VAN HIER EN GUNDER
m v~
Jl
n -V
„EN AVANT, ROSSINANT!"
vervolg van pag. 2
zien dat veel „algemeen ontwikkelden van
Nederland after all alleen maar geschikt
bleken te zijn voor lagere werkzaamheden
en alsmaar „de nieuwe slag niet te pakken
kunnen krijgen". Andere weer, die in Hol
land laag aangeschreven staan voor ont
wikkeling hebben in korte tijd een briljante
carrière gemaakt.
Je hoort in Nederland vooral door Neder
landers (massa's Indo's staan nog steeds in
stomme bewondering voor alles wat „ge
leerd" is) vaak mopperen over de „grauw
heid" van de maatschappij, en dat ondanks
het feit dat doorsnee Holland schrikbarend
veel leert. Hoe kan dat? Holland zou moe
ten schitteren en fonkelen van de Kennis.
Maar in massa's gesprekken hoor je alleen
maar „school-cliché's". Als je naar een
opinie vraagt, komt fluks een van geleerd
heid getuigende opinie... van een ander!
B.v.: professor die en die heeft gezegd;
volgens de theorie van zus en zo; in dit of
dat standaardwerk staat, enz. enz. De raaf
paradeert met de veren van de pauw! Nee
meneer, ik geef niet om opinies van andere
,,Ik zeg het zonder enig leedvermaak, maar de
tijd komt ook voor Tjalie dat hij als elke
Indischman ergens teruggetrokken gaat leven
Zonder fouten te willen zoeken of aanwijzin
gen: als de Indischman inderdaad wat had
kunnen brengen in Nederland (behalve geld
en loonarbeid) zou het al lang gebeurd zijn.
Er zijn constructies in het denken van Neder
lander en Indischgast, die elkaar absoluut blij
ven afstoten..." N. N. Wilkens
Méér dan dat: enkele van mijn oudste
vrienden weten dat ik zelfs nog vóór ik
Tong-Tong begon vertelde: „Eens komt het
derde deel uit van de Piekerans van een
Straatslijper, nl. de Piekerans in Holland.
En op het omslag zal ik op de voorkant
(en vaak morsdode) mensen. Ik wil uw
levende opinie van vandaag! Maar isterniet-
metchem...!
In een troebele poel kunnen bedervende
resten van professoren liggen of beder
vende resten van wormen. De eerste zijn
het ergst. En als er geen microben zijn om
deze professoren op te ruimen, wordt de
poel één grote vergaarplaats van verrotting.
Wat vele gestudeerden nog niet weten is
dat 90% van hun kennis al lang dood en
bedorven is. Iemand die nog steeds glo
rieus weet dat (a -H b) (a b) a2 b2,
maar de toepassing niet hanteert in het
leven van vandaag, loopt met een brokje
bederf in zijn levend vlees.
Het is al lang geen geheim meer dat de
intelligentsten onder het Nederlandse volk
al lang weten dat het scholingsproces in
Holland op verkeerde banen is. Af en toe
laait er in de pers een conflict op, dat he
laas altijd weer uitdooft. Want het systeem
is al „ingeroest". Er zitten al veel te veel
geestloze en dode mensen lekker safe op
een „white collar plaatsje", waar ze hun
tijd verdoen met op een potlood kauwend
tekenen een geharnaste Don Quichote, in
stormend op Hollandse windmolens. En op
de achterkant een „gekotjokt" ter aarde
liggende Don met gebroken Tong-Tong
(pardon, lans), terwijl de molentjes lustig
doorwapperen. Terzijde Sancho Pancha,
Kleine Boeng op zijn ezeltje, met rantangs
en boengkoesans aan zijn zadel: pensioen,
sociale zekerheden, AOW, etc. En de Rossi
nant, mijne heren Wilkens et cetera, dat
bent U, de Grote Boeng, gepensioneerd,
oud. Hoe vindt U dat beeld? Wordt niet
boos, wilt U?
Maar nog méér dan dat: ik heb al deze
jaren van Tong-Tong een soort schuldge
voel gehad tegenover Rossinanten en San-
glazig uit het raam te kijken, af en toe een
krabbel zettend op een uniform staatje. Dit
zijn de mensen, die af en toe in gesprekken
imposant literatuur kunnen opspuiten, maar
in Tong-Tong „niks zien". Die zich Indische
Nederlander noemen en noch van Indië noch
van Nederland een lor afweten, maar zo
lekker „djempol" zitten achter hun eind
HBS-etiketje. Intellectualisme is de triomf
van de banale mens. En de historie van de
hele mensheid leert: als de mens meer
heeft dan hij waard is, zal hij zich er met
armen en benen aan vast klampen, als een
drenkeling aan een „gètèk". De historie
leert ook dat er steeds meer drenkelingen
op het „houtvlot van het intellectualisme"
klauteren liever dan zelf te zwemmen en
te verdrinken. En iedereen (ook zonder stu
die) begrijpt waar dat mee eindigt...
Maar de hemel zij dank is ons allemaal een
veilig bestaan gegarandeerd van het wieg
tot het graf. We hebben allemaal dus nog
„effe de tijd" en „après nous Ie déluge!"
T. R.
cho Pancha's, omdat ik ze maar steeds
probeerde te adjakken, omdat ik rondliep
met een ideaal: van deze groep van drie
kwart miljoen Indischgasten een integre
rend en mousserend deel te maken van het
Nederlandse volk, „tot meerdere glorie van
het vaderland". Doe mee, doe mee! Ik heb
ze soms uitgescholden: „Wees niet zo
lamlendig. DOE WAT!" En ik wist dat ik
fout was: hoeveel oudere, wijzere, eminente
„kandjeng besars" heb ik niet thuis opge
zocht en met ze gepraat en geweten dat zij
het beter wisten dan ik en dat er voor hun
teruggetrokken leven een grondige en abso
lute reden was.
Ik ben niet onbescheiden geweest, want ik
wist dat er Hollanders waren van veel gro
tere allure dan ik (zowel Indisch als niet-
Indisch) die ook tevergeefs gevochten had
den voor vernieuwing van Denken en Le
ven, van Jacob van Maerlandt af tot Multa-
tuli, Ter Braak, Du Perron toe, maar nog
maals: ik hoopte: in een nieuwe tijd en met
300.000 man: er IS een kans.
Nochthans: als de kans niet genomen
wordt; we hebben ons niet zonder slag of
stoot gewonnen gegeven. Voor de moedige
en vergevensgezinde medewerking aan het
bestaan van Tong-Tong, op zijn minst door
het nemen van een abonnement, zal ik mijn
leven lang dankbaar blijven. Mochten wij
inderdaad alles verliezen en de tijd inder
daad komen dat wij ieder op ons eigen
houtje en in vergetelheid het hoekje om
gaan, we hebben in elk geval de aparte
„ouderdomsvreugde" van de veteraan, de
„prizefighter", die verkozen heeft in het
kreits te treden boven het veilig en ver
standig zitten tussen het eindeloos stomme
katjangkauwende publiek. Sommige nuttelo
ze paarden sneuvelen als Rossinant, andere
worden humaan geslacht bij de paarden-
slager. Het is geen kwestie van keuze,
maar van móeten. T. R.
18