Mijn eerste varkensjacht Tanda Mata's van Tong Tong Bestelbon Iets heel speciaals: Alle artikelen zijn van verzilverd roestvrij staal en hebben als embleem een kleine Tong Tong: Prijs: Porti: Totaal: Sleutelring Code: tm-1 f. 1,90 f. 0,15 f. 2,05 Theelepeltje Code: tm-2 1,75 0,15 1,90 Luciferhouder Code: tm-3 1,60 0,15 1,75 Briefopener Code: tm-4 1,75 0,15 1,90 Broches (goud- of zilverkleurig) Code: tm-5 (g of z) 0,90 0,10 1,— Hangertjes Code: tm-6 1,— 0,10 1,10 Dover Code: tm-7 1,40 0,15 1,55 Een rantang is een onmisbaar attribuut in ie der Indisch huishouden. Verkrijgbaar in 2 maten: met 4 en met 2 (allu- minium) pan netjes. Code: R 2 Bestelbon in open enveloppe als drukwerk (5 ct. postzegel) opsturen naar: TONG-TONG, Pr. Mau- ritslaan 36, Den Haag. Pas na ontvangst van de betaling wordt de bestel ling verzonden. este Tong-Tongers, tuur mij uit jullie WAROENG: (Code 4. aantallen) (totaalbedrag) Naam: Adres: Woonpl.: Het bedrag ad wissel worden overgemaakt. (Giro TT: 6685). (Handtekening) zal per giro/post- Toen ik in de vierde klas van de H.B.S. zat, werd vader overgeplaatst van Medan naar Semarang. Op school raakte ik be vriend met een jongen van mijn leeftijd Willy Bus geheten. Willy was, zoals vele Semarangse jongens „jager" in hart en nieren. Bij hen begon het met de windbuks (windsbuk!). Schieten op alles wat los en vast was. Later kwam de Winchester. Hier mee gingen ze op de snippenjacht, schoten blèkoks uit de bomen en jaagden op per- koetoets. Toen ik Willy leerde kennen ging hij al geregeld met z'n vader mee op de varkens- jacht. Hij maakte me jaloers met z'n verha len over het jagen op tjèlèngs. In krom Nederlands, doorspekt met Maleis hoorde je dan: „Wah sègl ik lig met vader op de loer... wij horen de gladakkers aanslaan! (hier bootste hij 't gekef van de honden meesterlijk na) mijn hart, hij gaat: „keplok- keplok!" Vader schiet... dèrü ik schiet dèr! Wah! tjèleng, hij slaat over de kop rolt over de gron mati! wah! mampoes be- toel!" Deze en dergelijke verhalen maakten me hoe langer hoe meer „kepingin" om mee te gaan jagen. Willy legde me haarfijn uit wat het verschil was tussen een drijf- en een posteerjacht. Voor de laatste had hij een zekere minachting. Ik zeurde thuis net zo lang tot ik op mijn verjaardag een geweer van m'n vader kreeg. Het was een dubbelloops jachtgeweer van een vrij zwaar kaliber, en met getrokken loop. Van m'n zakgeld kocht ik een jacht mes met schede. Ik moest nu nog leren schieten. Willy en z'n vader leerden me dat. Nu had meneer Bus er geen bezwaar meer tegen dat ik meeging op de tjèlèng-jacht. En zo gingen we op een zaterdagmiddag, de vrije zondag in het vooruitzicht, met z'n drieën op stap. We zouden gaan jagen in de heuvels ten zuiden van de Oengaran. Vol gens Willy wemelde het daar van wilde varkens. In die tijd hadden wij nog geen eigen auto. Meneer Bus ook niet. Van autobusdiensten was nog geen sprake. We huurden dus een sado, bespannen met twee paardjes. We konden er met z'n drieën net in. Op de lange, steile hellingen moesten we uitstap pen. Onder luid geschreeuw vergezeld van de nodige zweepslagen trokken de biekjes de sado naar boven. Vooral de „grote gombel" leverde moeilijkheden op. Ik heb me altijd verbaasd over de prestaties van die kleine, meestal slecht verzorgde paard jes. Ongeveer halverwege Oengaran bereikten we een punt, waar de sado van geen dienst meer was. We gingen de rimboe in. Veel barang hadden we niet bij ons. Behalve ons geweer, wat losse patronen en een veldfles met koude thee hadden we alleen maar een boengkoesan met ketoepat, pisang goreng en wat djeroeks te dragen. En dat was maar goed ook, want de tocht, die nu volgde was niet voor de poes. Ik was niet zo getraind als Willy en z'n vader en had moeite hen bij te houden. We bereikten eindelijk een dessa, waar we bij de Loerah onderdak vonden. De Loerah, die een oude bekende voor meneer Bus was, ontving ons op de gebruikelijke, hoffelijke wijze. We kregen de enige baleh-baleh die er was, aangewezen als slaapplaats. Ik heb die nacht bijna niet geslapen. Een klamboe had den we niet. De muskieten lieten ons geen ogenblik met rust en bovendien begon de hele Loerah-familie, die op tikars sliep, in alle toonaarden te snurken. Ik was dan ook blij, toen we tegen zonsopgang op konden staan, stijf van het ongewone slapen op een baleh-baleh zonder bultzak. De Loerah had voor drijvers gezorgd, die een stel keffende lelijke honden bij zich hadden. Ze zaten vol met littekens, overge houden uit de gevechten met de tjèlèngs. We moesten nog een heel eind lopen voordat we het jachtterrein bereikten. Na een uur ongeveer kwamen we bij de rand van een ravijn. Daar stelden we ons op in het struikgewas. Wij lagen niet zo heel ver van elkaar af. Vol spanning wachtte ik op de dingen, die gingen gebeuren. Plotseling hoorde ik niet zo ver meer van ons af de honden aanslaan. Ze hadden een tjèlèng te pakken! ledereen, die de drijf jacht kent, weet hoe opwindend dat moment is. Ik lag dan ook te trillen van de spanning! En zowaar, daar kwam een kanjer van 'n zwijn aanrennen, recht op de plaats af waar ik lag. Vrijwel blindelings trok ik af! Rake lings schoot de tjèlèng langs mij heen. Zonder me verder te bedenken, sprong ik op en begon achter het beest aan te hollen. Achter me hoorde ik iemand nog wat roe pen maar ik luisterde niet eens. Struikelen de over oneffenheden in het begroeide ter rein zette ik, dol van opwinding, de achter volging in. En warempel ik haalde de tjèlèng in. Plotseling echter, ik was het beest op enige meters afstand genaderd, draaide het zich om, gereed mij aan te vallen. Ik greep auto matisch naar m'n jachtmes. Weg mesl Tijd om 'n tweede schot te lossen had ik niet. Daar hoorde ik achter me roepen: „Spring opzij!" „Laat je plat vallen!" Ogenblikkelijk daarna klonk 'n schot en het zwijn zeeg neer. De spitse, ruige kop met de dreigende slagtanden vlak bij me. Willy, die de dolle achtervolging had gezien, was mij nagerend en had net op tijd ingegrepen. Met een grijns overhandigde hij me m'n jachtmes. Dat had hij onderweg nog voor me opge raapt. Het bleek, dat ik de tjèlèng in z'n rechterpoot had geraakt. Het schot van Willy was door z'n kop gegaan. Ik kreeg van Willy's vader het nodige te slikken over mijn onvoorzichtigheid. Maar hoe het ook zij, ik kwam vol trots thuis met een achterbout als trofee. Mijn eerste jachtbuit! Later ben ik met Willy ook eens gaan „posteren". Daar had ik na één keer ge noeg van. Het is verre van prettig uren lang onbeweeglijk op een boomtak te zitten, ge plaagd door zwermen muskieten en dan nog onverrichter zake, teleurgesteld omdat er niets uit komt, naar huis te gaan. Neen, geef mij dan maar de drijfjacht! SINJO RENDA 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 13