Nog meer over lekker eten Eigenlijk is het jammer dat maar zo weinig mensen beseffen dat ook Koken en Eten cultuur zijn. Wie cultuurhistorie leest, merkt al gauw dat beschavingen vaak en terecht op juiste hoogte geschat kunnen worden naar de verfijning van de gastronomie. De Franse keuken heeft zijn grote opkomst te danken aan zulke aristocratische eters als de Franse koningen, de Condé's, Talleyrand, de Richelieu (aan welke laatste b.v. de uitvinding wordt toege schreven van de mayonaise en de sauce béchamel), aan zulke keukenmeesters als Carême, Brillat-Savarin, Grimod de la Reynière, Escoffier. De keuken van het Romeinse imperium is gewoon legendarisch geworden door zulke namen als Lucullus en Sybaris (maar dat waren destijds realiteiten!). Marcus Antho- nius en Cleopatra kennen wij dank zij de laatste film alleen als „sex-bombs", maar zij waren o.m. ook verfijnde eters. Wie kent het verhaal van Cleopatra, die onder de indruk van een banket dat Anthonius aan richtte, hem „overtreffen" wilde door een parel van 24 karaat en zes miljoen sester tiën waard 1 miljoen) in citroensap op te lossen en op te drinken? De Borgia's waren niet alleen gifmengers maar ook aanrichters van luxueuze maaltijden. Leonardo da Vinei, Veronese, waren ook gerenommeerde fijn proevers. Wij hebben Michel Angelo, Rembrandt, Sha kespeare en Goya in glazen kastjes gezet en vergeten de toppunten van de Europese kookcultuur. De gewone man wil desnoods nog uit de verte de Franse kookkunst als cultuur erkennen (omdat „de fijne lui" het eten), maar onderschat de eenvoudiger kookkunst en heeft t.a.v. Indisch (Indone sisch eten) vaak doodgewoon een „fat soenscomplex". Toch zijn het de Portugese Conquistadores en Nederlandse kandjengbesars geweest die ons, eenvoudige Indischgasten, hebben leren eten. En die de uitvinders en „opvoer- ders" zijn geweest van de Indische rijst tafel. Honderden jaren voordat de Hollan ders in Indië kwamen, begon zich met de Portugezen al de Indische rijsttafel te ont wikkelen, d.w.z. een rijsttafel als cumula tie van het beste wat de diverse ethni- sche groepen van Indonesië zelf ontwikkeld hadden. De Portugezen zaten met hun han delshuizen door heel Oost-Azië heen en konden zich dus t.a.v. het eten breder oriën teren dan de diverse Indonesische volken, die vaak met elkander in oorlog leefden, althans weinig doordrongen waren van de culturele mogelijkheden van een tafel, waar „vriend en vijand en vreemdeling" in diverse schotels gepresenteerd waren. Het Portugees imperialisme was verder een uitgesproken aristocratisch imperialisme (het Nederlandse en Engelse waren merce- nair) en voerde een indrukwekkende status met fantastische banketten en tafelredevoe ringen. Zelfs de kleine man (de „Spaanse Brabander" van Bredero) deed eraan mee. In Oost-lndonesië, waar de Portugese in vloed het sterkst was, houdt men nog steeds van imposante banketten en worden nog steeds magnifique tafelspeeches af gestoken. Na een schuchter begin van de Hollanders met hun trapgevelhuisjes, hun grachten en brood, spek en bonen, namen deze na zekere tijd de allures van de Portugezen over. Zo zelfs dat een eeuw later reeds wetten uitgevaardigd moesten worden tegen een al te luxueuze status. Maar men had intussen de smaak van het weelderige leven in de Oost te pakken en tot de dag van vandaag zijn Hollanders uit de Oost van enige status voortreffelijke tafelkenners ge bleven. Evenals de Portugese fidalgo's wa ren de topfiguren in het Nederlandse Indië „gentlemen in their own right". Men gaf geen „klassieke diners" volgens Franse keukenprotocol, maar „IK" gaf een diner volgens hetgeen „IK" in een langdurige loopbaan had leren kennen als het fijnste van het fijnste. Zo'n „rare blanda" met rode konen en blauwe ogen bleek dan verdraaid goed te weten hoe goede clio of rendang moest smaken, waar je de fijnste troeboek van Glodok krijgen kon en welke kokkie de rawon moest maken en welke de ritja-ritja. Er waren planters, handelsmannen, officie ren en gezaghebbers, die gewoon beroemd waren om hun diners. De rijsttafel van Hotel des Indes (voor het eerst de rijsttafel op hoog niveau gecommercialiseerd) moest wel goed zijn, als zoveel fijnproevers er hun zaken- of festieve dinertjes gaven. Rijsttafel ontwikkelde zich in het restaura tie-vlak dus NIET in de eenvoudige kedai- nasi (waar alleen de ethnische lekkere hap jes werden geserveerd, dus b.v. in ee« Waroeng Djawa of een Restaurant Padang), maar „aan de tafels der aanzienlijken" en is dus cultuur „par excellence". Ik twijfel er verder niet aan of ook in menig Indone sisch huishouden van aanzien, b.v. bij re gentenfamilies of aanzienlijken uit het com merciële leven, is in de laatste decennia voor de oorlog een perfecte rijsttafel geser veerd. Het is jammer nochtans dat al deze fijn proevers t.a.v. hun eten niet voldoende cultuurbewust waren. Anders hadden wij tot de huidige dag zeker zulke gerechten gekend als „Cacap la Monod de Froide- ville" of „Saiur Parfait Ament" of desnoods een eenvoudige „gado-gado Jansen". Nu bestaat in onze Indische keukenliteratuur alleen nog maar de „Kerrie van Spal" en is slechts één Indische dame een eer deel achtig geworden die duizenden méér zeker verdienen. Want wat bij ons administratief systeem in Indië met zijn talloze overplaatsingen was weggelegd voor de kandjeng besar, was dus ook weggelegd voor „Kleine Boeng" en „Njonja Manis", die van Sabang tot Merau- ke tot Rembang tot Padang tot Ambon tot Batavia verhuisden en overal met de fijnste gerechten leerden kennis maken. In menig eenvoudig gezin ben ik verrast geweest met een maaltijd die inderdaad „super de luxe" was. Er is nog een andere groep van „ta'-asli", de Chinezen en de Indo-Chine zen, die zich op het gebied van goed koken en eten bijzonder onderscheiden heeft. Een van de beste kookboeken die ik ken, is ge schreven door een Chinees meisje van Padang, Lie Sek Hiang, in het Engels ver schenen bij Crown Publishers, New York, in de International Cook Book Series. Voor zover ik weet, bestaat er nog geen kookboek door een Indonesische geschre ven, maar als dit niet alreeds gebeurd is, zal het toch heel gauw ook komen. En ik zal nummer 1 in de rij staan om het te kopen! Want dat de Indische rijsttafel een sublieme tafel is, zal iedereen moeten beamen die of zelf veel goed Indisch gegeten heeft, of zelf vaak gekookt heeft. Ook de Chinese tafel en zelfs de Franse tafel werken niet zo geraffineerd met talloze kruiden en ingre diënten. En waar de Fransman slechts een „bouquet garni" heeft, heeft de Indische tafel een tampah vol kruiden, die om atten tie vragen. De Indonesische tafel heeft ver der een soort ingetogenheid, die zich niet te buiten gaat aan b.v. slangenvlees, mieren in chocola, walvisvlees en wat voor raritei ten nog meer. De Indonesische rijsttafel blijft echter een slag achter bij de Indische, die varkensvlees nog kent. En wie vooral de varkensvlees-gerechten van de rijsttafel kent (van Chinese, Balische, Menadonese oorsprong) begrijpt waarom je hier niet van Hollandse rijsttafel kan spreken, want zo exquis als hierbij varkensvlees wordt bereid en gesavoureerd, zo kent Holland het niet. De Hollandse pot is van nature simpel, har tig, smakelijk En dat is dat. Zodra een Hollandse tafel „overvloeit van spijzen" is óf een Franse, öf een Indische invloed merkbaar. Een kenmerk van de Indische tafel (en daar mag men „helaas!" bij uitroe pen) is overvloedigheid. En vaak zijn voor een gast de juiste maaltijden bij eenvou dige Indo's het meest „embarrassing", om dat als een Indo goed uit zijn slof wil schie ten, hij gewoonweg niet van ophouden weet. Aan een Hollandse tafel zit men om te eten. Aan een Indische tafel zit men als in een museum met veel cultuurverschijnselen en het gadeslaan van een Indische DAME aan een goede Indische tafel is een vreugde op zichzelf. Het samenstellen van elk hapje weer uit de vele sambalans, asinans en sajoerans. Het proeven van sambal en niet het blazen van hetigheid. Het „invoeren" van soep bij de rijsttafel is technisch fout. De rijsttafel heeft zijn sajoe- 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 10