1928 met verlof naar Holland
kwamen, was ik nog maar een klein meisje.
Toch is me altijd bijgebleven hoe hartver
warmend de begroetings-ceremonie verliep,
als opa van zijn werk thuiskwam. Nadat hij
opoe had begroet, kwam mijn moeder aan
de beurt. Hij pakte haar beet, plaatste een
„smakkert" op haar wang en zei: ,,Dag lief
zwartje van me". Hij was erg trots op haar,
want hij gaf hoog op over haar bij zijn vrien
denkring uit de buurt. Daarvan getuigt een
ander voorval uit die tijd, dat me bijbleef.
Uit het Vondelpark komend, huppelde ik
onze straat in en passeerde een groep keu
velende mannen op de stoep voor één der
deuren. Opa was daar ook bij. Vanzelfspre
kend „ving" opa me op in zijn armen, wierp
me omhoog en knuffelde me. Ik worstelde
om los te komen, want voor zijn „kinne-
beschuitjes*) had ik bepaald ontzag.
Opa zou me nog een pepermuntje geven
eer hij me liet gaan. Terwijl hij het snoepje
omslachtig uit de rol lospelde sprak hij,
kennelijk de zin vervolgend die door mijn
komst werd onderbroken: „Nee hoor, ik
ben blij met me schoondochter; ons „zwar
tje" is wat een „faane maad**), wat jou
hè?" Dit laatste tegen mij, die eindelijk de
pepermunt in de mond gestopt kreeg.
Achttien jaar later zag ik mijn grootouders
weer terug. Ditmaal was ik met mijn beide
kinderen. Het oorlogsgeweld was uitge
raasd en had alom de sporen nagelaten.
Continenten scheidden gezinnen. Ook het
mijne. Ik bleef een tijd bij mijn grootouders
in huis.
Op een avond rond de tafel in de huiskamer
tijdens een gesprek over mijn ouders en
wederzijdse kennissen, bracht opa een on
derwerp naar voren dat mij kwaad maakte.
Opa zei: „Nou hè, en die meneer X kan ut
wete nie-waor; hij is ook in Indië geweest.
Ik hep hem gezeid dat onze Jimmy (mijn
moeder) geen slechte meid kon zijn. Maor
hij zeit as-datte alle Janne van ut leger daor
met „meide" uit de kampongs kwame, om-
datte d'r geen blanke frouwe ware..." (Opa
bezigde een ander, lelijker woord dan
„meide").
Ik legde Opa uit dat die meneer X het mis
had. Meneer X zelf kon ik niet meer spre
ken, hij was in de hongerwinter bezweken.
Waarom meneer X een oude man moest
krenken in de trots op zijn „zwarte" schoon
dochter? Misschien afgunst, ik weet het
niet.
Verleden jaar zomer kocht ik het „Groot
fotoboek: Tempo Doeloe" van E. Breton de
Nijs. Ik hoopte daaruit meer te weten te
komen over het leven in de tangsi's uit
tempo doeloe. Want de beelden die daaruit
vertoond werden op de beeldbuis tijdens
een TV-uitzending van „Literaire Ontmoe
tingen", leken mij veelbelovend. Het boek is
een juweel om te bezitten, maar wat ik
zocht vond ik niet. Wel las ik onder meer,
hoe de „Jan Fuselier" van „tempo doeloe"
over het algemeen aangewezen was op de
prostitué's in de kampongs. Dit feit werd
trouwens tijdens bedoelde uitzending nog
even aangehaald.
Later, ik meen in november, werd het leven
en werken van Pa v. d. Steur belicht en
besproken in een TV-uitzending. Ook tijdens
deze uitzending kwam naar voren hoe de
Jan Fuselier van Tempo Doeloe hoofdzake
lijk aangewezen was op... enz., zie boven.
Ik voelde me gewoon niet lekker. Zonder de
geringste moeite kon ik grif aannemen dat
de waarheid werd belicht tijdens die uit
zendingen. Maar ik had geen voldoening,
en het stelde me dan ook teleur dat er niets
méér werd „gegeven". Ik bedacht hoe
pover, om niet te zeggen: slecht de voor
lichting hier altijd al geweest was t.a.v. ons
leven daar in „Indië". Ik meende dan ook
te mogen vrezen, hoe bedoelde uitzendin
gen op de TV de misvatting konden schep
pen bij de „pur sang" Nederlanders van
hier, als zouden de „Indische Nederlanders"
in wezen voor het grootste deel zo niet
allemaal nakomelingen zijn van de „Jan
Fuselier" en de prostitué's uit de kampongs.
Wat was voor mij ergo natuurlijker, dan
juist de jeugd van mijn moeder in de tangsi
als motief te kiezen voor mijn inzending,
toen ik aan de prijsvraag meedeed, die de
I.K.K.-T.T. verleden winter uitschreef. Ik
kon mij onmogelijk aan de drang om mee
te doen, onttrekken. Ik geloofde niet een
prijs te zullen winnen, wetend hoe zeer het
„tangsi-volkje" van weleer altijd veracht en
verguisd werd in onze eigen kringen.
Mijn bedoeling was er hoofdzakelijk op ge
richt om juist „één jury-lid", E. Breton de
Nijs, het verhaal over mijn ouders te laten
lezen. Immers, in de opdracht van de prijs
vraag werd gevraagd om „jeugdherinne
ringen" die eventueel zouden moeten kun
nen dienen als documentatie-materiaal over
het leven in „ons oude Indië".
Toen ik vernam dat uitgerekend mijn inzen
ding was bekroond met de 1e prijs, was
ik niet blij, maar vooral: dankbaar.
HbMöft WT HET OUDE ÏNDife
Si.' f f-.S v M h'f
zèvin J
ZOJUIST VERSCHENEN:
Prijs f 2,95
Nieuwe Indische humor, verhalen en
anecdoten geselecteerd uit 7 jaar
gangen van TONG-TONG.
Heeft U genoten van „Je-lah-je-rot?"
Verzuim dan niet ook dit boekje te
lezen!
'Verkrijgbaar bij Boekhandel Tong-
Tong, Prins Mauritslaan 36, Den Haag
Tel. 070-542.542, Giro 6685
Dankbaar, dat de gegevens van mijn ver
haal zouden helpen een misvatting te eli
mineren. Mijn dankbaarheid gold vooral de
nagedachtenis aan mijn vader, door wiens
levenshouding mij mogelijk werd gemaakt
zonder enige schroom te vertellen over zijn
leven met mijn moeder en over hun huwe
lijk. Mijn verhaal zou m.i. gerust als een
soort „aanvulling" beschouwd kunnen wor
den op het boek van E. Breton de Nijs, het
„Groot Fotoboek Tempo Doeloe". Al pre
tendeer ik niet ook maar zelfs in zijn scha
duw te kunnen staan aangaande de „schrijf
kunst". Evenals ook deze toelichting is te
beschouwen als „aanvulling" op zijn intro
ductie van het fragment uit mijn verhaal in
het TT-nr. van ultimo juli van dit jaar.
Voorts hoop ik met deze toelichting enige
clementie te mogen verwachten van alle
TT-lezers(essen), die zich „gekwetst" ach
ten door: anak kolong en nonnah liplap.
LIN SCHOLTE
„Kinnebeschuitje" het wrijven van
de ongeschoren kin op een kinderwang.
„Faane maad" plat A'dams voor."
fijne meid.
9